verversing. Om te vermijden dat dit grotere onder-
houdsinterval wordt verkleind, moet u altijd dezelfde
koelvloeistof gebruiken.
Het is de taak van de eigenaar van de auto om de
concentratie van de koelvloeistof aan te passen aan de
buitentemperatuur. OPMERKING:Als verschillende koelvloeistoffen
worden gemengd, neemt de levensduur van de motor-
koelvloeistof (antivries) af en moet de koelvloeistof
vaker worden ververst.
Radiatordop
Draai de vuldop altijd goed vast om te voorkomen dat
er koelvloeistof wordt gemorst en om zeker te zijn dat
de koelvloeistof terugloopt naar de radiator van het
expansiereservoir.
Controleer de vuldop en reinig deze grondig wanneer
er afzettingen zijn op het sluitvlak.
WAARSCHUWING!
De waarschuwing "DO NOT OPEN
HOT" (NIET OPENEN, HEET) vormt
een veiligheidsaanduiding.Vul nooit koelvloeistof
bij als de motor oververhit is. Draai nooit de
vuldop los om een oververhitte motor te laten
afkoelen. Door de hitte komt het koelsysteem
onder druk te staan. Om brandwonden en ander
letsel te vermijden, mag u nooit de vuldop verwij-
deren van een koelcircuit dat heet is of onder
druk staat .
Gebruik geen andere radiatordop dan degene
die voor uw auto is gespecificeerd. Dit kan leiden
tot persoonlijk letsel of motorschade.
Afvoeren van gebruikte koelvloeistof
Gebruikte koelvloeistof met ethyleenglycol is een spe-
ciale afvalstof die volgens de voorschriften afgevoerd
moet worden. Raadpleeg de gemeentelijke instanties
over de juiste wijze van afvoeren. Om inslikken door
kinderen of dieren te voorkomen, dient u koelvloeistof
met ethyleenglycol nooit in open vaten of houders te
bewaren. Laat de vloeistof ook nooit in plassen op de
grond terechtkomen. Wanneer een kind koelvloeistof
binnenkrijgt, moet u onmiddellijk een arts raadplegen.
Verwijder gemorste vloeistof onmiddellijk.
Koelvloeistofpeil
De radiator is normaliter helemaal gevuld. Het is dus
niet nodig de radiatordop te openen, behalve om de
248
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
antivriesconcentratie te controleren of de koelvloei-
stof te verversen. Maak uw monteur hierop attent.
Zolang de bedrijfstemperatuur van de motor in orde is,
hoeft u het expansiereservoir slechts eenmaal per
maand te controleren. Wanneer u koelvloeistof moet
bijvullen, moet u dat doen via de vulopening van het
expansiereservoir. Vul nooit te veel vloeistof bij.
VoorzorgsmaatregelenOPMERKING:Wanneer u na enkele kilometers
rijden de auto stilzet, kunt u waterdamp zien opstijgen
vanuit de voorzijde van het motorcompartiment. Dat is
gewoonlijk het gevolg van een hoge luchtvochtigheid,
of van regen of sneeuw die bij de radiator is achterge-
bleven en die verdampt zodra de thermostaatklep
opengaat en hete koelvloeistof de radiator binnen-
stroomt.
Wanneer bij een inspectie van de motorruimte blijkt
dat de radiator en de slangen geen defecten vertonen,
kunt u gerust met de auto gaan rijden. De damp zal snel
verdwijnen.
Vul niet te veel vloeistof bij in het expansiereservoir.
Controleer het antivriesgehalte in de radiator en het expansiereservoir. Als koelvloeistof moet worden
bijgevuld, moet ook de inhoud van het expansiere-
servoir tegen bevriezing worden beschermd.
Als u regelmatig koelvloeistof moet bijvullen of het peil in het expansiereservoir niet daalt zodra de
motor afkoelt, dient het koelsysteem via een druk-
test op lekkage te worden gecontroleerd. Controleer of de overloopslangen van de radiator en
het expansiereservoir niet gedeukt of geblokkeerdzijn.
Houd de voorzijde van de radiator schoon. Als uw auto is uitgerust met airconditioning, reinigt u de
voorzijde van de condensor.
Vervang nooit de thermostaat voor een zomer- of wintertype. Wanneer vervanging noodzakelijk is,
mag UITSLUITEND het gespecificeerde type ther-
mostaat worden ingebouwd. Andere modellen kun-
nen onvoldoende koelprestaties leveren en een ho-
ger brandstofverbruik en hogere emissiewaarden
teweegbrengen.
REMSYSTEEM
Om altijd optimale remprestaties te waarborgen, moe-
ten alle onderdelen van het remsysteem regelmatig
worden gecontroleerd. Raadpleeg "Onderhouds-
schema" voor de juiste onderhoudsintervallen.
WAARSCHUWING!
Rijden met ‘slippend rempedaal’ is ge-
vaarlijk en kan ongevallen veroorzaken.
Rijden met de voet op het rempedaal veroor-
zaakt abnormaal hoge remtemperaturen, ver-
hoogt de slijtage van de remblokken en kan
leiden tot het uitvallen van het remsysteem. Dan
heeft u in noodgevallen niet het volledige remver-
mogen tot uw beschikking.
249
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
(Vervolgd)
Het bijvullen van het vloeistofreservoir met te
veel remolie kan leiden tot het morsen van vloei-
stof op hete motoronderdelen, waardoor de rem-
olie vlam kan vatten. Remvloeistof kan ook
schade toebrengen aan gelakte oppervlakken en
vinyl. Let daarom op dat er geen remvloeistof op
deze oppervlakken terecht komt .
Zorg dat er geen vloeistof op basis van aardolie
in de remvloeistof terechtkomt . De afdichtingen
van het remsysteem kunnen hierdoor worden
aangetast , waardoor de remmen hun werking
gedeeltelijk of geheel kunnen verliezen. Dit kan
leiden tot een ongeval.
MANUAL TRANSMISSION
Vloeistofpeil controleren
Inspecteer de handgeschakelde versnellingsbak op lek-
kage iedere keer wanneer de olie wordt ververst.
Indien nodig moet vloeistof worden bijgevuld tot aan
het juiste niveau.
Controleer het vloeistofpeil door de vuldop te verwij-
deren. Het vloeistofniveau moet liggen tussen de on-
derkant van de vulopening tot maximaal 4,7 mm
daaronder.
Keuze van smeermiddel
Gebruik alleen transmissievloeistof goedgekeurd door
de fabrikant. Geen andere stoffen toevoegen (behalve
kleurstoffen om lekken op te sporen). Raadpleeg "Vloeistoffen, smeermiddelen en originele onderdelen"
in "Technische gegevens" voor meer informatie.
Verversingsinterval vloeistoffen
Ververs de vloeistof van de handgeschakelde versnel-
lingsbak volgens de intervallen die staan vermeld in het
"Onderhoudsschema" in deze handleiding.
VERZORGING VAN DE AUTO EN
BESCHERMING TEGEN ROEST
Carrosserie en lak beschermen tegen roest
De aandacht die aan de carrosserie moet worden
besteed is sterk afhankelijk van de weersinvloeden en
het gebruik van de auto. Strooizout in de winter en
chemische producten die in andere seizoenen op bo-
men en in wegbermen gespoten worden hebben een
sterk corrosieve invloed op de carrosserie. Buiten
parkeren en blootstelling aan schadelijke stoffen in de
atmosfeer en op de wegen, extreem warm of koud
weer en andere uitersten kunnen de lak, de sierlijsten
en de beschermende laag aan de onderzijde van de auto
beschadigen.
De onderstaande onderhoudsadviezen helpen om de
carrosserie van uw auto gedurende lange tijd in opti-
male conditie te houden.
Oorzaken van corrosie
Corrosie ontstaat door blootstelling van het metaal
aan weersinvloeden, doordat de lak en beschermende
coatings op uw auto werden beschadigd of loslieten.
De meest voorkomende oorzaken zijn:
strooizout, vuil en achterblijven van vocht.
251
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Om krassen tot een minimum te beperken en de
lichtopbrengst maximaal te houden, mogen de kop-
lamplenzen niet met een droge doek worden schoon-
gemaakt. Verwijder vuil met een sopje van zachte zeep
en spoel goed na.
Gebruik nooit schurende reinigingsmiddelen, oplos-
middelen, staalwol of andere bijtende stoffen om de
lenzen te reinigen.
Ruitoppervlakken
Alle ruiten behoren regelmatig met een normale glas-
reiniger te worden gereinigd. Gebruik nooit een reini-
ger met schuurmiddelen. Wees voorzichtig bij het
schoonmaken van de binnenkant van de achterruit als
deze voorzien is van een elektrische ontdooi-
inrichting. Gebruik geen schrapers of andere scherpe
voorwerpen die de elementen kunnen beschadigen.
Wanneer u de spiegels schoonmaakt, moet u het rei-
nigingsmiddel op de gebruikte doek aanbrengen. Spuit
de reinigingsvloeistof niet rechtstreeks op de spiegel.Reinigen van kunststoflenzen in
instrumentenpaneel
De lenzen voor de meetinstrumenten in deze auto zijn
vervaardigd uit glasheldere kunststof. Wees bij het
reinigen hiervan extra voorzichtig om geen krassen te
veroorzaken.
1. Reinig met een zachte bevochtigde doek. Eventueel
kan een sopje van zachte zeep worden gebruikt,
maar gebruik in geen geval reinigingsalcohol of bij-
tende of schurende reinigingsmiddelen. Verwijder
de zeep met een schone, vochtige doek.
2. Drogen met een zachte doek.
Verzorging van autogordels
Bleek of verf de gordels nooit en reinig ze niet met
chemische oplosmiddelen of schurende reinigingsmid-
delen. De gordelband kan hierdoor worden aangetast.
Ook zonnestraling kan de stof aantasten.
Als u de gordels moet reinigen, gebruik dan een lauw
sopje van zachte zeep. Verwijder de gordels hiertoe
niet uit de auto. Drogen met een zachte doek.
Laat de gordels vervangen wanneer ze gaan rafelen,
slijtplekken vertonen of wanneer de gespsluitingen niet
goed functioneren.
SCHOONMAKEN VAN DE BEKERHOUDERS
Maak ze schoon met een vochtige doek of handdoek en
een zacht schoonmaakmiddel.
254
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
BANDEN — ALGEMENE
INFORMATIE
BANDENSPANNING
Voor een veilig en prettig gebruik van uw auto is een
juiste bandenspanning absoluut noodzakelijk. Als de
bandenspanning niet juist is, heeft dit de onderstaande
gevolgen:
Veiligheid
WAARSCHUWING!
Een verkeerde bandenspanning is ge-
vaarlijk en kan leiden tot ongelukken.
Bij een te lage bandenspanning heeft de band
te veel rek en dit kan resulteren in oververhitting
en lekrijden.
Bij een te hoge bandenspanning zal de band
schokken op het wiel minder goed opvangen.
Rommel op de weg en gaten in het wegdek
kunnen de banden beschadigen waardoor ze lek
raken.
Banden met een te hoge of te lage spanning
kunnen het rijgedrag van de auto beïnvloeden en
kunnen een klapband veroorzaken waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen.
Als niet alle banden dezelfde spanning hebben,
kunnen besturingsproblemen optreden. U kunt
de controle over de auto verliezen.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Bij een ongelijke bandenspanning aan beide
zijden van de auto kan deze naar links of rechts
gaan trekken.
Zorg dat alle banden altijd op de juiste span-
ning (voor koude banden) zijn.
Besparing
Een onjuiste bandenspanning kan leiden tot een onre-
gelmatig slijtagepatroon over het loopvlak van de band.
Deze abnormale slijtagepatronen verkorten de levens-
duur van de band, waardoor de band eerder vervangen
moet worden. Door een te lage bandenspanning wordt
ook de rolweerstand van de band hoger, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt.
Rijcomfort en voertuigstabiliteit
Een juiste bandenspanning draagt bij tot comfortabele
rijeigenschappen. Bij een te hoge bandenspanning rijdt
de auto schokkerig en oncomfortabel.
BANDENSPANNINGEN
De juiste spanning voor koude banden staat vermeld
op de B-stijl aan de bestuurderszijde of op de achter-
rand van het bestuurdersportier.
Minstens één keer per maand moet u de bandenspan-
ning controleren en zo nodig aanpassen, evenals op
slijtage of zichtbare schade controleren. Gebruik een
zakmeter van goede kwaliteit om de bandenspanning te
controleren. Een visuele schatting van de spanning
volstaat niet. Radiaalbanden lijken soms de juiste span-
ning te hebben terwijl de spanning onvoldoende is. 257
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Plaats na het controleren of aanpassen
van de bandenspanning altijd de ventiel-
dop terug. Hierdoor voorkomt u dat het
ventiel beschadigd raakt door binnendringend
vocht of vuil.
De gespecificeerde bandenspanningswaarden op het
plaatje gelden altijd voor "koude banden". Dit zijn
banden van een auto waarmee minstens 3 uur niet is
gereden, of waarmee minder dan 1,6 km is gereden na
een periode van 3 uur stilstaan. De spanning van een
koude band mag nooit hoger zijn dan de maximum-
spanning die op de zijkant van de band staat vermeld.
Controleer de bandenspanning vaker als de buitentem-
peraturen zeer verschillend zijn, omdat de bandenspan-
ning varieert met de temperatuur.
De bandenspanning verloopt ongeveer 7 kPa per 7°C
temperatuurverandering. Denk hieraan als u de druk
meet in een verwarmde garage, vooral in de winter.
Voorbeeld: als de temperatuur in de garage 20°C en de
buitentemperatuur 0°C bedraagt, moet u de banden-
spanning verhogen met 21 kPa, gelijk aan 7 kPa voor
elke 7°C temperatuurverschil.
Tijdens gebruik kan de bandenspanning onder invloed
van de temperatuur 13 tot 40 kPa oplopen. Laat de
banden in dat geval NOOIT gedeeltelijk leeglopen, de
bandenspanning is anders te laag zodra de band weer is
afgekoeld. Bandenspanning bij hogere rijsnelheden
De fabrikant is een voorstander van het rijden met een
veilige snelheid, volgens de geldende snelheidsbeper-
kingen. Wanneer de omstandigheden het toelaten om
met hoge snelheden te rijden, is de juiste bandenspan-
ning erg belangrijk. Mogelijk moet u de bandenspanning
verhogen en de belading van de auto verminderen als u
met hoge snelheden wilt rijden. Neem contact op met
de oorspronkelijke of een erkende bandenleverancier
voor de aanbevolen veilige rijsnelheid, de juiste bela-
ding en de correcte koude bandenspanning.
WAARSCHUWING!
Het rijden met hoge snelheden in een
maximaal beladen auto is gevaarlijk. De
extra belasting op uw banden kan defecten ver-
oorzaken. U kunt zo een ernstig ongeval krijgen.
Rij niet sneller dan 120 km/u in een auto die tot
het maximale laadvermogen is beladen.
RADIAALBANDEN
WAARSCHUWING!
Het gecombineerd monteren van radi-
aalbanden en andere bandentypes heeft
een negatieve invloed op het weggedrag van uw
auto. Dit stabiliteitsverlies kan ongevallen ver-
oorzaken. Als u radiaalbanden gebruikt , moeten
dat er altijd vier zijn. Combineer ze nooit met
andere bandtypes.
258
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Bagage (belading) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Bagage laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88,190
Bagagemanagementsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 109Driedelige laadvloer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Rolafdekking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Bagagerek (dakdrager) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Bagageruimte, voorzieningen . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181,257 Algemene informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
Controlesysteem voor bandenspanning . . . . . . . . 125
Hoge snelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 258
Levensduur van de banden . . . . . . . . . . . . . . . . 261
Opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
Radiaalbanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 258
Reservewiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
Rotatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
Slijtagemarkeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261
Spanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
Spinnen, doordraaien . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
Thuiskomertje, noodreservewiel . . . . . . . . . . . . 259
Trekken van aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . 196
Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
Veroudering (levensduur van de banden) . . . . . . . 261
Vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212,262
Bandenslijtage, slijtagemarkeringen . . . . . . . . . . . . . 261
Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205,257
Batterij van de afstandsbediening vervangen . . . . . . . 13
Bedrijfshandboek (instructieboekje) . . . . . . . . . . . . . . 4
Bekerhouder achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Bekerhouders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95,254
Benzine (brandstof ) Besparend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Benzinemeter (brandstofmeter) . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Bergvakje zonnebrillen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86 Beslagen ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Bevrijden van vastgereden voertuig . . . . . . . . . . . . 229
Bijkomende veiligheidssystemen - Airbag . . . . . . . . . 167
Binnenspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Bougies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
Benzinedop (gasdop) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Besparend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Besparend functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Diesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263,265
Meter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Octaangehalte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Tankinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 264
Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
Waarschuwingslampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Brandstof tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Brandstofbesparing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Brandstofoptimalisering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Buitenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73,181,221
Buitenverlichting, functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
Camera achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Carrosserie, smering van mechanismen . . . . . . . . . . 243
CD, onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Computer, boordcomputer . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Console, vloer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Contact Sleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Contourverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
Controle, bandenspanningssysteem . . . . . . . . . . . . 125
Controlelampje Olie verversen . . . . . . . . . . . . . 24,204
Dagkilometerteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204
Dagverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74 271
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Dakconsole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Dakconsole, dakhemel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Dakdrager (imperiaal) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Dekzeil bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Diagnosesysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Diagnosesysteem, aan boord . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Diefstalalarm (beveiliging) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Diefstalbeveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Dieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
Diesel brandstofvereisten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
Dieselbrandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263,265
Dimlicht/koplampschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Disselgewicht / Gewicht aanhangwagen . . . . . . . . . . 194
Driepuntsgordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Duplicaten van sleutels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
DVD-speler (Video Entertainment System™) . . . . . 141
Elektronisch remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117Antiblokkeerysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
Elektronisch stabiliteitsprogramma . . . . . . . . . . . 120
Elektronische kantelbeveiliging . . . . . . . . . . . . . . 119
Rembekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Tractieregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Elektronisch Stabiliteitsprogramma (ESP) . . . . . . . . 120
Elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) . . 20,137
Elektronische kantelbeveiliging (Electronic
Roll Mitigation, ERM) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Elektronische snelheidsregeling (Cruise Control) . . . . 83
Filters Airco . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71,242
Luchtfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 240
Oliefilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
Oude motorolie verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . 240 Functie
Brandstofzuinig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Gasdop (brandstofvuldop) . . . . . . . . . . . . . . . 123,143
Gegevensopname, gebeurtenis . . . . . . . . . . . . . . . 176
Geluidssysteem (radio) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Geluidssysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Raadpleeg het geluidssysteemboekje
Gevaar Rijden door stromend, hoog of ondiep,
niet-stromend water . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Glad wegdek, rijden op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
Gloeilampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181,220
Gordelspanners Veiligheidsgordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
Gordelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Gordelsystemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145,171,174
Gordelsystemen (sedan) . . . . . . . . . . . . . . 169,171,173
Gordelsystemen, kinderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
Gordelverankering, kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . 160
Grootlichtschakelaar/dimmerschakelaar . . . . . . . . . . 75
Handgeschakelde versnellingsbak . . . . . . . . . . . 186,251 Controle vloeistofpeil . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
Keuze van het smeermiddel . . . . . . . . . . . . . . . . 251
Terugschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
Verversingsinterval vloeistof . . . . . . . . . . . . . . . 251
Handleiding voor het trekken van een aanhanger . . . 194
Hoofdcilinder (remmen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Hulpstopcontract (stopcontact) . . . . . . . . . . . . . . . 92
Hulpversnellingsbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266
Immobilisator (Sentry-sleutel) . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Indicatielampje groot licht . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204
272
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD