Als het lampje gaat bran-
den tijdens de rit, zet dan
de motor uit en wend u tot
de Lancia-dealer.
62
STOP (rood)
Deze gaat tegelijker-
tijd met een ander
waarschuwingslampje branden.
VEILIGHEIDSGORDEL
NIET VASTGEMAAKT
(geel)
Het lampje gaat continu branden als
het contactslot in de stand Mstaat en
de bestuurders- of passagiersgordel
(als deze functie aanwezig is) niet juist
is vastgemaakt.
Als het lampje gaat branden, ver-
schijnt op het multifunctionele display
gedurende 8 seconden de bijbeho-
rende mededeling.
Als de voertuigsnelheid hoger wordt
dan 25 km/h gaat het lampje branden
en klinkt gedurende 90 seconden een
geluidssignaal. TE LAGE
MOTOROLIEDRUK
(rood)
Als het contactslot in de stand M
wordt gedraaid, gaat het lampje bran-
den; het dooft echter nadat de motor
is gestart. Het doven vindt alleen na
een eventuele vertraging plaats als de
motor met stationair toerental draait.
Als de motor zwaar is belast, dan
kan het lampje gaan knipperen als de
motor weer met stationair toerental
draait. Het lampje moet echter doven
als het toerental iets wordt verhoogd.TE HOGE KOELVLOEI -
STOFTEMPERATUUR
(rood)
Als het contactslot in stand Mwordt
gedraaid, gaat het lampje branden; het
moet echter na enige seconden doven.
Het lampje gaat branden als de motor
te warm is. Als het lampje gaat bran-
den tijdens de rit, breng dan de auto
tot stilstand en laat de motor draaien
met iets verhoogd toerental, zodat de
koelvloeistof sneller circuleert.
Als het lampje niet bin-
nen 2 of 3 minuten dooft,
zet dan de motor uit en
wend u tot de Lancia-dealer.
vuì
<
001-065 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:27 Pagina 62
65
DIMLICHT
(groen)
Het lampje gaat branden als de dim-
lichten ingeschakeld worden.
RICHTINGAANWIJZER
RECHTS (groen)
Het lampje gaat (knipperend) bran-
den als de richtingaanwijzerhendel
naar boven wordt geplaatst of tegelij-
kertijd met het controlelampje van de
richtingaanwijzer links als de schake-
laar voor de waarschuwingsknipper-
lichten wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJZER
LINKS (groen)
Het lampje gaat (knipperend) bran-
den als de richtingaanwijzerhendel
naar onder wordt geplaatst of tegelij-
kertijd met het controlelampje van de
richtingaanwijzer rechts als de scha-
kelaar voor de waarschuwingsknip-
perlichten wordt ingedrukt.MISTLAMPEN VOOR
(groen)
Het lampje gaat branden als de
mistlampen ingeschakeld worden.
GROOTLICHT
(blauw)
Het lampje gaat branden als het
grootlicht ingeschakeld wordt.
2
E
R
5
1
LEKKE BAND
(rood)
Het lampje op het instrumentenpa-
neel gaat branden (tegelijkertijd
wordt een mededeling op het display
weergegeven en klinkt een geluidssig-
naal) als de druk in één of meer ban-
den onder een drempelwaarde daalt.
Op deze manier waarschuwt het
TPMS-systeem de bestuurder op het
mogelijk leeglopen van de band(en)
en dus op een mogelijke lekke band.
BELANGRIJKRijd niet verder met
één of meer banden met een lage span-ning, omdat dit de rij-eigenschappen
van de auto negatief kan beïnvloeden.
Stop de auto zonder bruusk te remmen
en vermijd heftige stuurbewegingen.
Vervang onmiddellijk het wiel door het
reservewiel (voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten – zie het hoofdstuk
„Noodgevallen”) en wend u zo snel
mogelijk tot de Lancia-dealer.
STORING IN BANDEN -
SPANNINGSCONTRO-
LESYSTEEM
Het lampje gaat branden (en tegelij-
kertijd wordt een mededeling op het
display weergegeven) als een storing
in het bandenspanningscontrolesys-
teem TPMS wordt gesignaleerd (voor
bepaalde uitvoeringen/markten).
Wend u in dit geval zo snel mogelijk
tot de Lancia-dealer. Als één of meer
wielen zonder sensor worden gemon-
teerd, dan gaat na enige tijd het lampje
op het instrumentenpaneel branden
(en wordt tegelijkertijd een mededeling
op het display weergegeven), totdat
opnieuw vier wielen met sensoren zijn
gemonteerd.
ì
è
001-065 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:27 Pagina 65
69
BELANGRIJKDe handmatige in-
stellingen hebben voorrang op de au-
tomatische; de handmatige keuzes
blijven opgeslagen, totdat u de auto-
matische werking (AUTO) weer her-
stelt. De handmatige instellingen wor-
den opgeslagen als de motor wordt
uitgezet en weer ingesteld als de mo-
tor opnieuw wordt gestart. LUCHTOPBRENGST
Als de werking handmatig is, zijn 8
niveaus van de luchtopbrengst be-
schikbaar; dit wordt weergegeven
door het zwart worden van telkens
een halve ventilatorschoep van het
aanjagersymbool.
Tijdens de automatische werking
(AUTO) is de opbrengst variabel; dit
wordt door het systeem op één ma-
nier, m.b.v. 4 halve zwartgekleurde
ventilatorschoepen, weergegeven op
het display.
BELANGRIJKAls wordt gestart bij
een zeer lage buitentemperatuur en
het systeem werkt automatisch, wordt
de aanjager niet ingeschakeld; dit is
geen storing; het systeem herstelt de
normale automatische werking, zodra
de temperatuurdrempel van het sys-
teem wordt bereikt.LUCHTVERDELING
De mogelijke, automatisch of hand-
matig ingestelde, luchtverdelingen
zijn:
– ventilatie (voorzijde)
– bilevel (voorzijde / beenruimte)
– beenruimte
– voorruit/beenruimte
– MAX-DEF-functie.
De lucht wordt verder verdeeld over
de zitplaatsen achter op de tweede en
derde rij.
Ventilatie
De behandelde luchtstroom stroomt
uit de 5 uitstroomopeningen aan de
voorzijde op de uiteinden en in het
midden van het dashboard; de stroom
kan horizontaal en verticaal worden
versteld door met de hand de bedie-
ningshendel en -knop te bedienen.
De klimaatregeling maakt
gebruik van R134a. Dit
koelmiddel voldoet aan de
geldende normen en is, als het per
ongeluk vrijkomt, niet schadelijk
voor het milieu. Maak beslist geen
gebruik van andere vloeistoffen,
die niet geschikt zijn voor de com-
ponenten van het systeem.
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 69
73
Legenda (fig. 82)
A– Knop voor temperatuurregeling
bestuurderszijde
B– Knop voor automatische wer-
king „AUTO”
C– Display
D– Knop REAR voor in-/uitscha-
kelen bedieningsorganen extra aanja-
gers achter
E– Knop voor temperatuurregeling
passagierszijde
F– Knop voor in-/uitschakelen ach-
terruitverwarming
G– Knop voor in-/uitschakelen maxi-
maal ontwasemen/ontdooien van voor-
ruit/zijruiten voor, achterruitverwar-
ming en buitenspiegelverwarming
(MAX-DEF-functie)
H– Knop voor regeling luchtstroom
uit middelste uitstroomopeningenI– Knop voor regeling luchtstroom
uit onderste uitstroomopeningen
L– Draaiknop voor regeling lucht-
opbrengst (aanjager)
M– Knop voor regeling luchtstroom
uit bovenste uitstroomopeningen
N– Knop voor in-/uitschakelen air-
cocompressor
O– Knop voor in-/uitschakelen re-
circulatie
SYSTEEM INSCHAKELEN (fig. 82)
Het systeem kan op verschillende
manieren worden ingeschakeld:
– door de draaischakelaar (L) van
de aanjager rechtsom te draaien;
– of door op knop A(+/–) of E(+/–)
te drukken;
– of door een van de knoppen (H,I,
M) in te drukken.
In deze drie gevallen herstelt het sys-
teem automatisch de opgeslagen wer-
king van voor het uitschakelen.
– of door een van de knoppen (B,D,
N) in te drukken; in dit geval scha-
kelt het systeem de automatische
werking in;
– of door knop (G) in te drukken; in
dat geval schakelt het systeem de
MAX-DEF-functie in.
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 73
74
Het systeem slaat automatisch de si-
tuatie van vlak voor het uitschakelen
op, maar houdt ook rekening met de
tijd die de auto stilstaat en andere ex-
terne factoren:
– als de motor tot 20 minuten uitge-
schakeld blijft en de interieurtempe-
ratuur blijft vrijwel gelijk, dan scha-
kelt het systeem in met dezelfde
instellingen. Als de temperatuur tij-
dens deze periode sterk wijzigt, scha-
kelt het systeem de automatische wer-
king in, waardoor de voor het
uitschakelen ingestelde temperatuur
wordt bereikt;
– als de motor langer dan 20 minu-
ten uitgeschakeld blijft, dan schakelt
het systeem altijd de automatische
werking in, ook als tijdens het stil-
staan van de auto de temperatuur niet
is gewijzigd.INSTELLINGEN EN KEUZES
(fig. 82)
De keuzes die door de gebruiker
kunnen worden gemaakt zijn:
•instellen van de gewenste tem-
peratuur: druk hiervoor op de knop
A(+/–) of E(+/–) en controleer de op
het display (C) weergegeven tempe-
ratuur. Als de gescheiden tempera-
tuurregeling wordt gebruikt, kunnen
de bestuurder en voorpassagier ver-
schillende temperaturen instellen: het
maximaal door het systeem toegestane
verschil is 5 °C.
Verhoging of verlaging van de tem-
peratuur vindt in stappen van 1 °C
plaats tussen 14 °C en 18 °C en tussen
24 °C en 28 °C en in stappen van 0,5 °C
tussen 18 °C en 24 °C; dit wordt op het
display weergegeven.
•„geheel koud”: dit vindt automa-
tisch plaats als knop A(–) of E(–)
wordt ingedrukt en ingedrukt wordt
gehouden totdat een temperatuur van
14 °C is ingesteld bij een buitentem-
peratuur waarbij het systeem de
maximale prestaties moet leveren.
Door deze instelling wordt de ge-
scheiden temperatuurregeling opge-
heven en worden door het systeem de
volgende handelingen uitgevoerd:
– temperatuur op geheel koud;
– luchtverdeling op ventilatie;
– luchtopbrengst maximaal;
– inschakelen compressor;
– automatische recirculatie; de re-
circulatie kan op buitenluchttoevoer
worden gezet, waarbij de gewenste
functie ingeschakeld blijft.
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 74
75
•„geheel warm”: dit vindt plaats
als de knop A(+) of E(+) wordt in-
gedrukt en ingedrukt wordt gehou-
den, totdat een temperatuur van
28 °C is ingesteld, waardoor het sys-
teem de maximale prestaties moet le-
veren. Door deze instelling worden
door het systeem de volgende hande-
lingen uitgevoerd:
– temperatuur op geheel warm;
– luchtverdeling naar de voorruit/
beenruimte of de beenruimte, afhan-
kelijk van de buitentemperatuur;
– luchtopbrengst maximaal;
– werking van de compressor vol-
gens de werking van het systeem;
– automatische recirculatie; de re-
circulatie kan op buitenluchttoevoer
worden gezet, waarbij de gewenste
functie ingeschakeld blijft.•aanjagersnelheid: dit vindt
plaats als draaiknop (L) wordt ver-
draaid; op het display wordt de ge-
wenste aanjagersnelheid weergegeven
door het zwart worden van de schoe-
pen van het aanjagersymbool op het
display (C).
BELANGRIJKAls wordt gestart bij
een zeer lage buitentemperatuur en
het systeem werkt automatisch
(AUTO), wordt de aanjager niet in-
geschakeld; dit is geen storing; het
systeem herstelt de normale automa-
tische werking, zodra de tempera-
tuurdrempel van het systeem wordt
bereikt.
•luchtverdeling: dit vindt plaats
door de knoppen (H,I,M) in de mid-
delste cirkel (L) in te drukken en te
combineren.Er zijn vijf mogelijke verdelingen:
ventilatie (voorzijde), bilevel (voor-
zijde/beenruimte), beenruimte, voor-
ruit/beenruimte, voorruit (MAX-DEF).
Om de gewenste verdeling te selec-
teren moet de betreffende knop wor-
den ingedrukt en moeten de andere
eventueel ingeschakelde verdelingen
worden uitgeschakeld. Het branden
van de bijbehorende led(‘s) en het do-
ven van de andere bevestigen de ge-
selecteerde keuze.
Tijdens de automatische werking
(AUTO) wordt de luchtverdeling ge-
regeld door het systeem en zijn alle
led’s uit.
•compressor in-/uitschakelen:
als op knop (N) wordt gedrukt bij
brandende led, wordt de compressor
uitgeschakeld en dooft de led; als de-
zelfde knop wordt ingedrukt als de led
is gedoofd, wordt de automatische
compressorregeling ingeschakeld (de
compressor kan door het systeem
worden in-/uitgeschakeld).
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 75
76
Als het systeem in de automatisch
werking staat, wordt de compressor
geregeld en werkt het systeem afhan-
kelijk van de buitentemperatuur.
Als de compressor wordt uitgescha-
keld bij gedoofde led, blijft de recircu-
latiefunctie op dezelfde wijze werken
als voor het uitschakelen (interieur- of
buitenlucht) en kan de toevoer van
buitenlucht worden ingeschakeld. Ook
als de toevoer van interieurlucht is in-
gesteld, wordt altijd een deel van de
lucht niet behandeld, afhankelijk van
de aanjagerinstelling en de snelheid
van de auto, waardoor wordt voorko-
men dat onder normale klimatologi-
sche omstandigheden (lente – zomer)
de ruiten beslaan.
•automatische werking (AUTO):
dit vindt plaats als knop (B) wordt in-
gedrukt; het systeem werkt geheel au-
tomatisch; op het display verschijnen
AUTOen het symbool ò(ijs); het sys-
teem kan de temperatuur, de luchtver-
deling en de aanjagersnelheid regelen.
Als tijdens de automatische werking
op knop (N) wordt gedrukt, wordt de
compressor uitgeschakeld en daarmee
de toevoer van koude lucht, de be-
treffende led dooft, het systeem blijft in
de automatische stand werken en op
het display verdwijnt het symbool ò
(ijs).
•MAX-DEF: deze functie wordt au-
tomatisch ingeschakeld als knop (G)
wordt ingedrukt, waardoor de voorruit
zo snel mogelijk worden ontwasemd.
Druk nogmaals op knop (G) om
deze functie uit te schakelen. De func-
tie kan ook worden uitgeschakeld
door een van de knoppen (A,B,D,E,
H,I,M,O) in te drukken.
•achterruitverwarming: deze func-
tie wordt ingeschakeld als op knop (F)
wordt gedrukt, de bijbehorende led
gaat branden. Met de knop worden de
elektrische weerstandsdraden op de
achterruit ingeschakeld en wordt de
ruit verwarmd, gedroogd en ontwa-
semd. Om de functie te onderbreken
moet opnieuw op de knop worden ge-
drukt. Controleer of de bijbehorende
led dooft. De achterruitverwarming
werkt met een tijdregeling; als de tijd
verstreken is, wordt het systeem auto-
matisch uitgeschakeld.
Let er tijdens het reinigen
van de achterruit aan de
binnenzijde op dat de weer-
standsdraden van de achterruitver-
warming niet worden beschadigd.
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 76
77
•recirculatie: met deze functie kan
door het indrukken van knop (O)
worden gekozen voor geforceerde cir-
culatie (bijbehorende led brandt), toe-
voer van buitenlucht (led uit) of au-
tomatische werking (led altijd uit, ook
als recirculatie is ingeschakeld door
het systeem).Het verdient aanbeveling
om de recirculatiefunctie
tijdens het rijden in een
file of in een tunnel in te schake-
len, zodat wordt voorkomen dat
vervuilde buitenlucht het interieur
kan bereiken. De functie mag niet
langdurig ingeschakeld blijven als
zich meerdere personen in het in-
terieur bevinden; in deze situatie
zouden de ruiten aan de binnen-
zijde kunnen beslaan.
•inschakelen regeling luchtop-
brengst bij de zitplaatsen achter
(REAR): dit vindt plaats als knop (D)
wordt ingedrukt; op deze wijze kun-
nen de passagiers op de tweede rij de
luchtopbrengst van de extra aanjagers
m.b.v. draaischakelaar A(fig. 83) re-
gelen; op het display (C) wordt het
symbool van de achterste aanjager
weergegeven.het effect van de extra aanjagers is
afhankelijk van de stand van draai-
schakelaarA:
0= minimum opbrengst extra aan-
jager;
–= extra aanjager met een luchtop-
brengst van 50% van de aanjager
voor op hetzelfde moment;
AUTO= extra aanjager heeft de-
zelfde opbrengst als de aanjager voor;
+= extra aanjager met een op-
brengst van 70% van de aanjager
voor op hetzelfde moment.
Met de recirculatiefunctie
kunnen, zowel bij verwar-
men als bij koelen, snel de
gewenste omstandigheden worden
bereikt. Het wordt afgeraden om
deze functie handmatig in te scha-
kelen op regenachtige of koude
dagen omdat dan de ruiten sneller
kunnen beslaan, vooral als de
compressor niet is ingeschakeld.
fig. 83
L0B0102b
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 77