DODEHOEKBEWAKING
(BSM) (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Het systeem voor dodehoekbewaking
(BSM) maakt gebruik van twee radar-
gebaseerde sensoren aan de binnen-
zijde van het achterbumperpaneel en
detecteert motorvoertuigen (auto's,
vrachtwagens, motorfietsen, etc.) die
vanaf de achterzijde, voorzijde of zij-
kant van de auto in de dode hoekbewegen.Na het starten van de auto gaat het
BSM-waarschuwingslampje in de
beide buitenspiegels kort branden om
de bestuurder te waarschuwen dat het
systeem is geactiveerd. De sensoren
van het BSM-systeem zijn in werking
wanneer een van de vooruitversnellin-
gen of de stand REVERSE is geacti-
veerd en gaan naar de modus
Stand-by wanneer de stand PARK is
geactiveerd.
De detectiezone van het BSM-systeem
bestrijkt ongeveer één rijstrook aan
beide zijden van de auto of
3,35 meter. De zone begint bij de bui-
tenspiegel en bestrijkt een gebied tot
ongeveer 6 m achter de auto. Het
BSM-systeem bewaakt de detectiezo-
nes aan weerszijden van de auto vanaf
het moment dat een snelheid van on-geveer 10 km/u of hoger wordt be-
reikt en waarschuwt de bestuurders
voor voertuigen binnen deze zones. OPMERKING:
Het BSM-systeem waarschuwt
de bestuurder NIET voor snel
naderende voertuigen die zich
buiten de detectiezones bevin-den.
De detectiezone van het BSM- systeem wordt NIET GEWIJ-
ZIGD wanneer een aanhanger
aan uw auto is gekoppeld. Als
aan uw auto een aanhanger is
gekoppeld, moet u visueel con-
troleren of de rijbaan naast u
vrij is voor zowel uw auto als de
aanhanger, voordat u van rij-
baan wisselt. Als de aanhanger
of een ander object (bijvoor-
beeld een fiets) uitsteekt buiten
de zijkant van uw auto, is het
mogelijk dat het BSM-
waarschuwingslampje blijft
branden zolang een in een voor-
uitversnellingen is geschakeld.
Voor een correcte werking van het
BSM-systeem moet het gedeelte van
Verlichte spiegel
Detectiezones achter
83
5
STARTEN EN BEDIENEN
STARTPROCEDURES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 245 AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK . . . . . 245
KEYLESS ENTER-N-GO (voor bepaaldeuitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246
NORMAAL STARTEN — BENZINEMOTOR . . 246
EXTREEM KOUD WEER (TEMPERATUUR LAGER DAN 29°C) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247
ALS DE MOTOR NIET START . . . . . . . . . . . . 247
NA HET STARTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
NORMAAL STARTEN — DIESELMOTOR . . . . 248
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK . . . . . . . 250 SLEUTELBLOKKERING . . . . . . . . . . . . . . . . 251REM-/SCHAKELBLOKKERING . . . . . . . . . . . 251
ZESTRAPS AUTOMATISCHE TRANSMISSIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
VERSNELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
RIJDEN OP EEN GLADDE ONDERGROND . . . . 257 ACCELEREREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
GRIP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
DOOR WATER RIJDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257 STROMEND/OPKOMEND WATER . . . . . . . . . 258
241
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet achter
in of in de buurt van de auto en
laat Keyless Enter-N-Go (indien
aanwezig) niet in de stand ACC of
ON/RUN staan. Een kind zou de
elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedie-
nen of de auto in beweging kun-
nen brengen.
SLEUTELBLOKKERING
Omdat deze auto is uitgerust met een
sleutelblokkering, moet de keuzehen-
del in de stand PARK worden gezet
voordat de contactschakelaar naar de
stand LOCK/OFF kan worden ge-
draaid. De sleutelhouder kan alleen
worden verwijderd wanneer de con-
tactschakelaar in de stand LOCK/
OFF staat. Wanneer de sleutelhouder
eenmaal is verwijderd, is de keuze-
hendel vergrendeld in de stand PARK.
Dit systeem zorgt dat de sleutelhouder
alleen kan worden verwijderd als de
keuzehendel in de stand PARK staat. OPMERKING:
Wanneer er een storing optreedt,
zal het systeem de sleutelhouder in
het contactslot blokkeren, om u zo
te waarschuwen dat deze beveili-
ging niet meer werkt. U kunt de
motor starten en afzetten, maar u
kunt de sleutelhouder niet uit het
contactslot nemen zolang u de
auto niet voor onderhoud heeftaangeboden. REM-/ SCHAKELBLOKKERING
Deze auto is voorzien van rem-/
schakelblokkering (BTSI) die ervoor
zorgt dat de versnellingspook in de
stand PARK blijft tenzij het rempe-
daal wordt ingetrapt. Om de versnel-
lingspook uit de PARK-stand te zetten
moet de contactschakelaar in de stand
ON/RUN worden gezet (al dan niet
met draaiende motor) en het rempe-
daal worden ingetrapt. ZESTRAPS
AUTOMATISCHETRANSMISSIE
De indicator voor de standen van de
versnellingspook (op het instrumen-tenpaneel) geeft de versnellingen aan.
U moet het rempedaal intrappen om
de keuzehendel uit de stand PARK te
zetten (raadpleeg Rem-/
schakelblokkering (BTSI) in dit
hoofdstuk). Om te gaan rijden dient u
de versnellingspook vanuit de stand
PARK of NEUTRAL in de stand
DRIVE te zetten.
De elektronisch geregelde versnel-
lingsbak zorgt voor een nauwkeurig
schakelpatroon. Het elektronisch sys-
teem van de versnellingsbak is zelf-
kalibrerend; vandaar dat de eerste
schakelingen bij een nieuwe auto in
het begin wat abrupt kunnen zijn. Dat
is echter normaal. Het nauwkeurige
schakelpatroon ontwikkelt zich bin-
nen enkele honderden kilometers rij-den.
Versnellingspook
251
U mag uitsluitend van DRIVE naar
PARK of REVERSE schakelen nadat
u het gas hebt losgelaten en de auto
tot stilstand is gekomen. Houd altijd
uw voet op het rempedaal als naar
deze standen schakelt.
De versnellingspook heeft alleen de
standen PARK, REVERSE, NEU-
TRAL en DRIVE. Handmatig scha-
kelen is mogelijk met behulp van
Electronic Range Select (ERS) (elek-
tronisch schakelen), dat verderop in
dit hoofdstuk wordt beschreven. Als u
de keuzehendel naar links of rechts
(–/ +) beweegt terwijl deze in de stand
DRIVE staat, wordt de hoogste be-
schikbare versnelling gekozen en deze
versnelling in de instrumentengroep
weergegeven als 6, 5, 4, 3, 2 of 1. VERSNELLINGEN
Laat de motor NOOIT met hoge toe-
rentallen draaien als u vanuit de stan-
den PARK of NEUTRAL naar een
andere versnelling schakelt.PARK
Deze stand vormt een aanvulling op
de parkeerrem en blokkeert de ver-
snellingsbak. In deze stand kunt u de
motor starten. Gebruik de stand
PARK nooit terwijl de auto in bewe-
ging is. Trek de handrem aan in wan-
neer u de auto in deze stand achter-laat.
Wanneer u op een vlakke ondergrond
parkeert, kunt u de versnellingspook
eerst in de stand PARK zetten en ver-
volgens de handrem aantrekken.
Als u op een helling parkeert, moet u
de handrem eerst aantrekken voordat
u de versnellingspook in de stand
PARK zet. Anders kan het door de
belasting op het vergrendelmecha-
nisme van de transmissie moeite kos-
ten om de versnellingspook uit de
stand PARK te zetten. Als extra voor-
zorgsmaatregel kunt u op een op-
waartse helling de voorwielen naar de
stoeprand toe draaien en op een neer-
waartse helling van de stoeprand af.
WAARSCHUWING!
Gebruik de stand PARK nooit als
vervanging voor de handrem.
Trek de parkeerrem altijd volledig
aan als u de auto parkeert, om te
voorkomen dat de auto gaat rollen
en mogelijk letsel of schade ver-oorzaakt.
Uw auto kan zich in beweging zet-
ten en u en anderen verwonden
wanneer hij niet volledig in de
stand PARK staat. Controleer dit
door te proberen de versnellings-
pook naar achteren te bewegen
(rempedaal los) nadat u hem in de
stand PARK hebt gezet. Zorg er-
voor dat de transmissie in PARK
staat voordat u de auto verlaat.
(Vervolgd)
252
aanhanger wordt getrokken), ge-
bruikt u Electronic Range Select
(ERS) (elektronisch schakelen), dat
verderop in dit hoofdstuk wordt be-
schreven, om een lagere versnelling te
kiezen. Onder deze omstandigheden
presteert de auto beter in een lagere
versnelling en wordt de levensduur
van de transmissie verlengd omdat
het schakelen wordt beperkt en zich
minder hitte ontwikkelt.
Bij lage temperaturen kan de werking
van de transmissie veranderen afhan-
kelijk van de temperatuur van de mo-
tor en de transmissie alsmede van de
rijsnelheid. Dit zorgt ervoor dat de
motor en de versnellingsbak sneller
opwarmen zodat maximale efficiëntie
wordt bereikt. Het aangrijpen van de
koppelomvormerkoppeling wordt te-
gengehouden totdat de transmissie-
vloeistof op bedrijfstemperatuur is
(raadpleeg “Opmerking” onder
“Koppelomvormerkoppeling” in dit
hoofdstuk). Bij extreem lage tempera-
turen (27°C of lager) kan de werking
kortstondig tot alleen de 3e versnel-
ling beperkt blijven. De versnellings-
bak zal weer normaal werken wan-neer de versnellingsbaktemperatuur
voldoende is gestegen.
Noodloopmodus van de transmissie
De werking van de transmissie wordt
elektronisch gecontroleerd op abnor-
male situaties. Als een situatie wordt
gedetecteerd die schade aan de trans-
missie kan veroorzaken, wordt de
noodloopmodus van de transmissie
geactiveerd. In deze modus blijft de
transmissie in de 3e versnelling, onge-
acht welke vooruitversnelling is geko-
zen. PARK, REVERSE en NEU-
TRAAL blijven wel werken. Het
storingslampje is mogelijk aan. Dank-
zij de noodloopmodus kan de auto
voor reparatie naar een erkende dea-
ler worden gereden zonder dat de
transmissie beschadigd raakt.
In het geval van een kortstondig pro-
bleem kan de transmissie weer wor-
den ingesteld om alle voorwaartse
versnellingen terug te krijgen als de
volgende stappen worden uitgevoerd.
1. Stop de auto.
2. Zet de transmissie in de stand
PARK.3. Zet de motor af
4. Wacht ongeveer 10 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel naar de gewenste versnel-
ling. Als het probleem is verholpen,
hervat de transmissie de normale wer-king. OPMERKING:
Ook al kan de transmissie worden
gereset, we raden u toch aan zo
spoedig mogelijk naar uw erkende
dealer te gaan. Uw erkende dealer
kan met diagnoseapparatuur be-
palen of het probleem zich nog-
maals kan voordoen.
Als geen reset van de transmissie mo-
gelijk is, is onderhoud door de er-
kende dealer vereist.
Bediening Electronic Range
Select (ERS, elektronischschakelen)
Met Electronic Range Select (ERS)
(elektronisch schakelen) kan de be-
stuurder instellen welke versnelling
de hoogst beschikbare is wanneer de
keuzehendel in de stand DRIVE staat.
Als u de keuzehendel bijvoorbeeld in
255
lingsbak worden gespoeld; uitsluitend
het goedgekeurde smeermiddel mag
worden gebruikt.LET OP!
Wanneer u een andere versnellings-
bakvloeistof gebruikt dan aanbevo-
len door de fabrikant, kan daardoor
de schakelwerking van de versnel-
lingsbak achteruitgaan en/of grijpt
de koppelomvormer schokkend aan.
Als u een transmissievloeistof ge-
bruikt die niet wordt aanbevolen
door de fabrikant, zullen de vloeistof
en het filter vaker moeten worden
vervangen. Zie "Vloeistoffen,
Smeermiddelen en Originele Onder-
delen" in "Onderhoud van uw voer-
tuig" voor meer informatie.
Speciale additieven
Automatische transmissievloeistof
(ATF) is een hoogwaardig product
waarvan de prestaties door additieven
nadelig kunnen worden beïnvloed.
Daarom raden we u aan geen additie-
ven aan de transmissievloeistof toe te
voegen. De enige uitzondering op deze
regel vormt het toevoegen van speci-
ale kleurstof om lekkage op te sporen. Gebruik ook geen vloeibare afdicht-
middelen omdat die juist schade aan
afdichtingen kunnen toebrengen.
LET OP!
Spoel uw versnellingsbak niet met
chemicaliën, omdat die de versnel-
lingsbak kunnen beschadigen. Der-
gelijke schade wordt niet gedekt
door de beperkte garantie van een
nieuw voertuig.
Vloeistofpeil controleren
De automatische transmissie met zes
versnellingen is een afgesloten ver-
snellingsbak zonder peilstok.
Het vloeistofpeil hoeft niet regelmatig
te worden gecontroleerd. Als u echter
merkt dat er sprake is van vloeistof-
lekkage of een defect in de versnel-
lingsbak, neemt u onmiddellijk con-
tact op met een erkende dealer om het
vloeistofpeil te laten controleren.
Wanneer u rijdt met een te laag vloei-
stofpeil, kan de levensduur van de
versnellingsbak sterk afnemen. Uw
dealer kan het vloeistofpeil controle-
ren met een speciale peilstok. Vraag uw dealer bij iedere onder-
houdsbeurt ook het peil van de trans-
missievloeistof te controleren.
Vloeistof verversen en filter vervangen
Raadpleeg "Onderhoudsschema"
voor de juiste onderhoudsintervallen.
Wanneer de versnellingsbak uit el-
kaar wordt genomen, moet de vloei-
stof en de filter worden vervangen.
VERZORGING VAN DE
AUTO EN BESCHERMING
TEGEN ROEST
Carrosserie en lak beschermen
tegen roest
De aandacht die aan de carrosserie
moet worden besteed is sterk afhan-
kelijk van de weersinvloeden en het
gebruik van de auto. Strooizout in de
winter en chemische producten die in
andere seizoenen op bomen en in weg-
bermen gespoten worden, hebben een
sterk corrosieve invloed op de carros-
serie. Buiten parkeren en blootstelling
aan schadelijke stoffen in de atmo-
sfeer en op de wegen, extreem warm
of koud weer en andere uitersten kun-
nen de lak, de sierlijsten en de be-
328
ZEKERINGEN/TIPM
Locatie Patroonzekering Minizekering Omschrijving
J1 40 A groen — Elektrisch neerklapbare stoel
J2 30 A roze — Module elektrisch bediende achterklep
J3 30 A roze — Module achterportier (RR-portier knooppunt)
J4 25 amp Blanco — Knooppunt bestuurdersportier
J5 25 amp Blanco — Knooppunt passagiersportier
J6 40 A groen — Pomp antiblokkeerrem/stabiliteitssysteem
J7 30 A roze — Ventiel antiblokkeerrem/stabiliteitssysteem
J8 40 A groen — Bestuurdersstoel met geheugenfunctie (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
J9 40 A groen — Gedeeltelijke nul-emissie automotor/flexifuel
J10 30 A roze — Relais koplampsproeier/afstelklep spruitstuk
J11 30 A roze — Module elektrische schuifdeur/module inbraakbeveiliging relais vergrendeling voeding
J12 30 A roze Motor aanjager achterin/koelventilator
J13 60 A geel — Spanning bij uitgeschakeld contact (IOD) – hoofd
J14 40 A groen — Achterruitontwasemer
J15 40 A groen — Aanjager vóór
J17 40 A groen — Elektromagnetische startschakelaar
J18 20 Amp blauw — Regelmodule aandrijflijn versnellingen
J19 60 A geel — Radiatorventilator
J20 30 A roze — Ruitenwisser voor LO/HI (laag/hoog)
J21 20 Amp blauw — Sproeier vóór/achter
J22 25 amp Blanco — Module schuifdak
M1 — 15 A blauw Remlicht midden achter/remschakelaar
M2 — 20 A geel Aanhangerverlichting/mistlampen
333
Aanhangergewicht . . . . . . . . . 285
Aanhangwagen . . . . . . . . . . . 283Bedrading . . . . . . . . . . . . . 288
Gewicht trailer en dissel . . . 286
Minimumvereisten . . . . . . . 286
Tips voor koeling . . . . . . . . 291
Trekhaak . . . . . . . . . . . . . . 291
Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 319
Starten met startkabels . . . . 305
Stroombesparingsfunctie
(beveiliging) . . . . . . . . . . . 132
Waarschuwing voor
gassen . . . . . . . . . . . . . . . . 319
Achterklep . . . . . . . . . . . . . . . 34
Achterligger . . . . . . . . . . . . . . 85
Achtermistlamp . . . . . . . . . . . 184
Achterruitontdooiing . . . . . . . 165
Achterste mistlampen . . . . . . . 184
Achteruitkijkspiegels . . . . . . . . 80Achteruitkijkspiegels,
elektrisch bediend . . . . . . . . . . 81
Additieven, brandstof . . . . . . . 281
Afkoelen, Turbo . . . . . . . . . . . 249
Afstandsbediening autoradio . . 225
Afstandsbediening autoradio
op stuurwiel . . . . . . . . . . . . . 225
Afstandsbediening deurslot,
programmering . . . . . . . . . . . . 16 Afstandsbediening deurslot,
vervanging . . . . . . . . . . . . . . . 15
Afstellen, koplampen . . . . . . . 134Afvalverwijdering
Antivries
(motorkoelvloeistof) . . . . . . 324
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . 317
Airbag . . . . . . . . . . . . . . . . 47,53Airbag-waarschu-
wingslampje . . . . 52,53,56,69,181
Airbag, onderhoud . . . . . . . . . . 55
Airbag, ontplooien van . . . . . . . 54
Airbag, raam
(zijgordijn) . . . . . . . . . . 49,51,53
Airco . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
Airco achterin . . . . . . . . . 230,237
Airco, achterin . . . . . . . . 230,237
Airco, bediening . . . . . . . . . . 226
Airco, gebruikstips . . . . . . . . . 240
Airco, koelvloeistof . . . . . . . . . 319
Airco, onderhoud . . . . . . . . . . 319
Aircofilter . . . . . . . . . . . . 240,320
Aircosysteem . . . . . . 226,231,319
Aircosysteem, keuze van
de zone . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
Alarm (beveiliging) . . . . . . . . . 16
Alarmknipperlichten . . . . . . . 295
Alarmlampje . . . . . . . . . . . . . 182 Alarmsysteem
(diefstalbeveiliging) . . . . . . . . . 16
Algemene informatie . . . . . . 16,22Antiblokkeersysteem,
waarschuwingslampje . . . . . . 179
Antidiefstalsysteem . . . . . . . . . 16Antivries
(motorkoeling) . . . . . 323,324,341
Afvalverwijdering . . . . . . . . 324
Asbakje . . . . . . . . . . . . . 155,157
Automatisch dimmen van de
spiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Automatisch openen van de
ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Automatische koplampen . . . . 131Automatische
portiervergrendelingen . . . . . . . 24
Automatische sluitfunctie
elektrische raambediening . . . . 28Automatische
temperatuurregeling (ATC) . . . 231Automatische
transmissie . . . . . . . . 250,327,328
Bereik van de
versnellingen . . . . . . . . . . . 252
Soort vloeistof . . . . . . . . . . 327
Vloeistof en filter
vervangen . . . . . . . . . . . . . 328
Vloeistof toevoegen . . . . . . . 328
358