Page 121 of 180

11
9
5
VEILIGHEI
D
Veiligheidsgordels
Gebruiksvoorschrift
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat
alle passagiers op de juiste manier gebruik
maken van hun veiligheidsgordel.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan uw lichaamsbouw. De gordel wordt
automatisch opgerold als deze niet wordt
gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of
verplaatsen van een stoel of de gordel goed
is opgerold en de gordelsluiting zich op de
juiste plaats bevindt. De gordelspanners en
gordelkrachtbegrenzers werken alleen als
het contact is aangezet.
De oprolautomaten zijn voorzien van een
automatische blokkeerinrichting die in
werking treedt bij een aanrijding of een
noodstop.
Als de gordelspanners
zijn geactiveerd, licht het
verklikkerlampje airbag op.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
De gordelspanners van de autogordels vóór
kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht
van de aanrijding, onafhankelijk van de
airbags afgaan. De gordelspanners trekken
de veiligheidsgordels direct stevig tegen het
lichaam van de inzittenden.
Het afgaan van de gordelspanners gaat
gepaard met lichte onschadelijke rookvorming
en een geluid als gevolg van het activeren
van de pyrotechnische lading in het systeem.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van de
inzittenden getrokken wordt. Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- mag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
- moet worden voorkomen dat de gordel
gedraaid raakt en moet de gordel in een
vloeiende beweging naar voren worden
getrokken,
- dient deze strak om het lichaam te
worden gedragen.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief. Als de zitplaatsen zijn voorzien
van armsteunen, moet de heupgordel altijd
onder de armsteun door worden geleid.
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
Voorschriften voor kinderen:
- maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner
dan 1,50 m gebruik van een geschikt
kinderzitje.
- laat nooit een kind op schoot zitten
tijdens het rijden. De veiligheidsgordel
mag door niet meer dan één persoon
gedragen worden.
Raadpleeg voor meer informatie over
kinderzitjes in de rubriek 5 het gedeelte
"Kinderen in de auto".
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door
een gekwalifi ceerde werkplaats waarvan
het personeel over de noodzakelijke kennis
beschikt en die is voorzien van de geschikte
apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk voldoet
aan deze eisen.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig (ook na een kleine aanrijding)
controleren door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalifi ceerde werkplaats:
de gordels mogen geen slijtagesporen
en scheuren vertonen en er mogen geen
wijzigingen aan de gordels zijn aangebracht.
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel voor
textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT-
netwerk.
Page 122 of 180

12
0
Airbags
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen voor een
betere veiligheid van de inzittenden bij ernstige
aanrijdingen: ze vormen een aanvulling op
de werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren
in dat geval de frontale en zijdelingse
aanrijdingen waaraan de registratiezones
voor een aanrijding worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding worden de airbags
onmiddellijk opgeblazen en beschermen
ze de inzittenden van de auto. Direct na de
aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het
zicht, noch het eventueel verlaten van de auto
door de inzittenden wordt belemmerd,
- bij een minder ernstige aanrijding of
een aanrijding van achteren en in
bepaalde gevallen waarin de auto over
de kop slaat, treden de airbags niet in
werking. De veiligheidsgordels zorgen
in deze situaties voor een afdoende
bescherming.
De kracht van de aanrijding is afhankelijk
van het soort obstakel en de snelheid van
de auto op dat moment.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal. Als er
een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens
hetzelfde of een volgend ongeval), werken
de airbags niet meer.
Het activeren van de airbags gaat gepaard
met wat onschadelijke rook en een knal,
als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan voor
personen die daar gevoelig voor zijn,
irriterend zijn.
De knal die bij de ontsteking wordt
geproduceerd, kan het gehoor gedurende
een korte periode enigszins verminderen.
Wanneer een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op de passagiersstoel
is geplaatst, moet de airbag aan
passagierszijde zijn uitgeschakeld. Zie in
rubriek 5 het gedeelte "Kinderen aan boord".
Page 123 of 180
12
1
5
VEILIGHEI
D
Airbags
ZIJ-AIRBAGS
Activering
De zij-airbag wordt opgeblazen bij een
ernstige zijdelingse aanrijding, haaks op de
lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde
naar de binnenzijde van de auto, die zich in
horizontale positie moet bevinden.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het desbetreffende
portierpaneel.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of
bij over de kop slaan, kan het zijn dat
de airbag niet wordt geactiveerd.
Storing
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats
om het systeem te laten controleren
wanneer het verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel gaat
branden. De kans bestaat dat de
airbags bij een ernstige aanrijding
niet meer geactiveerd worden.
Page 124 of 180

122
Airbags
AIRBAGS VÓÓR
Deze zijn voor de bestuurder in het midden
van het stuurwiel en voor de passagier in
het dashboard aangebracht.
Activering
Ze worden tegelijkertijd geactiveerd bij een
ernstige frontale aanrijding, behalve als de
airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het dashboard om
te voorkomen dat de inzittende naar voren
wordt geworpen.
Uitschakelen
Uitsluitend de passagiersairbag vóór kan
worden uitgeschakeld. Het uitschakelen
gebeurt via de boordcomputer.
Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel brandt zolang
de airbag is uitgeschakeld. Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd
uit als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders
kan een kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
Raadpleeg hiervoor rubriek 3 in het
onderdeel "MENU" en selecteer
vervolgens " OFF
" in het menu "Airbag
passagier".
Storing
Plaats geen kinderzitje op de voorstoel
met de rug in de rijrichting wanneer
de twee verklikkerlampjes van de airbags
permanent branden.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel
brandt, een geluidssignaal
klinkt en een melding op het
display verschijnt, neem dan contact op
met het PEUGEOT-netwerk of met een
gekwalifi ceerde werkplaats om het systeem
te laten controleren. Het is mogelijk dat de
airbags niet in werking treden bij een ernstige
aanrijding.
Page 125 of 180

12
3
5
VEILIGHEI
D
Airbags
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften voor een maximale
effectiviteit van de airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag
belemmeren en/of de inzittenden bij het
opblazen van de airbag verwonden. Laat na
een aanrijding of diefstal van uw auto het
airbagsysteem controleren.
Uitsluitend personeel van het PEUGEOT-
netwerk of van een gekwalificeerde
werkplaats mag werkzaamheden uitvoeren
aan airbagsystemen.
Zelfs wanneer alle voorschriften worden
gevolgd, bestaat er een risico op
verwondingen of lichte brandwonden aan
hoofd, borst of armen wanneer een airbag
onverhoopt afgaat. De airbag wordt namelijk
vrijwel onmiddelijk opgeblazen (in enkele
milliseconden) en loopt vrijwel meteen weer
leeg, waarbij hete gassen vrijkomen via de
daarvoor bedoelde openingen.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
Laat aan passagierszijde uw voeten niet op
het dashboard rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de
auto. Als de airbag wordt opgeblazen,
kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten
in de stuurwielbekleding en sla er niet op.
Zij-airbags
Bedek de stoelen uitsluitend met
goedgekeurde stoelhoezen die geschikt zijn
voor stoelen met zij-airbags. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk voor meer informatie
over de voor uw auto geschikte stoelhoezen.
Zie ook het hoofdstuk "Accessoires".
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van
de stoelen, dit zou bij het afgaan van de
airbags kunnen leiden tot verwondingen aan
armen of middel.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
Page 126 of 180

124
Kinderen aan boord
ALGEMENE INFORMATIE MET
BETREKKING TOT KINDERZITJES
Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp van
uw auto veel aandacht heeft besteed aan
veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen,
is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk
van u zelf.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
-
overeenkomstig de Europese wetgeving
dienen kinderen jonger dan 12 jaar of
kleiner dan 1,50 meter in gehomologeerde,
aan het lichaamsgewicht aangepaste
kinderzitjes
op met veiligheidsgordels of
ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen te
worden vervoerd,
- de veiligste plaats voor het vervoeren
van een kind is volgens de statistieken
een plaats op de achterbank van de
auto
.
- kinderen tot 9 kg moeten zowel
voor- als achterin met de rug in de
rijrichting worden vervoerd.
PEUGEOT beveelt u aan
kinderen op
de achterzitplaatsen
van uw auto te
vervoeren:
- met de rug in de rijrichting tot 2 jaar,
- met het gezicht in de rijrichting vanaf
2 jaar.
BEVESTIGEN VAN EEN KINDERZITJE MET EEN DRIEPUNTS VEILIGHEIDSGORDEL
"Met de rug in de rijrichting"
Vergeet niet de airbag aan
passagierszijde uit te schakelen
voordat u het kind in het
kinderzitje plaatst.
Wanneer een kinderzitje met de rug in
de rijrichting op de passagiersstoel
voor
wordt geplaatst, moet de airbag aan
passagierszijde zijn uitgeschakeld. Anders
kan het kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken
.
"Met het gezicht in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met het
gezicht in de rijrichting op de
passagiersstoel
vóór
wordt
geplaatst, mag de airbag aan
passagierszijde niet worden uitgeschakeld.
De regels voor het vervoeren van kinderen
zijn per land verschillend. Raadpleeg
hiervoor de wetgeving in uw land.
Raadpleeg de lijst met de voor uw
land goedgekeurde kinderzitjes. De
aanwezigheid van ISOFIX-bevestigingen,
achterzitplaatsen en een (uitschakelbare)
passagiersairbag is afhankelijk van de
uitvoering.
Page 127 of 180

5
VEILIGHEI
D
Kinderen aan boord
Raadpleeg voor het uit- of inschakelen
van de airbag aan passagierszijde in
Rubriek 3 het gedeelte "MENU".
DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJES
PEUGEOT levert een complete reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepunts
veiligheidsgordel
kunnen worden vastgemaakt:
De functie van de kinderzitjes is gelijk
voor het gehele PEUGEOT gamma.
Ieder gamma heeft echter zijn eigen
bijzonderheden.
De airbag aan passagierszijde (volgens
uitvoering) kan worden uitgeschakeld
met behulp van de toets MENU van de
boordcomputer.
Als bij uw auto niet de mogelijkheid bestaat
om de airbag aan passagierszijde uit te
schakelen, is het ten strengste verboden
een kinderzitje "met de rug in de rijrichting"
voorin te monteren.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
L1
"RÖMER Baby-Safe Plus"
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg
L3
"RECARO Start"
L4
"KLIPPAN Optima"
Vanaf 6 jaar
(ongeveer 22 kg):
gebruik alleen de
zitverhoging.
L5
"RÖMER KIDFIX"
Kan aan de ISOFIX-verankeringen van de auto worden bevestigd.
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
Page 128 of 180

12
6
Kinderen aan boord
BEVESTIGING KINDERZITJES MET DE AUTOGORDEL (BESTELWAGEN)
Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een autogordel, van een
universeel gehomologeerd kinderzitje, gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto:
Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie
Plaats
Minder dan 13 kg
(Groep 0 ( a
) en 0+)
Tot ongeveer 1 jaar
Van 9 tot 18 kg
(Groep 1)
Van 1 tot ongeveer
3 jaar
Van 15 tot 25 kg
(Groep 2)
Van 3 tot ongeveer
6 jaar
Van 22 tot 36 kg
(Groep 3)
Van 6 tot ongeveer
10 jaar
Passagiersstoel
vóór ( b
)
U
U
U
U
a
: Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg. Op de voorpassagiersstoel kan geen reiswieg of reisbedje worden bevestigd.
b
: raadpleeg de huidige wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.
U
: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een autogordel, zowel met de "rug in de
rijrichting" als met het "gezicht in de rijrichting".