SLEUTELHOUDER
De sleutelhouder bevat ook de afstandsbediening
(RKE) en de noodsleutel, die in de achterzijde van de
sleutelhouder is ondergebracht.
Met de noodsleutel kan men in de auto zelfs als de accu
leeg is of als de sleutelhouder weigert. Met de nood-
sleutel kan ook het handschoenvakje worden afgeslo-
ten. U kunt de noodsleutel bij u houden als iemand
anders de auto voor u parkeert.
Schuif, om de noodsleutel te verwijderen, de mechani-
sche vergrendeling aan de zijkant van de sleutelhouder
met uw duim opzij en trek de sleutel vervolgens met
uw andere hand uit de houder. (afb. 5)OPMERKING:
U kunt de tweezijdige noodsleutel in
de slotcilinders steken met eender welke kant naar
boven.
BERICHT IGNITION OR ACCESSORY ON
(CONTACTSCHAKELAAR OP ON OF ACC)
Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl het
contactslot in de stand ACC of ON staat (motor draait
niet), klinkt een gong om u eraan te herinneren het
contact uit (OFF) te zetten. Naast de gong verschijnt
op het display in de instrumentengroep het bericht
Ignition On of Accessory On (Contactschakelaar op
ON of ACC). OPMERKING: Als deze functie is geselecteerd, blij-
ven de elektrisch bedienbare ruiten, de radio, het
Uconnect™ phone systeem (indien aanwezig), het(afb. 4) Keyless Ignition Node (KIN)
1 — OFF
2 — ACC (ACCESSOIRESTAND)
3 — ON/RUN
(afb. 5) Verwijderen van de noodsleutel 9
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
dvd-videosysteem (indien aanwezig), het elektrisch be-
dienbare schuifdak (indien aanwezig) en de aansluitcon-
tacten nog maximaal 10 minuten werken nadat de
contactschakelaar in de stand OFF is gezet. Door het
openen van een voorportier wordt deze functie uitge-
schakeld. De tijdsduur van deze functie is program-
meerbaar. Raadpleeg "Uconnect Touch™ instellingen"
in "Uw auto" voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
Voordat u een auto verlaat , dient u
altijd de parkeerrem aan te trekken, de
versnellingshendel in de stand PARK (Parkeren)
te zetten en de sleutelhouder uit het contact te
nemen. Sluit uw auto altijd af zodra u bent uit-
gestapt .
Laat kinderen nooit alleen achter in een auto
en sluit uw auto altijd af als u hem onbeheerd
achterlaat binnen bereik van kinderen.
Kinderen zonder toezicht achterlaten in een
auto is om verschillende redenen gevaarlijk. Kin-
deren of derden kunnen ernstige of dodelijke
verwondingen oplopen.Waarschuw kinderen dat
ze van de handrem, het rempedaal of de versnel-
lingshendel moeten afblijven.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet achter in of in de
buurt van de auto, en laat de Keyless Enter-N-Go
niet achter in de ACC- of ON/RUN-stand. Een
kind zou de elektrische raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of de auto in be-
weging kunnen brengen.
Laat nooit kinderen of dieren achter in een in
de zon geparkeerde en afgesloten auto. De hitte
in het interieur kan ernstige gezondheidsproble-
men veroorzaken en zelfs dodelijk zijn.
Een niet-vergrendelde auto is een prima
uitnodiging voor dieven. Neem altijd de
sleutelhouder uit de auto, zet het con-
tactslot in de stand OFF en sluit alle portieren af
wanneer u de auto zonder toezicht achterlaat .
10
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Kanaal # programmeren
Kanaal # geprogrammeerd
Kanalen wissen
Kanalen gewist
Niet geprogrammeerd
Check Gascap (Brandstofvuldop controleren) (raad-pleeg "Brandstof bijvullen" in "Technische gegevens")
Oil Change Required (Oliebeurt vereist) (met één geluidssignaal)
WITTE VERKLIKKERLAMPJES EVIC
In dit vlak worden instelbare witte waarschuwings-
lampjes getoond. Deze verklikkerlampjes bevatten:
Status schakelhendel
De status van de schakelhendel "P,R,N,D,L,5,4,3,2,1"
wordt weergegeven als indicatie van de stand van de
hendel. De lampjes "5,4,3,2,1" geven aan dat de
Autostick
®- functie is gekozen. De gekozen versnelling
wordt weergegeven. Raadpleeg "Starten en rijden"
voor meer informatie over Autostick™.
Elektronische snelheidsregeling AAN Dit lampje gaat aan als de elektronische snel-
heidsregeling AAN staat. Raadpleeg voor
meer informatie "Elektronische snelheidsre-
geling" in "Uw auto".
Elektronische snelheidsregeling INGESTELD Dit lampje brandt wanneer de elektronische
snelheidsregeling werkt met een door de
bestuurder gemaakte instelling. Raadpleeg voor meer informatie "Elektronische snelheidsrege-
ling" in "Uw auto".
ORANJE VERKLIKKERLAMPJES EVIC
In dit vlak worden instelbare oranje waarschuwings-
lampjes getoond. Deze verklikkerlampjes bevatten:
Controlelampje brandstofpeil
Als het brandstofpeil is gezakt tot ongeveer
11,0 liter, gaat dit lampje aan en blijft aan tot er
brandstof wordt bijgevuld.
Indicatielampje brandstofvuldop los Wanneer het diagnosesysteem detecteert
dat de brandstofvuldop los zit, onjuist is aan-
gebracht of is beschadigd, verschijnt het be-
richt "Vuldop controleren" op het displayvlak
van de verklikkerlampjes. Draai de tankdop stevig vast
en druk op de toets SELECTEREN om het bericht uit
te schakelen. Als het probleem zich opnieuw voordoet,
verschijnt de melding de volgende keer dat de auto
wordt gestart opnieuw.
Het storingsindicatielampje (MIL) kan ook gaan bran-
den vanwege een loszittende, slecht bevestigde of be-
schadigde tankdop.
Indicator laag peil ruitenvloeistof Dit lampje gaat branden om aan te geven dat
het peil van de ruitenvloeistof laag is.
22
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
RODE VERKLIKKERLAMPJES EVIC
In dit vlak worden instelbare rode verklikkerlampjes
weergegeven. Deze verklikkerlampjes bevatten:
Portier openDit lampje gaat branden om aan te geven dat
een of meerdere portieren mogelijk openzijn.
Oliedruklampje Dit indicatielampje duidt een te lage oliedruk
aan. Als het lampje tijdens het rijden gaat bran-
den, zet de auto dan veilig stil en zet de motor zo snel
mogelijk af. Er klinkt vier minuten lang een geluidsignaal
als dit lampje gaat branden.
Start de motor pas opnieuw wanneer het probleem is
verholpen. Dit lampje geeft geen indicatie over het
motoroliepeil. Het oliepeil moet u controleren in de
motorruimte.
Controlelampje laadstroom Dit lampje geeft informatie over het functione-
ren van het laadsysteem. Het lampje zal gaan
branden wanneer het contact de eerste keer wordt
ingeschakeld (stand ON) en kort blijven branden om
het lampje te controleren. Als het lampje blijft branden
of gaat branden tijdens het rijden, schakelt u de elek-
trische apparaten die niet noodzakelijk zijn voor het
rijden uit of u verhoogt het toerental (als de motor
stationair draait). Als het controlelampje van de laad-
stroom blijft branden, doet zich een probleem met het
laadsysteem voor. Laat de auto dan ONMIDDELLIJK CONTROLEREN. Neem contact op met een erkende
dealer.
Wanneer met startkabels moet worden gestart, raad-
pleeg dan "Starten met startkabels" onder "Noodge-vallen".
Lampje elektronische snelheidsregeling
Dit lampje informeert u over een probleem
met de elektronische gaspedaalregeling
(ETC). Het lampje zal gaan branden wanneer
het contact de eerste keer ingeschakeld
(ON) wordt en kort blijven branden om het lampje te
controleren. Als het lampje bij de start niet gaat bran-
den, moet u het systeem door een erkende dealer laten
controleren.
Als er een probleem wordt geconstateerd, gaat het
lampje aan terwijl de motor draait. Draai de sleutel van
ON naar OFF wanneer de auto volledig stilstaat en de
keuzehendel in de stand PARK staat. Het lampje moet
nu uitgaan.
Als het lampje bij draaiende motor blijft branden kunt u
meestal toch gewoon met de auto rijden. Neem echter
wel zo snel mogelijk contact op met uw erkende dealer
voor reparatie. Als het lampje knippert tijdens het
rijden, dient er direct onderhoud uitgevoerd te wor-
den. In een dergelijk geval presteert de motor minder,
loopt versneld of onregelmatig stationair of slaat af.
Wellicht moet uw auto worden weggesleept.
23UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
hebben op de afstand die de auto kan rijden, ongeacht
de getoonde DTE-waarde.
Als de DTE-waarde minder bedraagt dan de geschatte
rijafstand van 48 km, verandert het DTE-scherm en
verschijnt het bericht "LOW FUEL" (brandstofpeil
laag). Dit wordt continu getoond totdat de auto geen
benzine meer heeft. Het bericht "LOW FUEL"
(BRANDSTOF BIJNA OP) verdwijnt en er verschijnt
een nieuwe DTE-waarde nadat u een flinke hoeveelheid
brandstof in de tank doet.
VOERTUIGSNELHEID
Druk de toets OMHOOG of OMLAAG en houd deze
vast totdat de melding "Vehicle Speed" (Voertuigsnel-
heid) verschijnt in het EVIC en druk dan SELECTEER.
Druk op de toets SELECTEER om de huidige snelheid
weer te geven in mph of km/h. Door nogmaals op de
toets SELECT (Selecteer) te drukken schakelt u tussen
weergave in mph of km/u. OPMERKING:Door de maateenheid te wijzigen in
het menu Voertuigsnelheid wijzigt u niet de maateen-
heid in het EVIC.
RITINFORMATIE
Druk de toets OMHOOG of OMLAAG en houd deze
vast totdat de melding "Trip info" (ritinformatie) ver-
schijnt in het EVIC en druk dan SELECTEER. Druk de
toets OMHOOG/OMLAAG en laat deze weer los
totdat een van de volgende ritfuncties in het EVIC
verschijnt:
Trip A (Rit A)
Trip B (Rit B) Elapsed Time (Verstreken tijd)
Druk op de toets OMHOOG/OMLAAG om door alle
functies van de ritcomputer te bladeren.
De modus Tripfuncties toont de volgende informatie:
Trip A (Rit A)
Toont de totale afstand voor Trip A die werd afgelegd
sinds de laatste reset.
Trip B (Rit B)
Toont de totale afstand voor Trip B die werd afgelegd
sinds de laatste reset.
Elapsed Time (Verstreken tijd)
Toont de totale verstreken tijd sinds de laatste reset,
wanneer het contactslot in de stand ACC staat. De
verstreken tijd neemt toe wanneer het contact in de
stand ON/RUN staat.
Het scherm terugstellen op nul
Reset vindt alleen plaats als er een resetbare functie
wordt getoond. Druk eenmaal kort op de toets SE-
LECTEREN om de weergegeven resetbare functie te
resetten. Houd de toets SELECTEREN twee seconden
ingedrukt om alle resetbare functies gelijktijdig te re-
setten. De huidige weergave wordt samen met andere
functies teruggesteld.
VOERTUIGINFORMATIE
(INFORMATIEFUNCTIES VOOR DE KLANT)
Druk de toets OMHOOG of OMLAAG en houd deze
vast totdat de melding "Vehicle Info" (informatie over
de auto) verschijnt in het EVIC en druk dan op de
26
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
SELECT toets. Druk op de toetsen UP en DOWN om
door de beschikbare informatieschermen te bladeren.
Temperatuur koelvloeistof
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de koel-
vloeistof.
Olietemperatuur
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de olie.
Oliedruk
Toont de daadwerkelijke druk van de olie.
Temperatuur transmissie
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de transmis-
sie.
Bedrijfsuren motor
Geeft het aantal uren weer dat de motor in bedrijf is
geweest.Uconnect TOUCH™ INSTELLINGEN
TOETSEN
De toetsen bevinden zich aan de linker- en rechterzijde
van het Uconnect Touch™ 4.3 scherm. Bovendien
bevindt zich in het midden van het instrumentenpaneel,
rechts van de klimaatregelingsbediening, een Scroll/
Enter-draaiknop. Draai aan de knop om door de me-
nu's te bladeren en instellingen te veranderen (bijv. 30,
60, 90), druk een of meerdere keren op het midden van
de draaiknop voor het wijzigen van een instelling (bijv.
ON/OFF (aan/uit).
SCHERMTOETSEN
Schermtoetsen bevinden zich op het Uconnect
Touch™ scherm.
DOOR DE KLANT PROGRAMMEERBARE
FUNCTIES — Uconnect Touch™ 4.3INSTELLINGEN
In deze modus kunt u de toetsen en schermtoetsen
gebruiken om via het Uconnect Touch™ systeem toe-
gang te krijgen tot de programmeerbare functies waar-
mee het voertuig kan zijn uitgerust, zoals Display
(Scherm), Clock (Klok), Safety/Assistance (Veiligheid/
hulp), Lights (Verlichting), Doors & Locks (Portieren en
sloten), Heated Seats (Stoelverwarming), Engine Off
Operation (Stroom bij uitgeschakelde motor), Com-
pass Settings (Kompasinstellingen), Audio and Phone/
Bluetooth settings (Audio- en telefoon-/Bluetooth-
instellingen). OPMERKING:
Er kan telkens slechts één gebied van
het aanraakscherm worden geselecteerd. 27
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
is geselecteerd en het bestuurdersportier is geopend,
dan kunnen de overige portieren ontgrendeld worden
met behulp van de ontgrendel-/vergrendelschakelaar in
het voertuig (of gebruik de afstandsbediening).
Passive Entry (Keyless Enter-N-Go)
Druk op de schermtoets Passive Entry om dit scherm
te veranderen. Met deze functie kunt u de portieren
van uw auto vergrendelen en ontgrendelen zonder dat
de vergrendel- of ontgrendeltoets op de RKE-
afstandsbediening hoeft te worden ingedrukt. Druk,
om uw keuze te maken, op de schermtoets Passive
Entry. Druk vervolgens op de schermtoets met de pijl
naar links. Raadpleeg “Keyless Enter-N-Go” in “Uw
auto”.
Stoelverwarming
Automatische stoelverwarming
Druk op de schermtoets Auto Heated Seats om dit
scherm te veranderen. Als deze functie is ingeschakeld,
zal de verwarming van de bestuurdersstoel automa-
tisch inschakelen wanneer de temperatuur lager dan
4,4°C is. Druk om deze functie te selecteren op de
schermtoets Auto Heated Seats, kies On (Aan) of Off
(Uit) en druk vervolgens op de schermtoets met de pijl
naar links.
Opties bij stilstaande motor
Makkelijk uitstappen
Druk op de schermtoets Easy Exit Seats om dit scherm
te veranderen. Deze functie zorgt ervoor dat de be-
stuurder makkelijker kan in- en uitstappen. Druk, omuw keuze te maken, op de schermtoets Easy Exit Seats
en kies ON of OFF. Druk vervolgens op de scherm-
toets met de pijl naar links. OPMERKING:
De stoel keert terug naar de
geheugenstand (als Geheugen oproepen op ON is
ingesteld met afstandsbediening) zodra de afstandsbe-
diening wordt gebruikt om het portier te ontgrende-len.
Uitschakelvertraging koplampen
Druk op de schermtoets Headlight Off Delay om dit
scherm te veranderen. Als u deze functie selecteert,
kunt u kiezen of bij uitstappen de koplampen nog 30, 60
of 90 seconden blijven branden. Druk, om de status van
de Headlight Off Delay te veranderen op de scherm-
toets 0, 30, 60 of 90. Druk daarna op de schermtoets
met de pijl naar links.
Stroom bij stilstaande motor
Druk op de schermtoets Engine Off Power Delay om
dit scherm te veranderen. Als deze functie is geselec-
teerd, blijven de elektrisch bedienbare ruiten, de radio,
het Uconnect™ phone systeem (indien aanwezig), het
dvd-videosysteem (indien aanwezig), het elektrisch be-
dienbare schuifdak (indien aanwezig) en de aansluitcon-
tacten nog maximaal 10 minuten werken nadat de
contactschakelaar in de stand OFF is gezet. Door het
openen van een voorportier wordt deze functie uitge-
schakeld. Druk, om de status van de Engine Off Power
Delay functie te veranderen, op de schermtoets 0 se-
conden, 45 seconden, 5 minuten of 10 minuten. Druk
daarna op de schermtoets met de pijl naar links.
32
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Kalibratie
Druk op de knop Calibration om deze instelling te
veranderen. Het kompas is zelfijkend, zodat u het niet
handmatig hoeft terug te stellen. Mogelijk geeft het
kompas onjuiste waarden weer wanneer de auto nieuw
is. In dat geval geeft het EVIC het bericht CAL weer tot
het kompas wordt geijkt. U kunt ook het kompas
kalibreren door op de schermtoets ON te drukken en
een of meerdere keren in een cirkel van 360 graden te
rijden (in een gebied zonder grote metalen of metaal-
houdende objecten) tot de CAL indicator in het EVIC
uitgaat. Het kompas werkt nu normaal. OPMERKING:Voor juiste ijking is een vlak wegdek
en een omgeving zonder grote metalen voorwerpen
zoals gebouwen, bruggen, ondergrondse kabels, spoor-
rails enz. vereist. Audio
Equalizer
Druk op de schermtoets Equalizer om dit scherm te
veranderen. Als u toegang tot dit scherm hebt kunt u
de Bass (bas), Mid (middentonen) en Treble (hogeto-
nen) instellen. Wijzig de instellingen met de scherm-
toetsen + en - of door een punt op de schaal tussen de
schermtoetsen + en - te selecteren en op schermtoets
met de pijl naar links te drukken. OPMERKING: Met Bass/mid/treble kunt u door
eenvoudig uw vinger naar boven/beneden te schuiven
de instelling veranderen. U kunt ook direct op de
gewenste instelling drukken Balans links/rechts - voor/achter
Druk op de schermtoets Balance / Fade om dit scherm
te veranderen. Wanneer u toegang tot dit scherm hebt,
kunt u de balans links/rechts en de balans voor/achter
veranderen.
Snelheidsafhankelijke volumeregeling
Druk op de schermtoets Speed Adjusted Volume om
dit scherm te veranderen. Geluid wordt zachter afhan-
kelijk van de rijsnelheid. Druk op de schermtoets Off,
1, 2 of 3 om de snelheidsafhankelijke volumeregeling te
veranderen. Druk daarna op de schermtoets met de
pijl naar links.
Surround Sound
Druk op de schermtoets Surround Sound om dit
scherm te veranderen. Er wordt een ruimtelijke sur-
round sound gesimuleerd. Druk, om uw keuze te
maken, op de schermtoets Surround Sound. Druk
vervolgens op de schermtoets met de pijl naar links.
Telefoon / Bluetooth
Gekoppelde apparaten
Deze functie toont welke telefoons zijn gekoppeld aan
het telefoon / Bluetooth systeem. Raadpleeg voor
meer informatie het Uconnect Touch™ supplement.
DOOR DE KLANT PROGRAMMEERBARE
FUNCTIES — Uconnect Touch™ SYSTEEM
8.4 INSTELLINGEN
In deze modus geeft het Uconnect Touch™ systeem u
toegang tot de programmeerbare functies waarmee
het voertuig kan zijn uitgerust, zoals Display (Scherm),
34
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD