WEGWIJS IN UW AUTO7
1
1. Uitstroomopening voor lucht naar de zijruiten – 2. Verstelbaar en regelbaar luchtrooster – 3. Bedieningshendel buitenverl\
ichting –
4. Instrumentenpaneel – 5. Bedieningshendel ruitenwissers/achterruitwisser/trip computer – 6. Autoradio (voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten) 7. Verstelbare en regelbare luchtroosters – 8. Waarschuwingsknipperlichten, ver-/ontgrendelknop van de portieren –
9. Frontairbag pas sagierszijde – 10. Dashboardkastje – 11. Bedieningsknoppen voor ve\
rwarming/ventilatie/airconditioning – 12. Ver-
snellingspook – 13. „Alfa DNA”-systeem – 14. Start-/contactslot – 15. Knie-airbag bestuurderszijde (voor bepaalde uit\
voeringen /markten)
– 16. Frontairbag bestuurderszijde – 17. Hendel Cruise Control (voor bepaalde uitvoeringen/markten) – 18. Toegangsklepje zekeri ngen-
kastje – 19. Schakelaarpaneel.
DASHBOARD
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/waarschuwingslampjes kunnen per uit-
voering verschillen.
A0J0330mfig. 1
WEGWIJS IN UW AUTO31
1
Het menu bestaat uit de volgende onderdelen:
– MENU
– BEEP SNELHEID
– SCHEMERSENSOR (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
– REGENSENSOR (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
– GEGEVENS TRIP B
– TIJD INSTELLEN
– DATUM INSTELLEN
– EERSTE PAGINA (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
– ZIE RADIO
– AUTOCLOSE
– MEETEENHEID
– TAAL
– VOLUME WAARSCHUWINGEN
– VOLUME TOETSEN
– BEEP GORDELS
– SERVICE
– BAG PASSAGIER
– DAGVERLICHTING
– INSTAPVERLICHTING
– MENU VERLATEN
OPMERKING Op auto’s met navigatiesysteem (voor bepaalde uit-
voeringen/markten) worden enkele onderdelen op het display van
het navigatiesysteem weergegeven.Een menupunt selecteren in het hoofdmenu
zonder submenu:
– als u de knop MENU ESC kort indrukt, kunt u in het hoofdmenu
de instelling selecteren die u wilt wijzigen;
– met de knop + of – (door de knop telkens in te drukken) kan
de nieuwe instelling worden geselecteerd;
– als u de knop MENU ESC kort indrukt, kunt u de instelling op-
slaan en tegelijkertijd terugkeren naar het eerder geselecteerde
menupunt in het hoofdmenu.
Een menupunt selecteren in het hoofdmenu
met submenu:
– als u de knop MENU ESC kort indrukt, wordt het eerste menu-
punt van het submenu weergegeven;
– met de knop + of – (door de knop telkens in te drukken) kunt
u alle menupunten van het submenu doorlopen;
– als u de knop MENU ESC kort indrukt, kunt u het menupunt van
het submenu selecteren en verschijnt het betreffende instellin-
genmenu;
– met de knop + of – (door de knop telkens in te drukken) kan
de nieuwe instelling van dit menupunt in het submenu worden ge-
selecteerd;
– als u de knop MENU ESC kort indrukt, kunt u de instelling op-
slaan en tegelijkertijd terugkeren naar het daarvoor geselecteer-
de menupunt in het submenu.
36WEGWIJS IN UW AUTO
Eerste pagina
(Weergave van informatie op het beginscherm)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Met deze functie kan het type informatie geselecteerd worden dat
in het beginscherm moet worden weergegeven. Het is mogelijk
om de datum of de dagstand weer te geven.
Ga voor het selecteren als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op het display verschijnt „Eer-
ste pagina”;
– druk nogmaals kort op de knop MENU ESC; op het display ver-
schijnen de opties „Datum” en „Info motor”;
– druk op de knop + of – om de weergave te selecteren die u
op het beginscherm van het display wilt hebben;
– druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren
naar het beginscherm zonder op te slaan.
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, wordt op het display,
na de startcontrole, de informatie weergegeven die door middel
van de functie „Eerste pagina” in het menu is ingesteld.
Zie radio
(Herhaling informatie audiosysteem)
Met deze functie kan op het display de informatie over de auto-
radio worden weergegeven.
– Radio: frequentie of RDS-bericht van het geselecteerde radio-
station, automatisch zoeken of AutoSTore inschakelen;
– audio-CD, MP3-CD: nummer van het muziekstuk;
– CD-wisselaar: CD-nummer en nummer muziekstuk.
Ga voor het inschakelen (On) of uitschakelen (Off) van de infor-
matie van het audiosysteem op het display als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op het display knippert On of
Off, afhankelijk van de instelling;
– druk op de knop + of – om de keuze uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren
naar het beginscherm zonder op te slaan.
WEGWIJS IN UW AUTO55
1START-/CONTACTSLOT
De sleutel kan in drie standen worden gedraaid fig. 21:
❍STOP: motor uit, sleutel uitneembaar en stuur geblokkeerd.
Enkele elektrische installaties kunnen werken (bijv. autoradio,
centrale portiervergrendeling, diefstalalarm enz.);
❍MAR: contact aan. Alle elektrische installaties kunnen werken;
❍AVV: motor starten.
Het contactslot is voorzien van een herstartbeveiliging. Als de mo-
tor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terug-
draaien in stand STOP en nogmaals starten.
fig. 21A0J0031m
Als het start-/contactslot is geforceerd (bijv. bij een poging tot diefstal) moet u, voordat u weer met deauto gaat rijden, de werking van het slot laten con-
troleren bij het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Neem altijd de sleutel uit het contactslot als de au- to wordt verlaten, om onvoorzichtig gebruik vande bedieningsknoppen te voorkomen. Vergeet niet
de handrem aan te trekken. Schakel de 1
eversnelling in
als de auto op een helling omhoog staat en de achteruit bij een helling omlaag (gezien in de rijrichting). Laat kin-deren nooit alleen achter in de auto.
WEGWIJS IN UW AUTO121
1INBOUWVOORBEREIDING
VOOR AUTORADIO
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als de auto niet is uitgerust met een autoradio, beschikt u op het
dashboard over een dubbel opbergvak fig. 78.
De inbouwvoorbereiding voor de autoradio bestaat uit:
❍kabels voor voeding van de autoradio, de luidsprekers voor
en achter en de antenne;
❍een inbouwplaats voor de autoradio;
❍een antenne op het dak van de auto.
fig. 78A0J0087m
De autoradio wordt ingebouwd op de plek van het opbergvak
A-fig. 78. U verwijdert het vakje door de twee borglippen in het
vak in te drukken: de voedingskabels zijn nu bereikbaar.
Wendt u voor de aansluiting van de autoradio opde inbouwvoorbereiding tot het Alfa Romeo Ser-vicenetwerk, zodat mogelijke storingen die de vei-
ligheid in gevaar kunnen brengen, worden voorkomen.
WEGWIJS IN UW AUTO123
1
RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparatuur (mobiele telefoons in de auto, 27 mc, ra-
dioamateurs en dergelijke) mogen alleen in de auto worden ge-
bruikt met een aparte antenne aan de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke apparaten in de auto (zon-
der buitenantenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor de ge-
zondheid van de inzittenden, maar kan ook storingen in de elek-
trische systemen van de auto veroorzaken. Hierdoor wordt de
veiligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit aanzienlijk be-
perkt door de isolerende eigenschappen van de carrosserie. Houdt
u bij het gebruik van mobiele telefoons (GSM, GPRS, UMTS) met
het officiële EU-keurmerk, strikt aan de instructies die door de fa-
brikant van de mobiele telefoon zijn bijgeleverd.
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto fig. 80 en
attenderen de bestuurder via een repeterend geluidssignaal op de
aanwezigheid van obstakels achter de auto.
ACTIVERING
De sensoren treden in werking bij het inschakelen van de achter-
uit. Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt,
neemt de frequentie van het geluidssignaal toe.
fig. 80A0J0088m
126WEGWIJS IN UW AUTO
T.P.M.S.-SYSTEEM
(Tyre Pressure Monitoring System)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De auto kan zijn uitgerust met een controlesysteem voor de ban-
denspanning TPMS (Tyre Pressure Monitoring System) dat de be-
stuurder van de auto informeert over de bandenspanning m.b.v.
de waarschuwingsberichten „Controleer Bandenspanning” en „Te
lage bandenspanning”.
Dit systeem bestaat uit een sensor die op radiogolven werkt, in
de velg van elk wiel. Deze sensor stuurt informatie over de span-
ning van iedere band naar de regeleenheid.
AANWIJZINGEN VOOR HET
GEBRUIK VAN HET TPMS
Storingsmeldingen worden niet opgeslagen en worden dus niet
aangegeven als de motor wordt uitgezet en vervolgens weer wordt
gestart. Als de storingen blijven bestaan, stuurt de regeleenheid de
betreffende meldingen pas naar het instrumentenpaneel als de au-
to een korte tijd rijdt.
Wees zeer zorgvuldig bij het controleren of her-stellen van de bandenspanning. Een te hoge span-ning vermindert de grip op het wegdek, verhoogt
de belasting op de wielophanging en de wielen en ver- oorzaakt een onregelmatige slijtage van de banden.
De spanning van de banden moet bij stilstaandeauto en koude banden gecontroleerd worden; als omwat voor reden dan ook de spanning bij warme
banden gecontroleerd wordt, verminder dan de spanning niet, ook als deze boven de voorgeschreven waarde ligt,maar controleer de spanning opnieuw bij koude banden.
Ook als de auto is uitgerust met het TPMS-systeem,moet de bestuurder regelmatig de spanning van debanden en die van het noodreservewiel controleren.
Als een of meer banden zonder sensoren zijn ge-monteerd dan is het systeem niet meer beschik-baar en verschijnt de bijbehorende melding op het
display, totdat vier banden met sensoren zijn gemonteerd.
WEGWIJS IN UW AUTO127
1Het TPMS is niet in staat om te waarschuwen vooreen plotselinge vermindering van de banden-spanning (bijvoorbeeld bij een klapband). Zet in
dat geval de auto stil door voorzichtig te remmen en maak daarbij geen plotselinge stuurbewegingen.
Het vervangen van de normale banden door win-terbanden en omgekeerd, vereist ook een aan-passing van het TPMS, die uitsluitend door het Al-
fa Romeo Servicenetwerk mag worden uitgevoerd.
Het TPMS vereist het gebruik van speciale appa- ratuur. Raadpleeg het Alfa Romeo Servicenetwerkover de accessoires die geschikt zijn voor het sys-
teem (velgen, wieldeksels enz.). Het gebruik van ande- re accessoires kan de normale werking van het systeemverhinderen.
Bij het demonteren van een band, moet ook hetrubber van het ventiel vervangen worden: wendtu tot het Alfa Romeo Servicenetwerk. Bij het mon-
teren/demonteren van de banden en/of de velgen moeten speciale voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.Om te voorkomen dat de sensoren beschadigen of ver-keerd gemonteerd worden, mogen de banden en/of develgen uitsluitend door gespecialiseerd personeel vervan-gen worden. Wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
De bandenspanning kan variëren afhankelijk vande buitentemperatuur. Het TPMS kan tijdelijk eente lage bandenspanning signaleren. Controleer in
dat geval de bandenspanning bij koude banden en her- stel, indien nodig, de juiste spanning.
Sterke straling op een radiofrequentie kunnen hetTPMS-systeem ontregelen. Dit wordt aan de be-stuurder aangegeven door middel van een mel-
ding. Deze melding verdwijnt automatisch zodra de sto- ring het systeem niet meer ontregelt.