6WEGWIJS IN UW AUTO
Interieuruitrusting........................................................................\
.............. 89
Elektrisch bedienbaar open dak ....................................................................\
92
Portieren ........................................................................\
......................... 95
Ruitbediening, elektrisch .......................................................................\
..... 96
Bagageruimte ........................................................................\
.................. 99
Motorkap ........................................................................\
........................ 103
Imperiaal/skidrager ........................................................................\
.......... 104
Koplampen ........................................................................\
...................... 105
ABS ....................................................................\
.................................... 107
VDC-systeem ........................................................................\
.................... 108
„Alfa DNA”-systeem ........................................................................\
.......... 111
Start&Stop-systeem ...................................................................\
............... 114
Dynamic Suspension ........................................................................\
.......... 119
EOBD-systeem ........................................................................\
.................. 120
Elektrische stuurbekrachtiging ..................................................................... 120
Inbouwvoorbereiding autoradi o ................................................................... 121
Inbouwvoorbereiding navigatiesysteem.......................................................... 122
Elektrische/elektronische systemen m onteren............................................... 122
Parkeersensoren ........................................................................\
............... 123
Bandenspanningscontrolesysteem TP MS ....................................................... 126
Tanken ..................................................................\
.................................. 129
Bescherming van het milieu ........................................................................\
130
20WEGWIJS IN UW AUTO
Kans op gladheid
Op uitvoeringen met een „Instelbaar multifunctioneel
display” verschijnt een melding en een symbool op
het display als de buitentemperatuur gelijk is aan of
lager is dan 3°C.
Op uitvoeringen met een „Multifunctioneel display” verschijnt al-
leen de bijbehorende melding.
BELANGRIJK Bij een storing in de buitentemperatuursensor ver-
schijnen op het display streepjes in plaats van de temperatuur.√
Brandstofnoodschakeling
Om de brandstoftoevoeronderbreking weer in te scha-
kelen, zie de paragraaf “Brandstoftoevoeronderbre-
king” in dit hoofdstuk.s
Storing buitenverlichting
Op enkele uitvoeringen verschijnen een melding en
een symbool op het display als er een storing aanwe-
zig is in een van de volgende systemen:
– dagverlichting (DRL)
– buitenverlichting
– richtingaanwijzers
– mistachterlichten
– kentekenplaatverlichting.
De storing kan betreffen: doorbranden van een of meer lampen,
doorbranden van de bijbehorende zekering of een onderbreking
in de elektrische verbinding.W
Storing remlichten
Op enkele uitvoeringen verschijnen een melding en
een symbool op het display als er een storing is ge-
constateerd in de remlichten. De storing kan veroorzaakt
zijn door het doorbranden van de lamp, het doorbranden van de
bijbehorende zekering of door een onderbreking in de elektrische
verbinding.T
WEGWIJS IN UW AUTO21
1
Storing schemersensor
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Op enkele uitvoeringen verschijnen een melding en
een symbool op het display als er een storing is in de
schemersensor.1
Brandstofreser ve – Beperkte actieradius (geel)
Het lampje gaat branden als er nog 5 tot 7 liter brand-
stof aanwezig is. Als de actieradius kleiner is dan circa
50 km (of gelijke waarde in mijl), verschijnt op enkele uitvoerin-
gen een waarschuwing op het display.
Storing parkeersensoren
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Op enkele uitvoeringen verschijnen een melding en
een symbool op het display als er een storing is in de
parkeersensoren.
Storing regensensor
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Op enkele uitvoeringen verschijnen een melding en
een symbool op het display als er een storing is in de
regensensor.u
ç
t
Als het lampje knippert tijdens het rijden, wendt u dan tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Cruise-Control (groen)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u de sleutel in stand MAR draait, gaat het lampje
branden, maar het moet na enkele seconden doven als de
cruise-control niet geactiveerd is. Als u de knop van de Cruise-con-
trol in stand ON draait, gaat het lampje branden (zie de paragraaf
„Cruise-control” in dit hoofdstuk). Op het display verschijnt de bij-
behorende melding.Ü
Storing Dynamic Suspension (actieve schokdempers)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Op enkele uitvoeringen verschijnt er een melding + sym-
bool op het display als er een storing is in het systeem van de ac-
tieve schokdempers. Wendt u zo snel mogelijk tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerki
WEGWIJS IN UW AUTO23
1
Te lage bandenspanning
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat bran-
den (op enkele uitvoeringen verschijnt op het display een
melding en er klinkt een akoestisch signaal) als de spanning van
een of meer banden onder een bepaalde drempelwaarde komt.
Op deze manier waarschuwt het TPMS-systeem de bestuurder op
het mogelijk leeglopen van de band(en) en dus op een mogelij-
ke lekke band.
BELANGRIJK Rijd niet verder met een of meerdere zachte banden
omdat de rijveiligheid van de auto in gevaar kan worden gebracht.
Stop de auto zonder bruusk te remmen en vermijd heftige stuur-
bewegingen. Vervang het wiel door het noodreservewiel (voor be-
paalde uitvoeringen/markten) of repareer de band met de daar-
voor bestemde reparatieset (zie de paragraaf „Wiel verwisselen”
in hoofdstuk „4”) en wendt u zo snel mogelijk tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.n
Storing Start&Stop
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden als er een storing is in het Start&Stop-
systeem.
Storing regensensor
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Zie hetgeen beschreven is voor lampje
u.
Storing parkeersensoren
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Zie hetgeen beschreven is voor lampje
t.
Storing schemersensor
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden als er een storing is in de schemersensor.
24WEGWIJS IN UW AUTO
Storing in T.P.M.S.-systeem (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat branden (op en-
kele uitvoeringen verschijnt ook een melding op het display) als
er een storing is in het controlesysteem voor de bandenspanning:
wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot het Alfa Romeo Servi-
cenetwerk.
Als er een of meer wielen zonder sensor gemonteerd zijn, verschijnt
er een waarschuwingsbericht op het display, totdat de oorspronke-
lijke situatie weer is hersteld.
Bandenspanning controleren
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat branden (op en-
kele uitvoeringen verschijnt ook een melding op het display) om
aan te geven dat de bandenspanning lager is dan de voorge-
schreven waarde voor een lange levensduur van de band en een
optimaal brandstofverbruik en/of om te waarschuwen voor een
langzame daling van de bandenspanning.
Als er twee of meer banden te zacht zijn, dan wordt achtereen-
volgens iedere band apart aangegeven. In dat geval is het raad-
zaam de juiste bandenspanning te herstellen (zie hoofdstuk „6”).\
Weergave keuze rijstijl
(„Alfa DNA”-systeem)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Op de uitvoeringen met een „Instelbaar multifunctioneel display”
verschijnen een melding en een symbool die betrekking hebben op
de gekozen rijfunctie „DYNAMIC”, „NORMAL” of „ALL WEATHER”.
Als een van de rijfuncties niet beschikbaar is, verschijnt op het dis-
play een waarschuwing.
Op uitvoeringen met „Multifunctioneel Display” verschijnt een let-\
ter (d of a) en een bijbehorende melding die betrekking hebben
op de ingeschakelde rijfunctie.
Weergave motoroliepeil
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, verschijnt op het display
enkele seconden het motoroliepeil. Bij een te laag motoroliepeil ver-
schijnt er op het display een waarschuwing.
BELANGRIJK Gebruik voor een exacte controle van het oliepeil altijd
de oliepeilstok (zie de paragraaf “Niveaus controleren” in het ho\
ofd-
stuk "5").
BELANGRIJK Om zeker te zijn dat de informatie over het motorolie-
peil correct is, moet de auto tijdens de controle altijd op een vlakke
ondergrond staat.
BELANGRIJK Voor een juiste aflezing van het motoroliepeil moet u,
nadat de sleutel in stand MAR is gedraaid, ongeveer 2 seconden wach-
ten voordat u de motor start.
BELANGRIJK Het motoroliepeil kan iets zijn gestegen als de auto lan-
gere tijd heeft stilgestaan.
WEGWIJS IN UW AUTO31
1
Het menu bestaat uit de volgende onderdelen:
– MENU
– BEEP SNELHEID
– SCHEMERSENSOR (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
– REGENSENSOR (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
– GEGEVENS TRIP B
– TIJD INSTELLEN
– DATUM INSTELLEN
– EERSTE PAGINA (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
– ZIE RADIO
– AUTOCLOSE
– MEETEENHEID
– TAAL
– VOLUME WAARSCHUWINGEN
– VOLUME TOETSEN
– BEEP GORDELS
– SERVICE
– BAG PASSAGIER
– DAGVERLICHTING
– INSTAPVERLICHTING
– MENU VERLATEN
OPMERKING Op auto’s met navigatiesysteem (voor bepaalde uit-
voeringen/markten) worden enkele onderdelen op het display van
het navigatiesysteem weergegeven.Een menupunt selecteren in het hoofdmenu
zonder submenu:
– als u de knop MENU ESC kort indrukt, kunt u in het hoofdmenu
de instelling selecteren die u wilt wijzigen;
– met de knop + of – (door de knop telkens in te drukken) kan
de nieuwe instelling worden geselecteerd;
– als u de knop MENU ESC kort indrukt, kunt u de instelling op-
slaan en tegelijkertijd terugkeren naar het eerder geselecteerde
menupunt in het hoofdmenu.
Een menupunt selecteren in het hoofdmenu
met submenu:
– als u de knop MENU ESC kort indrukt, wordt het eerste menu-
punt van het submenu weergegeven;
– met de knop + of – (door de knop telkens in te drukken) kunt
u alle menupunten van het submenu doorlopen;
– als u de knop MENU ESC kort indrukt, kunt u het menupunt van
het submenu selecteren en verschijnt het betreffende instellin-
genmenu;
– met de knop + of – (door de knop telkens in te drukken) kan
de nieuwe instelling van dit menupunt in het submenu worden ge-
selecteerd;
– als u de knop MENU ESC kort indrukt, kunt u de instelling op-
slaan en tegelijkertijd terugkeren naar het daarvoor geselecteer-
de menupunt in het submenu.
WEGWIJS IN UW AUTO33
1
Schemersensor
(Gevoeligheid schemersensor instellen)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Met deze functie kunnen de koplampen automatisch in- en uit-
schakelen afhankelijk van de sterkte van het buitenlicht.
Met deze functie kan de gevoeligheid van de schemersensor wor-
den ingesteld op 3 niveaus (niveau 1 = minimum niveau, niveau
2 = gemiddeld niveau, niveau 3 = maximum niveau); hoe hoger
de gevoeligheid, hoe minder buitenlicht er nodig is om de verlich-
ting in te schakelen (bijv. met een instelling op niveau 3 zullen
bij zonsondergang de koplampen eerder inschakelen dan bij ni-
veau 1 en 2).
Ga voor de gewenste instelling als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op het display knippert het
eerder ingestelde niveau;
– druk op de knop + of – om de keuze uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren
naar het beginscherm zonder op te slaan.
Regensensor
(Gevoeligheid regensensor instellen)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Met deze functie kan de gevoeligheid van de regensensor wor-
den ingesteld op 4 niveaus.
Ga voor het instellen van het niveau als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op het display knippert het
„niveau” van de ingestelde gevoeligheid;
– druk op de knop + of – om de instelling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren
naar het beginscherm zonder op te slaan.
54WEGWIJS IN UW AUTO
DIEFSTALALARM UITSCHAKELEN
Druk op de knop Ë. Het volgende gebeurt (met uitzondering van
bepaalde markten):
❍de richtingaanwijzers knipperen twee keer kort;
❍u hoort twee korte akoestische signalen;
❍de portieren worden ontgrendeld.
BELANGRIJK Als de portieren met de metalen sleutel centraal wor-
den ontgrendeld, schakelt het alarm niet uit.
VOLUMETRISCHE
BEWAKING/KANTELBEVEILIGING
Voor een correcte werking van het systeem moeten de ruiten en
het eventuele opendak (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ge-
heel gesloten zijn.
Voordat het diefstalalarm wordt ingeschakeld kan met knop A-
fig. 20 de functie worden uitgeschakeld. Als de functie wordt uit-
geschakeld, knippert het lampje op de knop A enkele seconden.
Het buiten werking stellen van de volumetrische beveili-
ging/kantelsensor moet telkens worden herhaald als het instru-
mentenpaneel uitgeschakeld is geweest.
ALARM BUITEN GEBRUIK STELLEN
Als u het diefstalalarm buiten gebruik wilt stellen (bijv. als de au-
to langere tijd niet wordt gebruikt), dan moet u de auto afsluiten
door de metalen baard van de sleutel met afstandsbediening in het
portierslot te draaien.
BELANGRIJK Als de batterijen van de sleutel met afstandsbediening
leeg zijn, of als er een storing is in het diefstalalarm, dan kunt u
het alarm buiten werking stellen door de contactsleutel in het
contactslot te steken en in stand MAR te draaien.
fig. 20A0J0226m