4
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENINGDASHBOARD ...................................................................... 5
SYMBOLEN ........................................................................... 7
CODE-STARTBLOKKERING ........................................... 7
DE SLEUTELS ........................................................................ 8
DIEFSTALALARM ................................................................ 11
START-/CONTACTSLOT ................................................. 12
INSTRUMENTENPANEEL ................................................. 13
INSTRUMENTEN ................................................................ 14
INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY .......... 16
TRIPCOMPUTER ................................................................. 25
ZITPLAATSEN VOOR ........................................................ 28
ZITPLAATSEN ACHTER ................................................... 29
HOOFDSTEUNEN .............................................................. 30
STUURWIEL ......................................................................... 31
SPIEGELS ................................................................................ 31
KLIMAATREGELING .......................................................... 33
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING ..................... 34
AUTOMATISCHE TWEEZONE-KLIMAATREGELING 40
BUITENVERLICHTING ...................................................... 47
RUITEN REINIGEN ............................................................. 49
CRUISE-CONTROL ............................................................ 52PLAFONDVERLICHTING ................................................. 54
BEDIENINGSKNOPPEN .................................................... 55
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR .............................. 57
INTERIEURUITRUSTING................................................... 58
OPENDAK SKY-DOME ..................................................... 62
PORTIEREN .......................................................................... 64
RUITBEDIENING ................................................................. 66
BAGAGERUIMTE ................................................................. 68
MOTORKAP ......................................................................... 71
IMPERIAAL/SKIDRAGER ................................................... 73
KOPLAMPEN ........................................................................ 74
ABS .......................................................................................... 76
ESP-SYSTEEM ........................................................................ 78
EOBD-SYSTEEM ................................................................... 83
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM TPMS .. 84
SPORT-BOOST-FUNCTIE................................................. 87
INBOUWVOORBE-REIDING NAVIGATIESYSTEEM
(MY PORT) ............................................................................. 88
EXTRA ACCESSOIRES ....................................................... 88
TANKEN ................................................................................ 89
BESCHERMING VAN HET MILIEU ................................. 90
D D
A A
S S
H H
B B
O O
A A
R R
D D
E E
N N
B B
E E
D D
I I
E E
N N
I I
N N
G G
14
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
INSTRUMENTEN
De achtergrondkleur en de vormgeving
van de instrumenten kunnen per uitvoe-
ring verschillen.
SNELHEIDSMETER fig. 12
Geeft de snelheid van de auto aan.TOERENTELLER fig. 13
De toerenteller geeft het toerental per mi-
nuut van de motor aan.
BELANGRIJK De regeleenheid van de
elektronische inspuiting blokkeert tijdelijk
de toevoer van brandstof als de motor
met te hoge toerentallen draait, waardoor
het motorvermogen zal afnemen.
Bij stationair draaiende motor kan de toe-
renteller onder bepaalde omstandigheden
een geleidelijke of herhaalde toerentalstij-
ging aangeven.
Dit is een normaal verschijnsel dat kan op-
treden als bijvoorbeeld de airconditioning
of de elektroventilateur wordt ingescha-
keld. In deze gevallen dient een geringe
toerentalstijging voor het behoud van de
lading van de accu.
fig. 12F0M002Abfig. 13F0M003Ab
34
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 30F0M0033m
fig. 31F0M085Ab
HANDBEDIENDE
AIRCONDITIONING
VERSTELBARE EN REGELBARE
LUCHTROOSTERS AAN DE
ZIJKANT EN IN HET MIDDEN
fig. 30-31
AVast luchtrooster voor de zijruiten.
BVerstelbare luchtroosters aan de zij-
kant.
CVerstelbare luchtroosters in het mid-
den.De luchtroosters Azijn niet verstelbaar.
Om de luchtroosters Ben Cte gebrui-
ken, moet u met de betreffende schuif de
luchtroosters in de gewenste stand in-
stellen.
35
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Draaiknop C voor de
luchtverdeling
¶voor lucht uit de luchtroosters in het
midden en aan de zijkanten;
ßvoor luchttoevoer naar de beenruim-
ten en voor een iets lagere tempera-
tuur uit de luchtroosters op het dash-
board (“bilevel”-stand);
©voor verwarming bij lage buitentem-
peraturen: voor maximale luchttoe-
voer naar de beenruimten;
®voor verwarming van de beenruimten
en ontwaseming van de voorruit;
-voor een snelle ontwaseming van de
voorruit.
Knop D voor in-/uitschakeling van
de luchtrecirculatie
Als u op de knop drukt (lampje op de
knop brandt), schakelt de luchtrecircula-
tie in. Als u nogmaals op de knop drukt
(lampje op de knop gedoofd), schakelt de
luchtrecirculatie uit.
Knop E voor het in-/uitschakelen
van de airconditioning
Als u op de knop drukt (lampje op de
knop brandt), schakelt de airconditioning
in. Als u nogmaals op de knop drukt (lamp-
je op de knop gedoofd), schakelt de air-
conditioning uit.
fig. 32F0M0037m
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 32
Draaiknop A voor regeling van de
luchttemperatuur (menging van
warme/koude lucht)
Rode gebied = warme lucht
Blauwe gebied = koude luchtDraaiknop B voor het
inschakelen/regelen van de
aanjager
p0= aanjager uitgeschakeld
1-2-3= aanjagersnelheid
4
-= aanjager op maximale snelheid
36
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VENTILATIE VAN HET
INTERIEUR
Ga voor een goede ventilatie van het in-
terieur als volgt te werk:
❒draai de knop Ain het blauwe vlak;
❒schakel de luchtrecirculatie uit door de
knop Din te drukken (lampje op de
knop gedoofd);
❒draai de knop Cin stand ¶;
❒draai de knop Bop de gewenste snel-
heid.AIRCONDITIONING (koeling)
Ga voor een snelle koeling als volgt te
werk:
❒draai de knop Ain het blauwe vlak;
❒schakel de luchtrecirculatie in door de
knop Din te drukken (lampje op de
knop brandt);
❒draai de knop Cin stand ¶;
❒schakel de airconditioning in door de
knop Ein te drukken; het lampje op de
knop Egaat branden;
❒draai de knop Bin stand 4-(maxi-
male aanjagersnelheid).Regeling van de koeling
❒draai de knop Anaar rechts voor ver-
hoging van de temperatuur;
❒schakel de luchtrecirculatie uit door de
knop Din te drukken (lampje op de
knop gedoofd);
❒draai de knop Bvoor verlaging van de
aanjagersnelheid.
38
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Beslaan van de ruiten voorkomen
Als het buiten extreem vochtig is en/of bij
regen en/of bij grote verschillen in interi-
eur- en buitentemperatuur, raden wij u de
volgende procedure aan om het beslaan van
de ruiten te voorkomen:
❒draai de knop Ain het rode vlak;
❒schakel de luchtrecirculatie uit door de
knop Din te drukken (lampje op de
knop gedoofd);
❒draai de knop Cin stand -met de
mogelijkheid stand
®in te schakelen
als de ruiten niet beslaan;
❒draai de knop Bop de 2esnelheid.
BELANGRIJK De airconditioning is zeer
bruikbaar om het beslaan van de ruiten
te voorkomen bij een hoge luchtvochtig-
heid, omdat de in het interieur gevoerde
lucht wordt ontvochtigd.ONTWASEMING/
ONTDOOIING ACHTERRUIT
EN BUITENSPIEGELS
(voor versies/markten waar
voorzien) fig. 33
Druk op de knop Avoor het inschake-
len van deze functie: als deze functie wordt
ingeschakeld, gaat het lampje op de knop
branden.
De functie is voorzien van een tijdscha-
keling, waardoor de functie na 20 minuten
automatisch wordt uitgeschakeld. U kunt
de functie eerder uitschakelen door nog-
maals de knop Ain te drukken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-
re plaatjes op de elektrische weerstands-
draden aan de binnenzijde van de achter-
ruit, om beschadiging van de achterruit-
verwarming te voorkomen.
fig. 33F0M0038m
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een
stand gekozen worden waarbij het com-
fort optimaal blijft.
BELANGRIJK De airconditioning kan goed
gebruikt worden om de ruiten sneller te
ontwasemen, omdat de lucht wordt ont-
vochtigd. Stel de bedieningsorganen in zo-
als hiervoor beschreven en schakel de air-
conditioning in door de knop Ein te druk-
ken; het lampje op de knop gaat branden.
39
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD VAN HET
SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditioning 1
keer per maand gedurende 10 minuten in.
Laat voor het zomerseizoen de werking
van de airconditioning door het Abarth
Servicenetwerk controleren.
De airconditioning maakt ge-
bruik van het koelmiddel
R134a. Bij lekkage is dit mid-
del niet schadelijk voor het
milieu. Gebruik in geen geval andere
middelen, zoals R12, omdat anders de
componenten van het systeem be-
schadigd kunnen worden.BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie
kunnen, afhankelijk van de werking van het
systeem (“verwarming” of “koeling”), de
gewenste omstandigheden sneller bereikt
worden.
Het is echter niet raadzaam deze functie
in te schakelen op regenachtige of koude
dagen, omdat dan de ruiten aan de bin-
nenzijde aanzienlijk sneller kunnen beslaan. LUCHTRECIRCULATIE
INSCHAKELEN
Druk op de knop
•zodat het lampje
op de knop gaat branden.
Het verdient aanbeveling om de luchtre-
circulatie in te schakelen in de file of in tun-
nels. Hiermee wordt voorkomen dat ver-
vuilde lucht het interieur bereikt. Het is
niet raadzaam dit systeem langdurig te la-
ten werken, omdat anders, vooral als u
met meerdere personen in de auto zit, de
kans aanzienlijk toeneemt dat de ruiten
beslaan.
44
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BELANGRIJK Als het systeem vanwege
handmatige instellingen de gewenste tem-
peratuur in de verschillende zones niet
meer kan garanderen en handhaven, knip-
pert de ingestelde temperatuur om aan te
geven dat het systeem een probleem heeft
gesignaleerd; na een minuut dooft het op-
schrift AUTO.
Voor het hervatten van de automatische
werking van het systeem na een handma-
tige instelling (een of meerdere), moet de
knop AUTOworden ingedrukt.
Drukknop MONO
(gelijkstellen ingestelde
temperaturen en luchtverdeling) A
Als u de knop MONOindrukt, wordt de
temperatuur aan bestuurderszijde en aan
passagierszijde voor automatisch gelijkge-
steld, waardoor u in de twee zones de-
zelfde temperatuur en de luchtverdeling
kunt instellen met de draaiknop aan be-
stuurderszijde. Met deze functie kan de
temperatuur in het interieur makkelijk ge-
regeld worden als alleen de bestuurder
in de auto zit. De gescheiden regeling van
de temperatuur en de luchtverdeling
wordt automatisch weer hervat als u de
draaiknop Hdraait voor de instelling van
de temperatuur aan passagierszijde voor
of nogmaals op de knop MONOdrukt,
als het lampje op de knop brandt.Drukknop voor in-/uitschakelen
luchtrecirculatie C
De luchtrecirculatie werkt als volgt:
❒automatisch ingeschakeld, door een van
de knoppen AUTOin te drukken; het
symbool AUTOop het display naast het
autoprofiel brandt.
❒handmatig ingeschakeld (recirculatie al-
tijd ingeschakeld); het lampje op de
knop MONOen het symbool íop
het display branden;
❒handmatig uitgeschakeld (recirculatie al-
tijd uitgeschakeld met luchttoevoer van
buiten); lampje op de knop en het sym-
bool
êop het display gedoofd. De re-
circulatie kan handmatig worden in-/uit-
geschakeld door op de recirculatieknop
Cte drukken.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie
kunnen de gewenste omstandigheden
(verwarming of koeling van het interieur)
sneller worden bereikt.
Het is echter niet raadzaam deze functie
handmatig in te schakelen op regenachti-
ge of koude dagen, omdat dan de ruiten
aan de binnenzijde aanzienlijk sneller kun-
nen beslaan, vooral als de airconditioning
niet is ingeschakeld.Bij lage buitentemperaturen wordt de re-
circulatie uitgeschakeld (met luchttoevoer
van buiten) om het beslaan van de ruiten
te voorkomen.
Bij automatische werking wordt de recir-
culatie automatisch door het systeem ge-
regeld op basis van de externe klimato-
logische omstandigheden.
Als de handmatige werking van de recir-
culatie is ingesteld, dooft het opschrift
FULLen verdwijnt AUTOvan het sym-
bool op het display.
Bij lage buitentemperaturen
raden wij u aan om de recir-
culatiefunctie niet te gebruiken, om-
dat hierdoor de ruiten sneller kunnen
beslaan.
ATTENTIE