Page 17 of 88

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
DAU10472
Contactslot/stuurslot Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.OPMERKINGGebruik de standaardsleutel (zwarte greep)
voor regelmatig gebruik van de machine.
Bewaar de codeersleutel (rode greep) op
een veilige plaats en gebruik deze uitslui-
tend voor hercodering om het risico op ver-
lies te minimaliseren.
DAU36870
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en hetparkeerlicht gaan branden en de motor kan
worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKINGDe koplamp gaat automatisch branden als
de motor wordt gestart en blijft aan totdat de
sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, zelfs als
de motor afslaat.
DAU10661
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10061
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-
door worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een onge-
val.
DAU10683
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en
draai deze dan naar “LOCK”. Houd de
sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.1. Drukken.
2. Draaien.12
U1CRD1D0.book Page 2 Friday, September 23, 2011 11:17 AM
Page 18 of 88

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAU10941
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richtin-
gaanwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “ ” te kunnen draaien.
LET OP
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-
den raken.
DAU49391
Controle- en waarschuwings-
lampjes
DAU11030
Controlelampjes
richtingaanwijzers “ ” en “ ”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
1. Drukken.
2. Draaien.12
1. Vrijstandcontrolelampje “ ”
2. Controlelampje startblokkering
3. Controlelampje grootlicht “ ”
4. Controlelampje rechter richtingaanwijzers “ ”
5. Controlelampje linker richtingaanwijzers “ ”
6. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
7. Controlelampje brandstofniveau “ ”
U1CRD1D0.book Page 3 Friday, September 23, 2011 11:17 AM
Page 19 of 88

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11365
Waarschuwingslampje
brandstofniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 3.0 L (0.79 US gal, 0.66 Imp.gal).
Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof
bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.OPMERKINGDit model is bovendien uitgerust met een
zelfdiagnosesysteem voor het circuit van
het waarschuwingslampje brandstofniveau.Als het waarschuwingscircuit voor het
brandstofniveau een probleem aangeeft,
wordt de volgende cyclus herhaald totdat
de storing is opgeheven: Het waarschu-
wingslampje brandstofniveau knippert acht
keer en dooft dan gedurende 3.0 seconden.
Als dit zich voordoet, vraag dan een
Yamaha dealer de machine te controleren.
DAU11534
Waarschuwingslampje
motorstoring “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knipperen wanneer er een probleem wordt
aangegeven in het elektrisch circuit dat de
motor controleert. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te
controleren. (Zie pagina 3-7 voor uitleg over
de werking van het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
DAU38624
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het controlelampje
moet enkele seconden oplichten en dan uit-
gaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-7 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesys-
teem.)
U1CRD1D0.book Page 4 Friday, September 23, 2011 11:17 AM
Page 20 of 88

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
DAU4073D
Multifunctionele meter
WAARSCHUWING
DWA12422
Zorg dat de machine stilstaat voordat u
wijzigingen in de instellingen van de
multifunctionele meter gaat aanbrengen.
Het aanbrengen van wijzigingen tijdens
het rijden kan u afleiden en vergroot het
risico op een ongeval.De multifunctionele meter biedt de volgen-
de voorzieningen:●
een snelheidsmeter
●
een toerenteller
●
een brandstofniveaumeter
●
een kilometerteller
●
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
●
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afstand aangeeft die wordt afge-
legd op de brandstofreserve)
●
een klok
●
een voorziening voor zelfdiagnose
●
een helderheidsregeling
OPMERKING●
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de toets “SELECT”
en de terugsteltoetsen gebruikt. Dat
hoeft echter niet als u de helderheid
wilt instellen.
●
Alleen voor Groot-Brittannië: Om te
wisselen tussen de kilometer- en mij-
lenweergave van de snelheidsmeter
en de kilometerteller/ritteller drukt u de
toets “SELECT” minstens twee secon-
den in.
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofniveaumeter
3. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofre-serve/klok
4. Toerenteller
1. “SELECT”-schakelaar
1. Terugstelschakelaar
U1CRD1D0.book Page 5 Friday, September 23, 2011 11:17 AM
Page 21 of 88

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
Snelheidsmeter
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, slaat de naald van de snelheidsme-
ter eenmaal helemaal uit tot aan de hoogste
snelheid en keert daarna weer terug naar
nul om het elektrische circuit te testen.Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de be-
stuurder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot het hoogste aantal toeren
per minuut en keert daarna weer terug naar
nul tpm om het elektrische circuit te testen.
LET OP
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 5000 tpm en hoger
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
naald beweegt naar “E” (leeg) naarmate het
brandstofniveau daalt. Wanneer de aan-
wijsnaald bij “E” staat, is er nog ca. 3.0 L
(0.79 US gal, 0.66 Imp.gal) in de tank aan-
wezig. Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de brandstofniveaumeter
eenmaal helemaal uit tot aan het hoogste
niveau en keert daarna terug naar het huidi-
ge niveau om het elektrische circuit te tes-
ten.
1. Snelheidsmeter
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
1. Brandstofniveaumeter
U1CRD1D0.book Page 6 Friday, September 23, 2011 11:17 AM
Page 22 of 88

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
OPMERKINGNadat de tank is bijgevuld geeft de brand-
stofniveaumeter niet het juiste niveau aan
tenzij de rijsnelheid hoger is dan 5 km/h (3
mi/h).Kilometerteller, rittellers, ritteller voor
brandstofreserve en klok
Door indrukken van de “SELECT”-toets wis-
selt de weergave tussen de kilometerteller-
modus “ODO”, de rittellermodi “TRIP 1” en
“TRIP 2” en de klokmodus, in de onder-
staande volgorde:
ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → Klok → ODO
Als het waarschuwingslampje brandstofni-
veau aangaat (zie pagina 3-3), wisselt de
weergave automatisch naar de brandstofre- serve-rittellermodus “F-TRIP” en wordt de
afgelegde afstand vanaf dat punt aangege-
ven. In dat geval wordt door het indrukken
van de toets “SELECT” in de onderstaande
volgorde gewisseld tussen de diverse weer-
gaven van rittellers, kilometerteller en klok:
F-TRIP
→ TRIP 1 → TRIP 2 → Klok →
ODO → F-TRIP
Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de toets “SELECT”
te drukken en houdt u daarna de terugstel-
toets minstens één seconde lang ingedrukt.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
deze automatisch teruggesteld zodra na het
tanken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt
de vorige weergavemodus weer.
Om de klok op tijd te zetten
1. Druk op de toets “SELECT” om te wis- selen naar de klokweergave.
2. Houd de toets “SELECT” en de terug- steltoets tegelijkertijd ten minste twee
seconden ingedrukt.
3. Als de uuraanduiding begint te knippe- ren, druk dan op de terugstelknop om
de uren in te stellen.
4. Druk op de “SELECT”-toets en de mi- nutenaanduiding zal gaan knipperen.
5. Druk op de terugstelknop om de minu-
ten in te stellen.
6. Druk op de “SELECT”-toets en laat deze dan los om de klok te starten.
Zelfdiagnosesysteem
1. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofre- serve/klok
1. Klok
1. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
2. Weergave foutcode
3. Controlelampje startblokkering
1
2
3
U1CRD1D0.book Page 7 Friday, September 23, 2011 11:17 AM
Page 23 of 88

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden of knip-
peren en geeft het kilometerteller-/ritteller-
/klokdisplay een foutcode weer.
Als het kilometerteller/ritteller/klok-display
foutcodes weergeeft, noteer deze dan en
vraag een Yamaha dealer om het voertuig
te controleren.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem.
Als in de circuits van het startblokkeersys-
teem een storing wordt gedetecteerd, gaat
het controlelampje startblokkering knippe-
ren en geeft het display een foutcode weer.OPMERKINGAls het display foutcode 52 weergeeft, be-
treft dit mogelijk een storing in het transpon-
dersignaal. Als deze fout zich voordoet,
probeer dan het volgende.1. Start de motor met behulp van de co-deersleutel.OPMERKINGHoud andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de- zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-
start.
2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeersleu-
tel en beide standaardsleutels naar
een Yamaha dealer en laat de stan-
daardsleutels opnieuw coderen.LET OP
DCA11590
Wanneer het display een foutcode aan-
geeft, moet de machine zo spoedig mo-
gelijk worden gecontroleerd om
motorschade te voorkomen.
Helderheidsregeling
Voor de onderstaande componenten kan
de helderheid worden ingesteld:●
het paneel voor de multifunctionele
meter (nummer “1”)
●
het LCD (nummer “2”)
●
de naalden van snelheidsmeter, toe-
renteller en brandstofniveaumeter
(nummer “3”)
Selecteer de helderheidsregeling als volgt. 1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Druk de “SELECT”-toets in en houd
deze ingedrukt.
3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht vijf
seconden en laat dan de “SELECT”-
toets los.
1. Paneel multifunctionele meter
2. LCD
3. Naald snelheidsmeter
4. Toerentellernaald
5. Naald brandstofniveaumeter
U1CRD1D0.book Page 8 Friday, September 23, 2011 11:17 AM
Page 24 of 88

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
Nummer “1” wordt weergegeven.
4. Stel de helderheid van het paneel voor de multifunctionele meter in door op de
terugstelknop te drukken.
5. Druk op de toets “SELECT” om het LCD te selecteren.
Nummer “2” wordt weergegeven.
Stel de helderheid van het LCD in door
op de terugstelknop te drukken. 6. Druk op de toets “SELECT” om de
naalden van snelheidsmeter, toeren-
teller en brandstofniveaumeter te se-
lecteren.
Nummer “3” wordt weergegeven.
Stel de helderheid van de snelheids-
meter, toerenteller en brandstofni-
veaumeter in door op de terugstelknop
te drukken. 7. Druk op de toets “SELECT”.
Het kilometerteller/ritteller/klok-dis-
play keert terug naar de vorige weer-
gavemodus.
1. Paneel multifunctionele meter
2. Nummer “1”
3. Weergave helderheidsniveau
1. LCD
2. Nummer “2”
3. Weergave helderheidsniveau
1. Naald snelheidsmeter
2. Toerentellernaald
3. Naald brandstofniveaumeter
4. Nummer “3”
5. Weergave helderheidsniveau
U1CRD1D0.book Page 9 Friday, September 23, 2011 11:17 AM