Ventilatie
59
3
ERGONOMIE EN COMFOR
T
Annuleren van de programmering
Druk kort op deze toets om een
geprogrammeerde inschakeltijd
te wissen.
De verlichting van het
display wordt uitgeschakeld en het
voorkeuzenummer (bijv. 1) verdwijnt.
Gebruiksvoorschrift
Gebruik om koolmonoxidevergiftiging
te voorkomen de standkachel nooit in
afgesloten ruimten zoals een garage of
werkplaats zonder afzuiginstallatie.
De standkachel wordt gevoed door brandstof
uit de brandstoftank van de auto. Controleer,
voordat u de standkachel programmeert of
inschakelt, of er nog voldoende brandstof in
de tank aanwezig is.
Schakel de standkachel bij het tanken
altijd uit om brand- en explosiegevaar te
voorkomen.
Parkeer om brandgevaar te voorkomen de
auto niet op een brandbare ondergrond
(dor gras, dode bladeren, papier...).
De temperatuur rondom de standkachel
mag niet hoger zijn dan 120°C. Een hogere
temperatuur (bijv. in een oven van een
spuiterij) kan het elektrische circuit van de
auto beschadigen.
De standkachel is voorzien van een
thermische beveiliging die in het geval
van oververhitting als gevolg van een
gebrek aan koelvloeistof de verbranding
onderbreekt. Vul in dat geval koelvloeistof
bij en druk op de programmaselectieknop
alvorens de verwarming in te schakelen. Laat de standkachel ten minste 1 keer
per jaar aan het einde van de herfst
controleren. Onderhoud en reparaties
aan het systeem mogen alleen worden
uitgevoerd door het CITROËN-netwerk.
Gebruik uitsluitend originele
vervangingsonderdelen.
Oproepen van een programmering
Druk herhaaldelijk op deze toets
tot het voorkeuzenummer (bijv. 2)
van de gewenste inschakeltijd
verschijnt.
Na 10 seconden verdwijnt de
tijd van het display, dat echter blijft branden
en het voorkeuzenummer (bijv. 2) blijft
weergeven.
Uitschakelen van de standkachel
Druk op deze toets.
Het pictogram verwarmingscyclus
verdwijnt en de verlichting van
het display gaat uit.
Twee verschillende functies
De standkachel is een afzonderlijk systeem
dat geprogrammeerd kan worden. Voordat
het interieur wordt opgewarmd, verwarmt
de standkachel geleidelijk de motor om
het starten te vergemakkelijken. Het
opwarmen van interieur en het ontdooien en
ontwasemen van de ruiten kan vervolgens
sneller plaatsvinden.
De extra verwarming is een systeem dat
een aanvulling is op de standaarduitrusting.
Het systeem kan onafhankelijk van de motor
werken. Het inschakelen van de verwarming
kan worden geprogrammeerd.
Mode
75
4
TECHNOLOGIE AAN BOOR
D
MODE
Confi
guratie - persoonlijkeinstellingen
Het bedieningspaneel aan de linkerzijde
van het stuurwiel (volgens uitvoering)
biedt u toegang tot de menu’s waarin u de
persoonlijke instellingen van de uitrusting
van de auto kunt wijzigen.
U kunt kiezen uit zeven talen: Italiaans,
Engels, Duits, Frans, Spaans, Portugees en
Nederlands.
Om veiligheidsredenen kunnen sommige
menu’s uitsluitend worden weergegeven bij
afgezet contact.
Display 1 van het instrumentenpaneel
Als uw auto hiermee is uitgerust, heeft u
toegang tot de menu’s 1 (Speed), 4 (Hour),
8 (Unit), 10 (Buzz), 13 (Bag P) en 14.
- omhoog te scrollen in een menu,
- een waarde te verhogen.
- omlaag te scrollen in een menu,
- een waarde te verlagen.
Display 2 van het instrumentenpaneel
Als uw auto hiermee is uitgerust, heeft u
toegang tot alle menu’s.
Druk op de toets MODE om:
- menu’s en submenu’s weer te
geven,
- een geselecteerde optie in een
menu te bevestigen,
- menu’s te verlaten.
Houd de toets ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm.
Druk op deze toets om:
Druk op deze toets om:
kmCITY
Parkeerhulp
78
PARKEERHULP ACHTER MET GELUIDSSIGNALEN
Dit systeem (volgens uitvoering) bestaat uit
vier parkeersensoren die zijn aangebracht in
de achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …)
dat zich achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor objecten
die zich direct onder de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden
of gelijksoortige voorwerpen worden
waargenomen bij aanvang van de
aanrijmanoeuvre, maar niet meer wanneer
de auto te dicht genaderd is. Inschakelen van de achteruitversnelling
Een geluidssignaal geeft de afstand tot het
obstakel aan. Hoe dichter de auto bij het
obstakel komt, hoe korter de tijd tussen de
geluidssignalen is.
Als de auto minder dan ongeveer
30 centimeter van het obstakel verwijderd is,
is het geluidssignaal continu hoorbaar.
De parkeerhulp is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam moet
blijven en verantwoordelijk is.
Uitschakelen van de parkeerhulp
Zet de versnellingsbak in de neutraalstand.
Storing in de werking
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Indien uw auto is
voorzien van dit display,
verschijnt een melding.
Gebruiksvoorschrift
Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of
bij slecht weer niet bedekt zijn met modder,
ijs of sneeuw.
81
4
TECHNOLOGIE AAN BOOR
D
LUCHTVERING
Als uw auto is voorzien van luchtvering,
kunt u de hoogte van de wagenhoogte
achter wijzigen om het in- en uitladen te
vergemakkelijken.
Het bedieningspaneel bevindt zich op het
dashboard.
Naast de standaard wagenhoogte beschikt u
over 6 standen, omhoog (van +1 tot +3) en
omlaag (van -1 tot -3). De ingestelde stand
wordt aangegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Handmatig wijzigen van de
wagenhoogte achter
Wagenhoogte achter
omhoog
Druk snel op de schakelaar om
een hogere stand te selecteren.
Elke keer dat op de schakelaar
wordt gedrukt (lampje brandt),
wordt de wagenhoogte achter
één stand verhoogd: +1 tot +3.
Door lang op de schakelaar te drukken
wordt de hoogste stand geselecteerd (+3).
Wagenhoogte achter
omlaag
Druk snel op de schakelaar om
een lagere stand te selecteren.
Elke keer dat op de schakelaar
wordt gedrukt (lampje brandt),
wordt de wagenhoogte achter
één stand verlaagd: -1 tot -3.
Door lang op de schakelaar te drukken
wordt de laagste stand geselecteerd (-3).
Autoradio
87
4
TECHNOLOGIE AAN BOOR
D
Scrollen
Selecteren
Weergave
Selecteren
Weergave
Selecteren
Weergave
Selecteren
Weergave
Selecteren
Weergave
Functie
AF
Switching
On
AF
Switching
Off Instellen van de gevoeligheid van de automatische
ontvangst van AM radiofrequenties (afstemming):
- On voor het afzoeken van de sterkste zenders.
- Off voor het afzoeken van alle zenders in de
omgeving.
Traffic
information
Off
Traffic
Information
On Ontvangen van verkeersinformatie via de FM1,
FM2, FMA-zender.
TA wordt weergegeven als On is geselecteerd.
Regional
mode Off
Regional
mode On Selecteren van de ontvangst van lokale of regionale
programma's (verschillende programma's per regio):
- Off om de lokale programma's niet te ontvangen.
- On om de lokale programma's te ontvangen.
MP3 display
(als een
MP3-CD is
geplaatst)
Title
Author
Album
Folder
name
File
name
Selecteren van de weergave van het MP3-bestand tijdens
het afspelen (indien ID3-TAG beschikbaar op de CD):
- Title voor de titel van het nummer,
- Author voor de naam van de artiest,
- Album voor de titel van het album,
- Folder name voor de naam van de index (map) van
het huidige nummer,
- File name voor de naam van het bestand.
Autoradio
92
Het is mogelijk dat u bij het aanzetten van de radio een code
moet invoeren om de radio te kunnen gebruiken.
In dat geval verschijnt de melding " Radio Code
" op het display,
gevolgd door 4 streepjes.
Deze code die bestaat uit 4 cijfers moet worden ingevoerd met
behulp van de toetsen 1 t/m 6.
U heeft 20 seconden de tijd om de code in te voeren.
Als er een onjuiste code wordt ingevoerd, klinkt een
geluidssignaal en verschijnt de melding " Radio blocked/wait
". U
moet de code vervolgens opnieuw invoeren.
Bewaar de code op een veilige plaats buiten de auto.
TELEFOONVOORBEREIDING
Als de handsfree-set in uw auto is gemonteerd, kunt u uw
telefoongesprekken beheren met behulp van de autoradio en de
bediening aan het stuurwiel.
Bij een binnenkomend gesprek wordt de autoradio uitgeschakeld
en verschijnt de melding " PHONE
".
Het volume kan op ieder moment worden ingesteld via het menu
" EXTERNAL AUDIO
".
Steeds als er een onjuiste code wordt ingevoerd, zal de wachttijd
om een nieuwe code in te kunnen voeren geleidelijk toenemen
(1 minuut, 2 minuten, 4 minuten, 8 minuten, 16 minuten,
30 minuten, 1 uur, 2 uur, 4 uur, 8 uur, 16 uur, 24 uur).
95
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEI
D
ANTISPINREGELING(ASR) EN ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMMA
(ESP)
Deze systemen staan in verbinding met het
ABS en zijn hier een aanvulling op.
De ASR zorgt voor een optimale
overbrenging van de aandrijfkracht op de
weg, zodat wordt voorkomen dat u tijdens
het accelereren de controle over de auto
verliest.
Het systeem past de aandrijfkracht aan om
het doorspinnen van de wielen te voorkomen
via de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. Het systeem zorgt ook voor
meer koersstabiliteit bij het accelereren.
Houd als het ESP is ingeschakeld in een
bocht het stuurwiel altijd in de gewenste
richting en stuur niet tegen. Het ESP-systeem grijpt automatisch in
via het remsysteem en de motor als de
koers van de auto afwijkt van de door de
bestuurder gewenste richting.
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het ASR uit te
schakelen, zodat de wielen kunnen slippen
en weer grip kunnen krijgen.
Werking van het ASR- en ESP-systeem
Het lampje knippert tijdens een
ingreep van de ASR of het ESP. Druk op deze toets.
Het lampje van de toets gaat branden: de
ASR heeft geen invloed meer op de werking
van de motor, maar blijft wel actief via het
remsysteem.
Storing
Bij een storing in de ASR
zal dit verklikkerlampje gaan
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het display.
96
Veiligheid tijdens het rijden
Bij een storing in het ESP zal dit
verklikkerlampje gaan branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
Raadpleeg het CITROËN- netwerk om het
systeem na te laten kijken.
Gebruiksvoorschrift
Het ASR-/ESP-systeem zorgt voor meer
veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder
mag zich echter nooit laten verleiden tot
het nemen van meer risico's en het te hard
rijden.
De goede werking van het systeem wordt
verzekerd onder voorwaarde dat de
voorschriften van de constructeur op het
gebied van wielen (banden en velgen),
onderdelen van het remsysteem en
elektronische onderdelen worden nageleefd
en dat de procedures voor montage en het
uitvoeren van werkzaamheden door het
CITROËN- netwerk worden opgevolgd.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN- netwerk. Intelligent Traction Control
Systeem dat zorgt voor extra tractie in
situaties met weinig grip (sneeuw, ijzel,
modder...).
Deze functie signaleert situaties met weinig
grip en zorgt ervoor dat u onder deze
omstandigheden kunt wegrijden en kunt
blijven rijden.
In dergelijke omstandigheden, neemt de
Intelligent Traction Control
de ASR
-functie
over door de aandrijfkracht over te brengen
op de wielen met de meeste grip, waardoor
de tractie en de bestuurbaarheid optimaal
zijn.
Inschakelen
Bij het starten van de auto is de functie
uitgeschakeld.
Druk op de toets op het dashboard om de
functie in te schakelen; het lampje van de
toets gaat branden.
De functie blijft actief tot ongeveer 30 km/h.
Zodra u sneller rijdt dan 30 km/h, wordt de
functie automatisch uitgeschakeld, maar
blijft het lampje branden.
De functie wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra u weer langzamer dan
30 km/h rijdt.