Page 126 of 262

WEGWIJS IN UW AUTO125
1
De verantwoordelijkheid tijdens het parkeren enandere gevaarlijke handelingen ligt altijd en over-al bij de bestuurder. Controleer als u de auto par-
keert of zich geen personen (in het bijzonder kinderen) of dieren in de buurt van de auto bevinden. Het systeem moetals een hulpmiddel voor de bestuurder beschouwd worden.De bestuurder moet tijdens eventueel gevaarlijke par-keermanoeuvres altijd volledig zijn aandacht behouden,ook als deze met lage snelheid worden uitgevoerd.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres altijd zeer goed op obstakels die
zich boven of onder de sensoren kunnen bevinden. Obstakels die
zich dicht bij de achterkant van de auto bevinden, worden onder
bepaalde omstandigheden niet door het systeem gesignaleerd en
kunnen dus de auto beschadigen of zelf beschadigd worden.
Hierna staan enkele omstandigheden vermeld die een goede wer-
king van het parkeersysteem kunnen beïnvloeden:
❍een verminderde gevoeligheid van de sensoren en minder goe-
de werking van het parkeerhulpsysteem kan worden veroor-
zaakt door de aanwezigheid op de sensoren van: ijs, sneeuw,
modder, meerdere laklagen;
❍de sensoren signaleren een niet-bestaand object („echo-storing”)\
;
dit wordt veroorzaakt door mechanische storingen, bijvoorbeeld:
wassen van de auto, regen (met veel wind) en hagel;
❍de metingen van de sensoren kunnen beïnvloed worden door
ultrasone systemen (bijv. luchtdrukremmen van vrachtwagens
of pneumatische hamers) die zich in de nabijheid bevinden;
❍de werking van de sensoren kan ook worden beïnvloed door
de stand van de sensoren. Bijvoorbeeld als de stand van de au-
to wordt gewijzigd (door slijtage van schokdempers, wielop-
hanging) of door de banden te verwisselen, de auto te zwaar
te beladen of door speciale aanpassingen waardoor de auto
verlaagd wordt;
❍obstakels aan de bovenzijde van de auto kunnen niet worden
waargenomen, aangezien het systeem alleen obstakels waar-
neemt die de auto aan de onderzijde kunnen raken.
Voor een juiste werking van het systeem mag ergeen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sensorenzitten. Wees voorzichtig bij het reinigen van de sen-
soren om krassen of beschadigingen te voorkomen; ge- bruik geen droge, grove of harde doek. De sensoren moe-ten worden gereinigd met schoon water, waaraaneventueel autoshampoo is toegevoegd. In wastunnelswaar gebruik wordt gemaakt van stoom of hogedruk-reiniging, moeten de sensoren kort worden gereinigd.Houd hierbij de straalpijp op meer dan 10 cm afstand.
Wendt u uitsluitend tot het Alfa Romeo Service-netwerk voor het opnieuw spuiten van de bumpersof het eventuele bijwerken van de lak in de buurt
van de sensoren. Als het bijwerken van de lak niet op de juiste manier wordt uitgevoerd, kan de werking van deparkeersensoren in gevaar worden gebracht.
Page 127 of 262

126WEGWIJS IN UW AUTO
T.P.M.S.-SYSTEEM
(Tyre Pressure Monitoring System)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De auto kan zijn uitgerust met een controlesysteem voor de ban-
denspanning TPMS (Tyre Pressure Monitoring System) dat de be-
stuurder van de auto informeert over de bandenspanning m.b.v.
de waarschuwingsberichten „Controleer Bandenspanning” en „Te
lage bandenspanning”.
Dit systeem bestaat uit een sensor die op radiogolven werkt, in
de velg van elk wiel. Deze sensor stuurt informatie over de span-
ning van iedere band naar de regeleenheid.
AANWIJZINGEN VOOR HET
GEBRUIK VAN HET TPMS
Storingsmeldingen worden niet opgeslagen en worden dus niet
aangegeven als de motor wordt uitgezet en vervolgens weer wordt
gestart. Als de storingen blijven bestaan, stuurt de regeleenheid de
betreffende meldingen pas naar het instrumentenpaneel als de au-
to een korte tijd rijdt.
Wees zeer zorgvuldig bij het controleren of her-stellen van de bandenspanning. Een te hoge span-ning vermindert de grip op het wegdek, verhoogt
de belasting op de wielophanging en de wielen en ver- oorzaakt een onregelmatige slijtage van de banden.
De spanning van de banden moet bij stilstaandeauto en koude banden gecontroleerd worden; als omwat voor reden dan ook de spanning bij warme
banden gecontroleerd wordt, verminder dan de spanning niet, ook als deze boven de voorgeschreven waarde ligt,maar controleer de spanning opnieuw bij koude banden.
Ook als de auto is uitgerust met het TPMS-systeem,moet de bestuurder regelmatig de spanning van debanden en die van het noodreservewiel controleren.
Als een of meer banden zonder sensoren zijn ge-monteerd dan is het systeem niet meer beschik-baar en verschijnt de bijbehorende melding op het
display, totdat vier banden met sensoren zijn gemonteerd.
Page 128 of 262

WEGWIJS IN UW AUTO127
1Het TPMS is niet in staat om te waarschuwen vooreen plotselinge vermindering van de banden-spanning (bijvoorbeeld bij een klapband). Zet in
dat geval de auto stil door voorzichtig te remmen en maak daarbij geen plotselinge stuurbewegingen.
Het vervangen van de normale banden door win-terbanden en omgekeerd, vereist ook een aan-passing van het TPMS, die uitsluitend door het Al-
fa Romeo Servicenetwerk mag worden uitgevoerd.
Het TPMS vereist het gebruik van speciale appa- ratuur. Raadpleeg het Alfa Romeo Servicenetwerkover de accessoires die geschikt zijn voor het sys-
teem (velgen, wieldeksels enz.). Het gebruik van ande- re accessoires kan de normale werking van het systeemverhinderen.
Bij het demonteren van een band, moet ook hetrubber van het ventiel vervangen worden: wendtu tot het Alfa Romeo Servicenetwerk. Bij het mon-
teren/demonteren van de banden en/of de velgen moeten speciale voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.Om te voorkomen dat de sensoren beschadigen of ver-keerd gemonteerd worden, mogen de banden en/of develgen uitsluitend door gespecialiseerd personeel vervan-gen worden. Wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
De bandenspanning kan variëren afhankelijk vande buitentemperatuur. Het TPMS kan tijdelijk eente lage bandenspanning signaleren. Controleer in
dat geval de bandenspanning bij koude banden en her- stel, indien nodig, de juiste spanning.
Sterke straling op een radiofrequentie kunnen hetTPMS-systeem ontregelen. Dit wordt aan de be-stuurder aangegeven door middel van een mel-
ding. Deze melding verdwijnt automatisch zodra de sto- ring het systeem niet meer ontregelt.
Page 129 of 262
128WEGWIJS IN UW AUTO
–
NEE
NEE JA
JA
JAJA
JA
JA
NEE
NEE
NEEWendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk
Het beschadigde wiel repareren
Wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk
–
–
–
(*) Velgmaten die als alternatief staan vermeld in het instructieboek en die zijn gekozen uit het Alfa Romeo Lineaccessori-prog ramma.
(**) Niet kruiselings (de banden moeten aan dezelfde zijde van de auto blijven).
Zie voor het juiste gebruik van het systeem als de velgen/banden vervangen worden, de volgende tabel:
Handeling Aanwezigheid Signalering Uitgevoerd door
sensor de het Alfa Romeo
storing Servicenetwerk
–
Een wiel vervangen
door het noodreservewiel
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door andere
met afwijkende afmetingen (*)
Wielen omwisselen
(voor/achter) (**)
Page 195 of 262
43
43
43
43
4315
20
20
205F38
F43
F47
F48
F49
194NOODGEVALLEN
VERBRUIKERS ZEKERINGAMPÈREFIGUUR
Motor voor portiervergrendeling,
Motor Safe Lock op portieren,
Motor ontgrendeling achterklep
Ruitensproeier-/achterruitsproeierpomp
Motor elektrische ruitbediening en regeleenheid
(bestuurderszijde)
Motor elektrische ruitbediening en regeleenheid
(passagierszijde)
Regeleenheid parkeersensoren, Regeleenheid
bandenspanningcontrole, Regensensor/schemersensor
op binnenspiegel, Sensor elektronisch dimbare
binnenspiegel, Display lampje inschakeling
veiligheidsgordels op binnenspiegel, Verlichting
schakelaarpanelen (centraal schakelaarpaneel,
schakelaarpaneel bestuurderszijde, schakelaarpaneel
op stuurwiel, schakelaarpaneel Blue&Me
TM),
Bedieningsschakelaars stoelverwarming,
Regeleenheid bewegingssensoren van het alarm,
Regeleenheid elektrisch bediend opendak,
PND-aansluiting op dashboard
Page 196 of 262
43
43
45
45
45
45
45
45
41
41
415
5
15
10
15
20 –
15
40
15
7,5F51
F53 F4
F5
F6
F1
F2
F3
F83
F85
F87
NOODGEVALLEN195
4
VERBRUIKERS ZEKERINGAMPÈREFIGUUR
Koppelingspedaalschakelaar, Remlichtschakelaar,
spoelen relais in zekeringenkast in motorruimte,
Bediening verwarming/airconditioning,
Regeleenheid Blue&Me
TM, Inbouwvoorbereiding
autoradio, Luchtkwantummeter,
Waterdetectiesensor in brandstoffilter
Instrumentenpaneel
Versterker Bose HiFi-audiosysteem
Luidspreker Bassbox subwoofer in reservewielruimte
Stoelverwarming voor, links en rechts
Elektrisch bedienbaar opendak
Inbouwvoorbereiding zekeringen
Stekkerdoos bagageruimte
Aanjager interieur
Stekkerdoos tunnelconsole
Spiegelverwarming bestuurders-/passagierszijde,
Verwarming sproeiermonden voor,
Relaisspoel verwarmde voorruit
Page 198 of 262
NOODGEVALLEN197
4
UITVOERINGEN ZONDER Start&Stop fig. 46
(met secundaire minpool)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Ga voor het opladen als volgt te werk:
❍koppel de minklem met de snelspanner A los van de secun-
daire minpool B, omdat minpool C van de accu is voorzien
van een sensor D voor de controle van de accuconditie, die nooit
van de minpool C mag worden losgekoppeld (behalve als de
accu wordt vervangen);
❍verbind de pluskabel van de acculader met de pluspool E van
de accu en de minkabel met de secundaire minpool B;
❍schakel de acculader in. Schakel aan het einde van het opla-
den eerst de acculader uit en koppel dan de acculader los;
❍sluit, na het loskoppelen van het laadapparaat, de minklem
met de snelspanner A weer aan op de secundaire minpool B.
fig. 46A0J0337m
Page 199 of 262
198NOODGEVALLEN
fig. 47A0J0338m
UITVOERINGEN MET Start&Stop fig. 47
(zonder secundaire minpool)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Ga voor het opladen als volgt te werk:
❍koppel de stekker A (door bediening van knop B) los van de
accuconditiesensor C, die op de minpool D van de accu is ge-
monteerd.
❍verbind de pluskabel van de acculader met de pluspool E van
de accu en de minkabel met de aansluiting op sensor D zoals
in figuur is aangegeven;
❍schakel de acculader in. Schakel aan het einde van het opla-
den de acculader uit;
❍sluit, na het loskoppelen van het laadapparaat, de stekker A
weer aan op sensor C zoals in figuur is aangegeven.