Index
2
I
Aanbevolen bandenspanning koud ································7-36
Aanbevolen smeermiddelen en hoeveelheden·················8-4
Aanbevolen SAE-viscositeitsindex ·····························8-5
Aanduwen of aanslepen ···················································6-7
Aansluiting ···································································4-132
Aansteker ·····································································4-130
Aanvullend veiligheidssysteem ·····································3-37
Accu ···············································································7-32
Achterklep······································································4-21
Noodontgrendeling achterklep ··································4-22
Achterruitverwarming····················································4-99
Actieve hoofdsteun ··························································3-9
Afmetingen ······································································8-2
Afstellen van de achterbank ··········································3-12
Afstellen van voorstoel - elektrisch ·································3-5
Afstellen van voorstoel - handmatig ·······························3-4
Airbag bestuurder ··························································3-44
Airbag voorpassagier ·····················································3-44
Airbags ···········································································3-37 Airbag bestuurder en voorpassagier··························3-44
Airbagsensoren ··························································3-50
Curtain airbag ····························································3-49
Onderdelen aanvullend veiligheidssysteem en functies ···································································3-41
Waarschuwingslampje airbag····································3-41
Waarschuwingslabel airbags ·····································3-58
Zijairbag ····································································3-47 Alarmknipperlichten ······················································4-85
Antiblokkeersysteem (ABS) ··········································5-29
Antidiefstalsysteem························································4-14
Asbak ···········································································4-130
Audiosysteem·······························································4-137
Ruitantenne······························································4-137
Toets audioafstandsbediening ·································4-138
Automatisch ontwasemingssysteem ····························4-127
Automatisch verwarmings- en ventilatiesysteem ········4-110 Airconditioning ·······················································4-117
Automatische verwarming en airconditioning ········4-112
Handmatig bediende verwarming en airconditioning ······················································4-113
Automatische transmissie ··············································5-18
Schakelblokkeersysteem ···········································5-22
Sleutelblokkeersysteem ·············································5-23
Sportstand ··································································5-21
Automatische-transmissievloeistof ································7-23
Aux-, USB- en iPod-aansluiting ··································4-136
Bagagenet houder ························································4-135
Bagageruimteverlichting················································4-98
Banden en wielen ···················································7-36, 8-3 Aanbevolen bandenspanning koud ···························7-36
Banden vervangen ·····················································7-41
Controleren bandenspanning·····································7-38
Grip············································································7-43
A
B
Onderhoud
8
7
Ten minste maandelijks:
Controleer het koelvloeistofniveau in
het expansievat.
Controleer de werking van alle verlichting van uw auto, inclusief de
remlichten, richtingaanwijzers en
alarmknipperlichten.
Controleer de bandenspanning van alle wielen inclusief het reservewiel.
Twee keer per jaar
(in het voorjaar en in het najaar):
Controleer de radiateurslangen en de slangen van de verwarming en de airconditioning op lekkage enbeschadigingen.
Controleer de werking van de ruitenwissers en -sproeiers. Reinig de
ruitenwisserbladen met een schone,
met ruitensproeiervloeistof doordrenktedoek.
Controleer de stand van de koplampen.
Controleer de dempers, de uitlaatpijpen, de hitteschilden en de
bevestigingen van de uitlaat.
Controleer de werking van de driepuntsgordels en controleer op
slijtage.
Controleer of het profiel van de banden nog voldoende is en controleer of de
wielmoeren goed zijn aangedraaid.
Ten minste eenmaal per jaar:
Reinig de afvoeropeningen aan deonderzijde van de portieren en de
dorpels.
Smeer alle portierscharnieren, slotvangers en motorkapscharnieren.
Smeer de portier- en motorkapsloten, - vergrendelingen.
Smeer de portierrubbers.
Controleer vóór de zomer de werking van de airconditioning.
Controleer het vloeistofniveau van de stuurbekrachtiging.
Controleer en smeer het bedieningsmechanisme van de
automatische transmissie.
Reinig de accu en de accupolen.
Controleer het remvloeistofniveau.
757
Onderhoud
Naam zekeringSymboolStroomsterktezekeringBeveiligd onderdeel
MODULE 310AMotor-ECU, PDM, Smart Key-module, regelunit injectoren (G6DJ)
MODULE 17,5AAMP, audiosysteem, A/V- en navigatiesysteem, multimonitor, monitor vóór, leeslampje,
schakelaar elektrisch verstelbare buitenspiegel
POWER OUTLET15A12V-aansluiting achterste deel middenconsole
MODULE 610ABCM, PDM, Smart Key-module
MODULE 27,5A
IPS-module, instrumentenpaneel (IND, MICOM), BCM, controlelampje selectiehendel
automatische transmissie, multifunctionele schakelaar (afstandsbediening), multimeter,
koppelingsschakelaar cruise control, regelunit automatische koplampverstelling,
module klimaatregeling, module stoelverwarming bestuurders-/voorpassagiersstoel,
remlichtschakelaar, schakelaar en servo koplamphoogteverstelling links/rechts,
sensor parkeerhulp voor links/rechts, sensor parkeerhulp achter en midden links/rechts
MODULE 57,5ASchakelaar sportmodus (AT), sleutelsolenoid
STOP LP15ARelais remlichtsignaal
MODULE 77,5AAanjagerrelais, module schuif-/kanteldak, module klimaatregeling, ionisator dashboard (automatische airconditioning), elektrochromatische binnenspiegel
MODULE 47,5ABCM, PDM, IPS-module, vacuümschakelaar,
verbindingsblok E/R links (relais vacuümpomp)
WIPER FRT25AMultifunctionele schakelaar (ruitenwisser), motor ruitenwisser voor,
verbindingsblok E/R links (relais ruitenwisser voor, relais koplampsproeier)
START10AVerbindingsblok E/R links (startrelais), contactslot, transmissiestandschakelaar,
motor-ECU (G6DJ), relais claxon alarmsysteem
BLOWER7,5AModule klimaatregeling
Onderhoud
60
7
Naam zekeringSymboolStroomsterkte
zekeringBeveiligd onderdeel
ZEKERING
B/ALARM10AICM-relaiskast (relais claxon alarmsysteem)
DEICER15ARelais voorruitverwarming
H/LP WASHER20AKoplampsproeierrelais
VACUUM PUMP15ARelais vacuümpomp (G4KF A/T)
DR LOCK10ASmart Junction-box (relais portiervergrendeling, relais portierontgrendeling)
BRAKE SW10ARemlichtschakelaar
HORN15AClaxonrelais
DEDICATED DRL10ARelais DRL
B/UP LP10AMT - Schakelaar achteruitrijlicht
AT - Achterlichtunit links/rechts, elektrochromatische spiegel, hoofdunit A/V- en navigatiesysteem
Wat te doen in een noodgeval
2
6
WAARSCHUWINGSSIGNALEN
Alarmknipperlichten
De alarmknipperlichten dienen ervoor
om de overige weggebruikers te
waarschuwen om extra voorzichtigheid inacht te nemen bij het naderen, inhalen of
passeren van uw auto. Ze dienen te worden gebruikt innoodsituaties of als de auto aan de kant
van de weg tot stilstand is gekomen.
Druk de schakelaar van de
alarmknipperlichten in met het contact in
een willekeurige stand. De schakelaar
alarmknipperlichten bevindt zich in het
dashboard. De schakelaar zorgt ervoor
dat alle knipperlichten geactiveerd
worden.
• De alarmknipperlichten werken
ongeacht of de motor draait of niet.
De richtingaanwijzers werken niet wanneer de alarmknipperlichten
ingeschakeld zijn.
Wees voorzichtig bij het gebruiken van de alarmknipperlichten wanneer de
auto gesleept wordt.
OBK044044
63
Wat te doen in een noodgeval
WAT TE DOEN IN EEN NOODGEVAL TIJDENS HET RIJDEN
Als de motor afslaat op een kruising of kruispunt Zet de selectiehendel in stand N als de
motor afslaat op een kruising of
kruispunt en duw de auto naar een
veilige plek. Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt
Als tijdens het rijden een band leegloopt:
1. Laat het gaspedaal los en verminder
vaart terwijl u rechtuit blijft rijden. Trap niet direct het rempedaal in en probeer
ook niet direct naar de kant van de wegte sturen omdat u hierdoor de controle
over de auto zou kunnen verliezen.
Rem voorzichtig zodra de snelheid zo
laag is dat u dat veilig kunt doen en zet
de auto aan de kant van de weg.
Zet de auto zoveel mogelijk aan de
kant van de weg en parkeer op een
stevige, vlakke ondergrond. Parkeer
niet in de middenberm als u op een
snelweg rijdt met gescheiden rijbanen.
2. Zet als de auto stilstaat de alarmknipperlichten aan, activeer de
parkeerrem en zet de transmissie in
stand P (automatische transmissie) of
in de achteruit (handgeschakelde
transmissie).
3. Laat alle inzittenden uitstappen. Laat iedereen uitstappen aan die zijde van
de auto die van het langsrijdende
verkeer afgewend is.
4. Volg bij het vervangen van een lekke band de aanwijzingen in dit hoofdstuk. Als de motor afslaat tijdens het rijden
1. Laat de auto geleidelijk uitrollen en blijf
daarbij rechtuit rijden. Probeer de auto
op een veilige plaats tot stilstand tebrengen.
2. Schakel de alarmknipperlichten in.
3. Probeer nogmaals de motor te starten. We adviseren u contact op te nemen
met een officiële HYUNDAI-dealer als
de motor niet start.
619
Wat te doen in een noodgeval
Wielen verwisselen
1. Plaats de auto op een stevige envlakke ondergrond en trek de
parkeerrem stevig aan.
2. Zet de versnellingspook in de achteruitversnelling (handges
-
chakelde transmissie) of zet de selectiehendel in stand P
(automatische transmissie).
3. Schakel de alarmknipperlichten in. 4. Neem de wielmoersleutel, de krik,
de krikslinger en het reservewiel
uit de auto.
5. Plaats wielblokken voor en achter het wiel dat zich diagonaal
tegenover het te verwisselen wiel
bevindt.
WAARSCHUWING -
Wielen verwisselen
Trek de parkeerrem altijdvolledig aan en blokkeer het
wiel dat zich diagonaal
tegenover het te verwisselen
wiel bevindt om te voorkomendat de auto tijdens het
verwisselen van een wiel
beweegt.
Geadviseerd wordt om blokken voor en achter dewielen te plaatsen en iedereende auto te laten verlaten
voordat deze wordt opgekrikt.
OBK062014LOBK062004L
551
Rijden met uw auto
Aanbrengen van sneeuwkettingen
Volg voor het plaatsen van de kettingen
de aanwijzingen van de fabrikant en trek
de kettingen zo strak mogelijk aan. Matig
uw snelheid als u met sneeuwkettingen
rijdt. Als u de kettingen tegen de
carrosserie of het chassis hoort slaan,
stop dan meteen en trek de kettingen
aan. Als ze daarna nog tegen de autoslaan, matig uw snelheid dan totdat dit
niet meer gebeurt. Verwijder de kettingen
zodra u weer op een schone weg rijdt.
WAARSCHUWING-
Sneeuwkettingen
Het rijgedrag van de auto kan door het gebruik van kettingen
negatief beïnvloed worden.
Rijd nooit sneller dan 30 km/h (20 mph) of sneller dan de door de
fabrikant aanbevolen snelheid.
Houd de laagste snelheid aan.
Rijd voorzichtig en vermijd oneffenheden, gaten, scherpe
bochten en andere situaties
waardoor de auto plotseling zoukunnen uitveren.
Vermijd het maken van scherpe bochten en het remmen met
geblokkeerde wielen.OPMERKING
Kettingen die een verkeerde maat
hebben of niet goed gemonteerd
zijn, kunnen de remleidingen, wielophanging, carrosserie, envelgen van uw auto beschadigen.
Stop onmiddellijk en span de kettingen aan zodra u ze tegen deauto hoort tikken.
WAARSCHUWING -
Monteren van
sneeuwkettingen
Parkeer de auto op een vlakke
ondergrond en uit de buurt van het
overige verkeer voor het monteren
van de sneeuwkettingen. Zet de
alarmknipperlichten aan en plaats
indien mogelijk een
gevarendriehoek achter de auto. Zet
de transmissie in stand P, activeer
de parkeerrem en zet de motor af
alvorens de sneeuwkettingen temonteren.