BOORDDIAGNOSESYSTEEM —
OBD II
Uw auto is uitgerust met een geavanceerd diagnosesys-
teem dat OBD II heet (On-Board Diagnostic). Dit
systeem bewaakt de regelsystemen voor uitlaatgase-
missie, de motor en de automatische versnellingsbak.
Als deze systemen correct werken, zal uw auto uitste-
kende prestaties leveren, brandstof besparen en lage
emissiewaarden hebben die aan de strengste eisen
voldoen.
Wanneer een bepaald systeem onderhoud of reparatie
nodig heeft, schakelt het OBD II diagnosesysteem het
storingslampje (MIL) in. Bovendien zal het diagnoseco-
des en andere hulpinformatie voor de monteur opslaan
in een geheugen. Hoewel u gewoonlijk nog kunt rijden
en niet gesleept hoeft te worden, kunt u toch best zo
spoedig mogelijk uw erkende dealer opzoeken voor
reparatie.
Als u lange tijd blijft rijden met een
brandend storingslampje (MIL), kan het
emissieregelsysteem verder beschadigd
raken. Bovendien zal de motor meer verbruiken
en niet optimaal bestuurbaar zijn. De auto moet
naar de garage om emissietests te kunnen uitvoe-ren.
Als het storingslampje (MIL) knippert terwijl de
motor draait , treden schade aan de katalysator
en vermogensverlies op. Raadpleeg onmiddellijk
uw dealer.
Melding brandstofvuldop los
Als het diagnosesysteem van het voertuig bepaalt dat
de brandstofvuldop los is, niet op de juiste wijze is
geïnstalleerd of beschadigd is, verschijnt het woord
"gASCAP" (brandstofdop fout) op de kilometerteller.
Als dit gebeurt, draai dan de brandstofvuldop vast tot u
een klik hoort en druk op de toets TRIP ODOMETER
[DAGTELLER] om het bericht af te zetten. Als het
probleem zich opnieuw voordoet, verschijnt de mel-
ding de volgende keer dat de auto wordt gestart
opnieuw.
Een losse, niet goed aangebrachte of beschadigde vul-
dop kan ook het storingslampje aanzetten.
123
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten voorzichtig achter-
uit rijden, ook al wordt er gebruik ge-
maakt van de achteruitrijcamera. Kijk altijd goed
vóór of achter uw auto, controleer of zich daar
geen voetgangers, dieren, andere voertuigen of
obstakels bevinden en let op dode hoeken voor-
dat u voor- of achteruitrijdt . U bent verantwoor-
delijk voor de veiligheid van uw omgeving en
moet blijven opletten als u achteruitrijdt . Anders
bestaat er een risico op ernstig of dodelijk letsel. Om schade aan het voertuig te voorko-
men mag de achteruitrijcamera alleen
worden gebruikt als parkeerhulp. De
achteruitrijcamera kan niet elk obstakel of voor-
werp detecteren.
Om schade aan het voertuig te voorkomen
moet u langzaam rijden bij gebruik van de achter-
uitrijcamera, zodat u tijdig kunt stoppen als u een
obstakel ziet . Het wordt de bestuurder aanbevo-
len om regelmatig over zijn/haar schouder te kij-
ken bij het gebruik van de achteruitrijcamera. OPMERKING:
Wanneer de cameralens bedekt is
met sneeuw, ijs, modder of ander vuil, moet de lens
worden gereinigd, met water worden gespoeld en met
een zachte doek worden gedroogd. De lens niet afdek-
ken.
ParkView
®in- of uitschakelen — met het
aanraakscherm van de radio
1. Zet de radio aan.
2. Druk op de schermtoets " More".
3. Druk de schermtoets " Settings".
4. Druk op de schermtoets "Safety & Driving Assis- tance".
5. Druk op het vakje naast de knop "Parkview
®Bac-
kup Camera" om het systeem in of uit te schakelen.
138
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Gesp de autogordel altijd aan, ook tijdens korte ritten,
ook al bent u een ervaren bestuurder. Een andere
bestuurder kan fouten maken en een ongeval veroor-
zaken waarbij u betrokken raakt. Dit kan ver van huis
gebeuren, maar ook bij u in de straat.
Onderzoek heeft aangetoond dat autogordels levens
redden en bij ongevallen de zwaarte van letsels kunnen
verminderen. Zeer ernstig letsel komt voor als perso-
nen uit de auto worden geslingerd. Autogordels voor-
komen dit en verminderen de kans op letsel door
aanraking met de binnenkant van de auto. Iedere inzit-
tende van een motorvoertuig hoort te allen tijde een
autogordel te dragen.
Driepuntsgordels
Alle zitplaatsen in uw auto zijn uitgerust met heup-/
schoudergordels.
Het rolmechanisme van de autogordels blokkeert al-
leen bij plotseling stoppen of bij een aanrijding. Daar-
door kan het schoudergedeelte van de gordel onder
normale omstandigheden vrij bewegen. Bij een aanrij-
ding blokkeert de gordel om het risico te beperken dat
u in aanraking met de binnenzijde van de auto komt of
uit de auto wordt geslingerd.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om tijdens het rijden
personen te vervoeren in de bagage-
ruimte, zowel binnen als buiten de auto. Bij een
ongeval lopen personen in de bagageruimte een
groter risico op ernstig of dodelijk letsel.
Vervoer geen personen in een ruimte van de
auto die niet is voorzien van stoelen en autogor-
dels.
Zorg dat iedereen in uw auto een stoel heeft en
de autogordel op de juiste wijze heeft omgedaan.
De gebruiker mag geen wijzigingen of toevoe-
gingen aanbrengen omdat deze verhinderen dat
het verstelmechanisme van de autogordel de spe-
ling wegneemt of het autogordelmechanisme an-
derszins aangepast wordt .
De autogordels zijn bedoeld om op de beender-
structuur van het lichaam te rusten en moeten
laag over de heup of de over heup, borst en
schouders, indien van toepassing, worden gedra-
gen; men dient te voorkomen dat het heupge-
deelte van de gordel op de buik rust .
De autogordels moeten zo strak mogelijk wor-
den aangegespt , maar zonder ongemak te bezor-
gen, zodat ze de bedoelde bescherming bieden.
Een slappe autogordel vermindert de voor de
inzittende bedoelde bescherming aanzienlijk.
(Vervolgd)
146
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
(Vervolgd)
Ieder gordelmechanisme mag slechts door één
inzittende worden gebruikt ; het is gevaarlijk om
een autogordel om een kind te gespen dat op
schoot zit .
Twee inzittenden mogen nooit tegelijkertijd
van één enkele autogordel gebruikmaken. Deze
twee personen kunnen tijdens een ongeval met
een klap tegen elkaar komen en elkaar zo ernstig
verwonden. Gebruik nooit een driepuntsgordel of
een heupgordel voor meer dan één persoon, ook
niet samen met kleine kinderen.
Zorg dat de riemen van de autogordels niet
gedraaid zijn.
Zorg dat er geen was, olie en chemicaliën en
vooral geen zuur uit de accu op de gordelband
terecht komt . U kunt het materiaal veilig reinigen
met water en zachte zeep. De autogordel moet
worden vervangen als het gordelmateriaal begint
te rafelen, vuil is of beschadigd.
Gebruiksinstructies voor driepuntsgordels
1. Stap in de auto en sluit het portier. Ga achterover zitten en stel de voorstoel in.
2. De gordelgesp bevindt zich naast de stijl bij de rugleuning. Pak de gordelgesp en trek de autogordel
uit. Schuif de gesp zo ver als nodig is over de
gordelband, zodat de autogordel over uw heupen
valt. (afb. 111) 3. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst u de gesp
in de gespsluiting tot u een 'klik' hoort. (afb. 112)
(afb. 111) Uittrekken van heup/schoudergordel(afb. 112) De tongplaat in de gesp steken 147
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
Een autogordel waarvan de gesp in de
verkeerde sluiting is bevestigd, biedt on-
voldoende bescherming. Het heupgedeelte valt
dan mogelijk te hoog over uw lichaam, waar-
door inwendig letsel kan worden veroorzaakt .
Gesp uw autogordel altijd vast in de sluiting pal
naast u.
Een te losse autogordel biedt onvoldoende be-
scherming. Tijdens een noodstop kunt u te ver
naar voren bewegen, zodat er een grotere kans is
op letsel. Zorg dat de autogordel nauw aansluit .
Het is gevaarlijk een autogordel onder de arm
door te dragen. Uw lichaam kan bij een ongeval
hard in aanraking komen met het interieur van
de auto, waardoor het risico van hoofd- en nek-
letsel toeneemt . Een gordel die onder de arm
wordt gedragen, kan inwendig letsel veroorza-
ken. De ribbenkast is niet zo sterk als de schou-
ders. Draag de gordel altijd over uw schouder,
zodat het sterkste beendergestel van uw lichaam
de kracht absorbeert bij een aanrijding.
Een schoudergordel die achter uw rug is ge-
plaatst , biedt geen enkele bescherming bij een
ongeval. Als u de schoudergordel niet draagt , zult
u bij een aanrijding gemakkelijk hoofdletsel op-
lopen. Het heup- en schoudergedeelte van de
gordel behoren samen te worden gebruikt . 4. Leg de heupgordel over uw dijen, onder de buik.
Om een losse heupgordel strak te trekken, moet u
het schoudergedeelte van de gordel aantrekken.
Om een te strakke heupgordel losser te maken,
kantelt u de gesp en trekt u aan de heupgordel. Een
nauw aansluitende autogordel verkleint het risico
dat u onder de gordel doorglijdt bij een ongeval.
(afb. 113)
WAARSCHUWING!
Een heupgordel die te hoog wordt ge-
dragen, kan het risico van inwendig letsel
bij een ongeval vergroten. De krachten op de
gordel worden dan niet opgenomen via de sterke
(Vervolgd)
(afb. 113)Losse gordel straktrekken
148
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
(Vervolgd)
heupbeenderen en het bekken, maar via de buik.
Draag de heupgordel altijd zo laag mogelijk en
zorg dat de gordel strak zit .
Een gedraaid zittende gordel kan u niet de
juiste bescherming bieden. Bij een aanrijding kan
de gordel dan zelfs snijwonden veroorzaken. Con-
troleer of de gordel recht loopt . Als u een van de
gordels in uw auto niet meer recht krijgt , dient u
onmiddellijk naar uw erkende dealer te gaan om
het euvel te laten verhelpen.
5. Haal de schoudergordel zo over uw borstkas dat deze comfortabel zit en niet tegen de hals rust. De
rolautomaat spant de gordel automatisch aan.
6. Om de gordel los te maken drukt u op de rode knop op de gespsluiting. De gordel rolt automatisch op
tot de beginpositie. Indien nodig schuift u de gesp
over de gordel zodat deze volledig kan worden
opgerold.
WAARSCHUWING!
Een gerafelde of gedraaid zittende gor-
del kan bij een ongeval scheuren, waar-
door u niet langer beschermd bent . Controleer de
autogordels van tijd tot tijd op scheuren, rafels en
losse delen. Laat beschadigde onderdelen direct
(Vervolgd)(Vervolgd)
vervangen. Probeer niet zelf de gordels aan te
passen of uit elkaar te halen.Autogordels moeten
na een aanrijding direct worden vervangen als
beschadigingen zijn ontstaan (sluiting of gesp
verbogen, scheurtjes en rafels, enz.).
Verstelbaar ankerpunt schoudergordel
Bij de voorste zitplaatsen kan het ankerpunt van de
schoudergordel naar beneden of boven worden ver-
steld, zodat de gordel niet langer langs de nek loopt.
Druk de knop boven de gordelband helemaal in om de
verankering te ontgrendelen, en schuif vervolgens om-
hoog of omlaag naar de gewenste stand. (afb. 114)
Als u minder lang bent dan gemiddeld, zult u een lagere
stand gebruiken. Als u langer bent dan gemiddeld, zult
u een hogere stand gebruiken. Probeer na loslaten van
(afb. 114) Bevestiging schoudergordel afstellen 149
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
de knop op het ankerpunt deze nog eens op en neer te
bewegen, om zeker te zijn dat deze stevig is vergren-deld.
Op de achterbank moet u meer naar het midden van de
stoel gaan zitten om de gordel niet langs de nek te latenlopen.
CORRIGEREN VAN GEDRAAIDE
DRIEPUNTSGORDEL
Gebruik de volgende methode om een gedraaide drie-
puntsgordel te ontwarren.
1. Breng de gordelgesp zo dicht mogelijk naar hetankerpunt toe.
2. Pak de gordelband vast op ongeveer 15 tot 30 cm boven de gesp en draai de gordel 180° om een vouw
te maken die direct boven de gesp begint.
3. Schuif de gesp naar boven over de dubbelgevouwen gordel. Het gevouwen gordelgedeelte moet door de
sleuf gaan aan de bovenzijde van de gesp.
4. Schuif de gesp verder naar boven tot het gevouwen gordelgedeelte vrijkomt.
VEILIGHEIDSGORDELS OP
PASSAGIERSZITPLAATSEN
De veiligheidsgordels van de passagiersstoelen zijn
voorzien van een automatisch blokkerend oprolmecha-
nisme (ALR) of een bevestigingsgesp; beide dienen
tevens ter bevestiging van een kinderzitje. Raadpleeg
"Installeren van kinderzitjes met de autogordel" in het
hoofdstuk "Kinderzitjes" voor meer informatie. In on-
derstaande tabel wordt het type voorziening voor elke
zitplaats vermeld.
Bestuurder Midden Passagier
Eerste rij N.v.t. N.v.t. ALR
Tweede rij ALR ALR ALR
N.v.t. — Niet van toepassing
ALR — Oprolautomaat met automatische
vergrendeling
Als de passagierszitplaats is voorzien van een ALR en
voor normale toepassingen wordt gebruikt:
Trek juist voldoende gordelband uit het oprolmecha-
nisme om het middel van de inzittende comfortabel te
kunnen omvatten, zonder de ALR te activeren. Als de
ALR toch wordt geactiveerd, hoort u een ratelend
geluid terwijl de gordelband wordt ingetrokken. Laat in
dat geval de gordelband volledig intrekken en trek
vervolgens juist voldoende gordelband uit het oprol-
mechanisme om het middel van de inzittende comfor-
tabel te kunnen omvatten. Schuif de gesp in de sluiting
totdat u een 'klik' hoort.
AUTOMATISCH BLOKKEREND
OPROLMECHANISME (ALR) — IFEQUIPPED
Deze functie zorgt dat de schoudergordel automatisch
in een van te voren ingestelde positie vergrendelt. De
rolautomaat spant de schoudergordel nog wel automa-
tisch aan. De automatische vergrendelfunctie is be-
schikbaar op alle passagierszitplaatsen met een drie-
puntsgordel. Gebruik altijd de automatische
rolvergrendeling als een kinderzitje is aangebracht op
een zitplaats die is voorzien van een gordel met dit
150
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
systeem. Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd
goed vastgegespt op de achterbank worden vervoerd.
Hoe gebruikt u de automatische
rolvergrendeling
1. Gesp de driepuntsgordel vast.
2. Pak het schoudergedeelte beet en trek omlaag totde hele gordel volkomen is uitgerold.
3. Laat de gordel weer terugrollen. Terwijl de gordel terugrolt hoort u een klikgeluid. Dit geeft aan dat de
automatische rolvergrendeling is geactiveerd.
Hoe deactiveert u de automatische
rolvergrendeling
Maak de gesp van de heup-/schouderriem los en laat de
gordel helemaal terugrollen om zo de automatische
rolvergrendeling te deactiveren en de gewone botsings-
afhankelijke vergrendeling weer te activeren.
WAARSCHUWING!
Laat de gordel en de rolautomaat ver-
vangen als de "automatische rolvergren-
deling" of een andere autogordelfunctie niet cor-
rect werkt bij een controle volgens de procedures
in de werkplaatshandleiding.
Als u gordel en rolautomaat nalaat te vervan-
gen als dat nodig is, verhoogt u de kans op letsel
bij botsingen.
GORDELSPANNERS
De veiligheidsgordels voor de beide voorstoelen zijn
voorzien van gordelspanners, die ervoor zorgen dat een loszittende gordel wordt strak getrokken bij een
ongeval. Deze apparaten verbeteren de werking van de
autogordel door ervoor te zorgen dat de gordel al in
een vroeg stadium van het ongeval strak over het
lichaam van de inzittende komt te liggen. Gordelspan-
ners werken bij alle lichaamsafmetingen, ook voor
gebruik met kinderzitjes. OPMERKING:
Een gordelspanner is geen vervan-
ging bij een slecht bevestigde autogordel. De autogor-
del moet evengoed strak aanliggen en op de juiste wijze
worden gedragen.
De gordelspanners worden geactiveerd door het be-
schermingssysteem voor de inzittenden (ORC). Even-
als de airbags zijn ook de gordelspanners slechts ge-
schikt voor eenmalig gebruik. Een geactiveerde
gordelspanner of airbag dient onmiddellijk te worden
vervangen.
EXTRA ACTIEVE HOOFDSTEUNEN (AHR)
Deze hoofdsteunen zijn passieve componenten die
kunnen worden geactiveerd. Auto's met dit systeem
kunnen niet eenvoudigweg aan de hand van markerin-
gen worden geïdentificeerd, maar alleen door visuele
inspectie van de hoofdsteun. De hoofdsteun zal zich in
twee helften splitsen; de voorste helft bestaat uit zacht
schuim en bekleding en de achterste helft uit decoratief
plastic.
Werking van de actieve hoofdsteunen (AHR)
Het beschermingssysteem voor de inzittenden (ORC)
bepaalt afhankelijk van de kracht of van het type bot-
sing van achteren of de actieve hoofdsteunen (AHR) 151
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD