kmCITY
Airbags
102
Uitschakelen van de airbag aan passagierszijde
Raadpleeg in de rubriek 4 het gedeelte
"Mode" en selecteer vervolgens OFF
in
het menu "Airbag passagier". In de stand OFF
werkt de airbag aan
passagierszijde bij een eventuele aanrijding
niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
selecteer dan ON
om de airbag opnieuw
in te schakelen en zo de veiligheid van uw
passagier te garanderen.
Zij-airbags en window-airbags
De zij-airbags (volgens uitvoering) zijn aan
de zijde van de portieren in de rugleuningen
van de voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht in
de stijlen en in de hemelbekleding bij de
voorste zitplaatsen van de cabine.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen
de voorpassagier en de zijruit.
De zij- en window-airbags worden
opgeblazen aan de zijde waar de aanrijding
plaatsvindt.
Het verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel
brandt zolang de airbag is
uitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de
airbag aan passagierszijde altijd uit als u
een kinderzitje met de rug in de rijrichting op
de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij
het afgaan van de airbag levensgevaarlijk
gewond raken.
Plaats als de passagiersairbag van uw
auto niet kan worden uitgeschakeld geen
kinderzitje op de voorstoel.
Controle uitschakeling
Als de airbag is uitgeschakeld,
gaat elke keer dat de motor
wordt gestart dit verklikkerlampje
branden.
Er verschijnt bovendien
een melding op dit display
(volgens uitvoering).
Controle van werking
Het goed functioneren van het
systeem wordt aangegeven door
dit verklikkerlampje.
Controles
12
1
7
ONDERHOU
D
Roetfilter (dieselmotor)
Als aanvulling op de katalysator levert dit
filter een actieve bijdrage aan het verbeteren
van de luchtkwaliteit door het tegenhouden
van onverbrande vuildeeltjes. Ook wordt
zwarte uitlaatrook voorkomen.
Dit filter, dat is opgenomen in het
uitlaatsysteem, slaat roetdeeltjes op.
De motormanagementcomputer regelt
automatisch en periodiek de verbranding
van de opgeslagen roetdeeltjes
(regeneratie).
De regeneratie vindt plaats als aan
bepaalde voorwaarden met betrekking tot
het aantal opgeslagen roetdeeltjes en de
gebruiksomstandigheden van de auto wordt
voldaan. Als er een regeneratie plaatsvindt,
kunt u dit merken aan enkele verschijnselen
(een hoger stationair toerental, inschakelen
van de koelventilator, meer rook uit de
uitlaat en hogere temperatuur van de uitlaat)
die geen gevolgen hebben voor de werking
van de auto en het milieu. Nadat u langdurig met lage snelheden
hebt gereden of nadat de motor langdurig
stationair heeft gedraaid, kan het in
uitzonderlijke gevallen voorkomen dat
waterdamp bij de uitlaat zichtbaar is bij het
gas geven. Dit is niet van invloed op de
werking van de auto of het milieu.
Vanwege de hoge uitlaattemperatuur als
gevolg van de normale werking van het
roetfilter is het raadzaam de auto uit de
buurt van brandbaar materiaal (gras, dorre
bladeren, dennenaalden, ...) te parkeren om
brandgevaar te voorkomen.
Verzadiging/regeneratie
Storing
Als deze waarschuwing aanwezig blijft,
negeer deze dan niet. De waarschuwing
duidt op een storing in het uitlaatsysteem/
roetfilter.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk.
Bij het gevaar van verstopping
van het roetfilter gaat dit lampje
branden in combinatie met een
melding op het display van het
instrumentenpaneel.
Deze waarschuwing wijst op een
beginnende verzadiging van het roetfilter
(veelvuldige stadsritten: lage snelheden,
verkeersopstoppingen…).
Om het filter te regenereren wordt
aangeraden zo spoedig mogelijk, als de
verkeerssituatie en -regels dit toelaten,
gedurende ongeveer 15 minuten met
een snelheid van meer dan 60 km/h en
een toerental hoger dan 2000 t/min te
gaan rijden (tot het lampje uitgaat en de
waarschuwing verdwijnt).
Zet de motor niet af voordat de regeneratie
voltooid is: als de regeneratie vaak wordt
onderbroken, kan de motorolie voortijdig
vervuild raken. Het wordt afgeraden om het
regeneratieproces te voltooien terwijl de
auto stilstaat.
12
5
Accu
SNEL WEER OP WE
G
8
Accu’s bevatten stoffen die schadelijk
zijn voor de gezondheid, zoals
zwavelzuur en lood. Accu’s moeten volgens
de wettelijke voorschriften worden afgevoerd
en mogen in geen geval bij het huisvuil
terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu’s in bij een
erkend verzamelpunt.
Het is raadzaam de minpool (-) van de
accu los te koppelen als uw auto langer
dan een maand buiten gebruik is.
Wacht 2 minuten na het uitzetten van het
contact alvorens de accu los te koppelen.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de accukabels
los te nemen.
Sluit de ruiten en de portieren voordat de
accupoolklemmen worden losgemaakt.
Wacht na het opnieuw aansluiten van de
accu en het aanzetten van het contact
1 minuut voor u de auto start, hierdoor
kunnen de elektrische systemen
geïnitialiseerd worden. Raadpleeg, wanneer
hierna toch storingen optreden, het
CITROËN-netwerk.
Nadat de accu langdurig losgekoppeld is
geweest, moeten de volgende functies
geïnitialiseerd worden:
- instellingen van het display (datum, tijd,
taal, afstandseenheid en temperatuur),
- voorkeuzezenders autoradio,
- centrale vergrendeling.
Raadpleeg, als bepaalde instellingen van de
auto zijn gewist, het CITROËN-netwerk om
deze opnieuw in te stellen.
Als uw auto van een tachograaf of een alarm
is voorzien en de auto meer dan 5 dagen
niet gebruikt wordt, is het raadzaam de
minpool (-) van de accu (aan de linkerzijde
onder de vloer, in de cabine) los te
koppelen.
156
Cockpit
COCKPIT
Instrumentenpaneel, displays,tellers 28Verklikkerlampjes 29-35Meters 36-37
Lichtschakelaar 42
Automatische verlichting 43
Follow me home-verlichting 43
Parkeerlichten 44
Motorkap openen 11 6
Zekeringen 135-138
Mode, configuratie van de auto 74-77
Programmeerbareextra verwarming 57-59
Extra verwarming,airconditioning achter 55-56
Luchtvering 81
Koplampverstelling 44
Dimmer dashboardverlichting 37
Tijd instellen 76
Ruitenwissers voor/achter 45
Ruiten-/koplampsproeiers 45
Boordcomputer - MODE 74-77
Starten, contactslot 39
Hill Start Assist 40
Snelheidsregelaar 46-48
Vaste snelheidsbegrenzer 97
Stuurwiel in diepte verstellen 38 Claxon 94 Cockpit 8
Ruitbediening, spiegels 72-73
Ve rgrendeling laadruimte 27
92
Bluetooth handsfree systeem
Het is mogelijk dat u bij het aanzetten van de radio een code
moet invoeren om de radio te kunnen gebruiken.
In dat geval verschijnt de melding " Radio Code
" op het display,
gevolgd door 4 streepjes.
Deze code die bestaat uit 4 cijfers moet worden ingevoerd met
behulp van de toetsen 1 t/m 6.
U heeft 20 seconden de tijd om de code in te voeren.
Als er een onjuiste code wordt ingevoerd, klinkt een
geluidssignaal en verschijnt de melding " Radio blocked/wait
".
U moet de code vervolgens opnieuw invoeren.
Bewaar de code op een veilige plaats buiten de auto.
TELEFOONVOORBEREIDING
Als de handsfree-set in uw auto is gemonteerd, kunt u uw
telefoongesprekken beheren met behulp van de autoradio en de
bediening aan het stuurwiel.
Bij een binnenkomend gesprek wordt de autoradio uitgeschakeld
en verschijnt de melding " PHONE
".
Het volume kan op ieder moment worden ingesteld via het menu
" EXTERNAL AUDIO
".
Steeds als er een onjuiste code wordt ingevoerd, zal de wachttijd
om een nieuwe code in te kunnen voeren geleidelijk toenemen
(1 minuut, 2 minuten, 4 minuten, 8 minuten, 16 minuten,
30 minuten, 1 uur, 2 uur, 4 uur, 8 uur, 16 uur, 24 uur).
De taal van het bluetooth systeem wordt automatisch
gedetecteerd en aangepast aan de taal van uw telefoon.
SYSTEEM
INTRODUCTIE
Dit systeem biedt de volgende mogelijkheden:
- bellen en gebeld worden via de Bluetooth® verbinding van uw
mobiele telefoon,
- weergeven van de naam van uw contacten en de nummers
van de contactenlijst van uw mobiele telefoon op het display
van het instrumentenpaneel,
- gebruiken van gesproken commando's voor het bellen en het
beheren van uw contacten, zodat u uw handen aan het stuur
kunt houden,
- beluisteren van uw sms-berichten dankzij de in het systeem
ingebouwde spraaksynthese,
- afspelen van audiobestanden (MP3, WMA, AAC, M4A,
MP4 en WAV) via een USB-opslagmedium,
- weergeven van informatie over het muziekstuk dat wordt
afgespeeld op het display van de autoradio (titel, artiest,
enz.),
- aansturen van externe apparatuur (zoals een iPod
®) via
spraakcommando's,
- opladen van externe apparatuur (zoals een iPod
®) via de
USB-aansluiting.
95
Bluetooth handsfree systeem
Voer wanneer de telefoon hierom verzoekt
de op het instrumentenpaneel weergegeven
pincode in.
Als het opslaan is gelukt, meldt het systeem
dat er verbinding wordt gemaakt.
Als de naam van de geïdentificeerde
telefoon op het display verschijnt, is het
opslaan bevestigd. "Settings"\wacht tot het
systeem reageert\"Pairing".
Pincode
Opslaan/koppelen van een mobiele telefoon
Om uw mobiele telefoon aan te sluiten op
het Bluetooth
®-systeem van uw auto moet
de telefoon worden gekoppeld.
U moet eerst de Bluetooth
® functie van uw
telefoon activeren en ervoor zorgen dat deze
zichtbaar is.
MOBIELE TELEFOON MET HANDSFREE FUNCTIE
Zet het contact aan en activeer
het hoofdmenu.
Selecteer SETTINGS.
Bevestig.
Selecteer PAIRING.
Bevestig. Deze code, op basis waarvan
uw mobiele telefoon wordt
herkend, wordt willekeurig door
het systeem vastgesteld.
De code verschijnt op het
instrumentenpaneel en wordt door de
spraaksynthese van het systeem herhaald.
Deze pincode staat los van uw simkaart en
de toegangscode van uw mobiele telefoon.
Het is niet nodig deze code na het invoeren
te onthouden of ergens te bewaren.
Wanneer u een andere telefoon in gebruik
neemt, dient u deze te koppelen met een
nieuwe door het systeem verstrekte pincode.
Zoek de optie die weergeeft
dat uw telefoon het Bluetooth
®-
systeem heeft gedetecteerd.
Als het systeem is geïdentifi ceerd,
verschijnt een melding op uw
telefoon (My car, ...).
Wanneer u de toets MAIN of ESC
tijdens het opslaan indrukt, loopt u het
risico dat de procedure wordt geannuleerd.
Als het opslaan mislukt, verschijnt een
foutmelding. Herhaal in dat geval de
procedure.