Page 17 of 92

Om het stuur te ontgrendelen
1. Drukken
2. Draaien
Druk de sleutel in en draai deze dan naar
“ ”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAU11004
Controle- en
waarschuwingslampjes
1. Waarschuwingslampje koelvloeistoftempe-ratuur “ ”
2. Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
3. Controlelampje richtingaanwijzers “ ”
4. Vrijstandcontrolelampje “ ”
5. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
DAU11020
Controlelampje richtingaanwijzers
“”
Dit controlelampje knippert terwijl de
schakelaar voor richtingaanwijzers naar
de linker- of rechterstand is gedrukt.
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de ver-
snellingsbak in de vrijstand staat.
DAUM1062
Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje brandt als de
sleutel in de stand “ ” staat of als het
olieniveau in het oliereservoir voor 2-takt
injectiesmering bij draaiende motor te
laag is. Als het waarschuwingslampje bij
draaiende motor gaat branden, stop dan
direct en vul het oliereservoir bij met 2-
taktolie van ofwel JASO-klasse “FC” of
ISO-klasse “EG-C” of “EG-D”. Het waar-
schuwingslampje moet doven nadat het
oliereservoir voor 2-takt injectiesmering is
bijgevuld.
OPMERKING
Vraag een Yamaha-dealer het elektrisch
circuit te controleren als het waarschu-
wingslampje niet gaat branden als de
sleutel in de stand “ ” staat of niet dooft
nadat de olie in het oliereservoir voor 2-
takt injectiesmering is bijgevuld.
DCA16291
Gebruik het voertuig alleen als u weet
dat het motorolieniveau voldoende
hoog is.
LET OP
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
1HD-F819D-D0 6/3/11 15:44 Página 17
2AS-F819D-D0.indd 1731/07/12 11:38
Page 18 of 92

DAU11446
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
als de motor oververhit raakt. Zet in zo’n
geval de motor onmiddellijk af en geef
deze de tijd om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ ” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten
en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet
meteen op wanneer u de sleutel naar “ ”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
DCA10021
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
OPMERKING
Bij machines met een of meer radia-
torkoelvinnen schakelt de radiator-
koelvin automatisch in of uit op basis
van de koelvloeistoftemperatuur in
de radiator.
Als de motor oververhit raakt, staan
op pagina 6-39 nadere instructies
vermeld.
DAUS1540
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje knippert wan-
neer er een probleem wordt aangegeven
in het elektrisch circuit dat de motor con-
troleert. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het zelfdiagnosesysteem te contro-
leren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ ” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha dealer om het elektrisch circuit te
testen.
DAU11621
Snelheidsmeterunit
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
ALLEEN VOOR GROOT-BRITTANNIË
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
LET OP
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
1HD-F819D-D0 6/3/11 15:44 Página 18
2AS-F819D-D0.indd 1831/07/12 11:38
Page 19 of 92
De snelheidsmeterunit is voorzien van een
snelheidsmeter en een kilometerteller. De
snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid. De kilometerteller toont de totale
afgelegde afstand.DAU11851
Toerenteller
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de
motorrijder het motortoerental controleren
en dit binnen het ideale bereik houden.
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de
toerenteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 10.000 tpm en hoger
DAU12348
Stuurschakelaars
Links
1. Lichtsignaalschakelaar “PASS”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
Rechts
1. Startknop “ ”
2. Noodstopschakelaar “ / ”
LET OP
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
1HD-F819P-D0 13/5/11 08:06 Página 19
2AS-F819D-D0.indd 1931/07/12 11:38
Page 20 of 92

DAU12360
Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om
afslaan naar rechts aan te geven. Druk
deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar links aan te geven. Na loslaten keert
de schakelaar terug naar de middenstand.
Om de richtingaanwijzers uit te schakelen
wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is
teruggekeerd in de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxon-
signaal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine
omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12711
Startknop “ ”
Druk deze knop in om via de startmotor
de motor rond te draaien. Zie pagina 5-1
voor startinstructies voordat u de motor
start.
DAU31640
Koppelingshendel
1. Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppe-
len. Laat de hendel los om de koppeling te
laten aangrijpen. Voor een soepele wer-
king van de koppeling moet de hendel
snel ingetrokken worden en langzaam
worden losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-14).
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
1HD-F819D-D0 6/3/11 15:44 Página 20
2AS-F819D-D0.indd 2031/07/12 11:38
Page 21 of 92
DAU12871
Schakelpedaal
1. Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combi-
natie met de koppelingshendel gebruikt
bij het schakelen van de versnellingen van
de 6-traps constant-mesh versnellings-
bak op deze motorfiets.
DAU12890
Remhendel
1. Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rech-
terstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de voorrem te bekrachtigen.
DAU12941
Rempedaal
1. Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rech-
terzijde van de motorfiets. Trap op het
rempedaal om de achterrem te bekrachti-
gen.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
1HD-F819D-D0 6/3/11 15:44 Página 21
2AS-F819D-D0.indd 2131/07/12 11:38
Page 22 of 92
DAU13074
Tankdop
1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen
Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
1. Vergrendelen
Sluiten van de tankdop1. Druk de tankdop in positie met de sleutel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor- spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
OPMERKING
De tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan
de sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct gesloten en vergren-
deld is.
DWA11091
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstof-
lekkage ontstaat brandgevaar.
WAARSCHUWING
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
1HD-F819D-D0 6/3/11 15:44 Página 22
2AS-F819D-D0.indd 2231/07/12 11:38
Page 23 of 92

DAU13212
Brandstof
Controleer of er voldoende brandstof in
de brandstoftank aanwezig is.
DWA10881
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande
instructies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens
het tanken te verlagen.
1. Zet alvorens te tanken de motor af enzorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van von-
ken, open vuur of andere ontste-
kingsbronnen zoals de waakvlam-
men van geisers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol. Stop met vullen zodra de brandstof
de onderkant van de vulhals heeft
bereikt. Omdat brandstof uitzet als
deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zor-
gen dat brandstof uit de brandstof-
tank stroomt.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
3. Veeg uitgestroomde brandstofonmiddellijk af. LET OP: Veeg
gemorste brandstof onmiddellijk
af met een schone, droge, zachte
doek, aangezien de brandstof de
gelakte oppervlakken en kunststof
delen kan aantasten.
[DCA10071]
4. Draai de tankdop stevig vast.
DWA15151
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep
onmiddellijk medische hulp in nadat u
benzine heeft ingeslikt, veel benzine-
damp heeft ingeademd of benzine in uw ogen heeft gekregen. Als benzine
op uw huid terechtkomt, was deze dan
af met water en zeep. Als u benzine op
uw kleding morst, trek dan andere kle-
ding aan.
DAU13270
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 91 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen),
gebruik dan benzine van een ander merk
of gebruik loodvrije superbenzine. Door
loodvrije benzine te gebruiken gaan bou-
gies langer mee en blijven de onder-
houdskosten beperkt.
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE
LOODVRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank: 13,8 L (3,65 US gal, 3,04 Imp.gal)
Brandstofreserve: 2,2 L (0,58 US gal, 0,48 Imp.gal)
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
1HD-F819D-D0 6/3/11 15:44 Página 23
2AS-F819D-D0.indd 2331/07/12 11:38
Page 24 of 92