Page 10 of 182
8
In een oogopslag
INTERIEUR
Cockpit
1.
Zekeringkast.
2.
Programmeerbare verwarming.
3.
Schakelaar snelheidsregelaar.
4.
MODE, configuratie en
persoonlijke instellingen/
dimmer dashboardverlichting/
koplamphoogteverstelling.
5.
Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers.
6.
Instrumentenpaneel met display.
7.
Schakelaar ruitenwissers/
ruitensproeiers/boordcomputer.
8.
Contact.
9.
Airbag bestuurder/claxon.
Page 17 of 182
221
IN EEN OOGOPSLA
G
15
In een oogopslag
Achteruitrijcamera
De camera wordt geactiveerd als de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld en blijft
geactiveerd tot een snelheid van ongeveer
15 km/h is bereikt. De camera wordt uitgeschakeld
als de auto sneller rijdt dan 18 km/h.
Scherm
Druk op de knop en zet het scherm in de
gewenste stand.
79
Instrumentenpaneel
A.
Snelheidsmeter.
B.
Display van het instrumentenpaneel.
C.
Toerenteller.
28
Verklikkerlampjes
Als het contact wordt aangezet, gaan de
oranje en rode verklikkerlampjes branden.
Als de motor draait, moeten deze lampjes
uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek als er
verklikkerlampjes blijven branden.
29
Toetsen
Regelen lichtsterkte.
Regelen achtergrondverlichting.
Met de functie ON/OFF kunnen
beelden van de achteruitrijcamera
worden weergegeven zonder dat de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Page 30 of 182
Cockpit
28
2828
INSTRUMENTENPANEEL
1.
Kilometer-/mijlenteller.
2.
Display.
3.
Klokken.
4.
Toerenteller.
COCKPIT
Displa
y 1 instrumentenpaneel
- Tijd,
- Afgelegde afstand in km/mijl,
- Actieradius,
- Brandstofverbruik,
- Gemiddelde snelheid,
- Stand van de hoogteverstelling van de
koplampen,
- Via MODE in te stellen waarschuwing te
hoge snelheid,
- Onderhoudsindicator.
Display 2 instrumentenpaneel
- Tijd,
- Datum,
- Buitentemperatuur,
- Afgelegde afstand in km/mijl,
- Actieradius,
- Brandstofverbruik,
- Gemiddelde snelheid,
- Stand van de hoogteverstelling van de
koplampen,
- Via MODE in te stellen waarschuwing te
hoge snelheid,
- Onderhoudsindicator,
- Waarschuwingsmeldingen in het
bovenste gedeelte,
- Radio (frequentie tijdens het luisteren).
Page 31 of 182

Cockpit
29
2
VOORDAT U GAAT RIJDE
N
VERKLIKKERLAMPJES
Bij het starten van de motor wordt een automatische controle van een aantal verklikkerlampjes uitgevoerd. Deze
verklikkerlampjes blijven kort branden. Als bij draaiende motor een verklikkerlampje gaat branden of knipperen in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op het display, is dit een teken dat het desbetreffende onderdeel of systeem niet goed
werkt. Volg in dat geval altijd de desbetreffende instructies.
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Service blijft kort
branden. storingen. Raadpleeg het CITROËN-netwerk.
blijft branden in
combinatie met
een melding op
het display. ernstige storingen. Noteer de waarschuwingsmelding en neem contact op
met het CITROËN-netwerk.
Handrem -
Remvloeistofniveau
brandt. handrem (nog iets)
aangetrokken. Zet de handrem los; het verklikkerlampje zal uitgaan.
brandt. remvloeistofniveau te laag. Vul de door CITROËN voorgeschreven remvloeistof bij.
blijft branden,
terwijl het niveau
correct is.
Stop onmiddellijk, zet het contact af en neem
contact op met het CITROËN-netwerk.
+ Elektronische
remdrukregelaar brandt. storing remdrukregelaar. Stop onmiddellijk. Raadpleeg het CITROËN-netwerk.
Te laag
koelvloeistofniveau brandt. koelvloeistofniveau te laag. Zet de auto stil en zet het contact af. Laat de
koelvloeistof afkoelen. Zie in de rubriek 7 het gedeelte
"Niveaus". Raadpleeg het CITROËN-netwerk.
Page 32 of 182

Cockpit
303030
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Koelvloeistof-
temperatuur brandt en wijzer
in rode gebied. een abnormale toename. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de
koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het niveau.
op H in rode
gebied. een te hoge koelvloeistof-
temperatuur. Zie in de rubriek 7 het gedeelte "Niveaus". Raadpleeg
het CITROËN-netwerk.
Motoroliedruk brandt tijdens
het rijden. een te lage druk. Zet de auto stil, zet het contact af, laat de motorolie
afkoelen en controleer het oliepeil. Zie in de
rubriek 7 het gedeelte "Niveaus".
blijft branden,
terwijl het niveau
correct is. een ernstige storing. Raadpleeg het CITROËN-netwerk.
knippert enkele
seconden in
combinatie met
een melding op
het display. een bijna verstreken
onderhoudsinterval. Zie het overzicht met controlepunten in het
onderhoudsboekje en laat de onderhoudsbeurt uitvoeren
door het CITROËN-netwerk.
Laden accu brandt. een storing in het laadcircuit. Controleer de accupolen ... Zie in de rubriek 8 het
gedeelte "Accu". blijft branden of
knipperen, terwijl de
controles zijn uitgevoerd. een storing in een elektrisch
circuit, de ontsteking of het
brandstofsysteem. Raadpleeg het CITROËN-netwerk.
Geopend portier brandt. een niet goed gesloten portier,
achterdeur, schuifdeur of motorkap. Controleer of de portieren, de achterdeuren, de
schuifdeuren en de motorkap goed zijn gesloten.
Page 33 of 182

Cockpit
31
2
VOORDAT U GAAT RIJDE
N
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Veiligheidsgordel
niet vastgemaakt brandt en gaat
vervolgens
knipperen. dat de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt. Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
in combinatie met een
geluidssignaal; blijft
vervolgens branden. tijdens het rijden dat de
veiligheidsgordel van de
bestuurder niet is vastgemaakt. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de
gesp te controleren. Zie in de rubriek 5 het gedeelte
"Veiligheidsgordels".
Stuurbekrachtiging
brandt in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding op het display.
een storing in het systeem. De conventionele werking van de stuurinrichting,
zonder bekrachtiging, blijft behouden. Laat het systeem
controleren door het CITROËN-netwerk.
Airbag vóór/
zij-airbag knippert of blijft
branden. een defecte airbag. Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk. Zie in de rubriek 5 het gedeelte "Airbags".
Vering brandt. een storing in de pneumatische
niveauregeling. Raadpleeg het CITROËN-netwerk .
ABS brandt. een storing in het systeem.
De conventionele werking van het remsysteem, zonder
bekrachtiging, blijft behouden. Het is echter raadzaam de auto
stil te zetten en contact op te nemen met het CITROËN-netwerk.
ASR knippert. een ingreep van de ASR. Het systeem verdeelt de aandrijfkracht optimaal over de
wielen en verbetert zo de richtingsstabiliteit van de auto.
Zie in de rubriek 5 het gedeelte "Veilig rijden". brandt, in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding op het display.
een storing in het systeem. Raadpleeg het CITROËN-netwerk.
Page 35 of 182

Cockpit
33
2
VOORDAT U GAAT RIJDE
N
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Water in
brandstoffilter brandt in
combinatie met
een melding op
het display. de aanwezigheid van water in
het brandstoffilter (diesel). Laat het filter aftappen door het CITROËN-netwerk. Zie
in de rubriek 7 het gedeelte "Controles".
Laag
brandstofniveau brandt met de
wijzer in zone E. een bijna lege brandstoftank. Wacht niet met tanken. De actieradius met de
resterende hoeveelheid brandstof is afhankelijk van
de rijstijl, het profiel van de weg, de verstreken tijd en
het aantal kilometers dat is gereden sinds het lampje
brandt.
knippert. een storing. Raadpleeg het CITROËN- netwerk.
Voorgloeien
dieselmotor brandt.
dat voorgloeien van de dieselmotor
noodzakelijk is (koude omstandigheden). Wacht tot het lampje uit is alvorens de motor te starten.
Dimlicht
brandt. een handmatig geselecteerde
stand. Draai de ring van de lichtschakelaar in de tweede stand.
Grootlicht dat u de hendel naar u toe
trekt. Trek de hendel naar u toe om terug te keren naar
dimlicht.
Page 36 of 182

Cockpit
343434
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Richtingaanwijzers knippert in
combinatie met
geluidssignaal. het inschakelen van de
richtingaanwijzers met de
lichtschakelaar links van het
stuurwiel. Rechts: beweeg de hendel omhoog.
Links: beweeg de hendel omlaag.
Mistlampen vóór brandt. dat de knop op de
middenconsole is ingedrukt. Handmatig selecteren.
De mistlampen werken uitsluitend als het dimlicht is
ingeschakeld.
Mistachterlicht brandt. dat de knop op de
middenconsole is ingedrukt. Handmatig selecteren. Het mistachterlicht werkt
uitsluitend als het dimlicht is ingeschakeld. Schakel het
mistachterlicht uit als het zicht weer normaal is.
Snelheidsregelaar brandt. dat de snelheidsregelaar is
geselecteerd. Handmatig selecteren.
Zie in de rubriek 3 het gedeelte
"Stuurkolomschakelaars".
Defecte lamp brandt. in
combinatie met
een melding op
het display. dat een of meer lampen defect
zijn. Laat de lamp vervangen.
Zie in de rubriek 8 het gedeelte "Lampen vervangen" of
raadpleeg het CITROËN-netwerk.
Parkeerhulp
achter brandt. een storing in het systeem. De parkeerhulp met geluidssignalen werkt niet meer.
Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het
CITROËN-netwerk.