46
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Drukknop voor snelle
ontwaseming/ontdooiing van de
achterruit en de buitenspiegels
(voor versies/markten waar
voorzien) G
Als u deze knop indrukt, dan wordt de
achterruitverwarming ingeschakeld.
Het lampje op de knop gaat branden als
deze functie wordt ingeschakeld.
De functie schakelt na 20 minuten auto-
matisch uit, of als opnieuw de knop wordt
ingedrukt. De functie wordt ook uitge-
schakeld als u de motor uitzet en blijft uit-
geschakeld als u de motor opnieuw start.
BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-
re plaatjes op de elektrische weerstands-
draden aan de binnenzijde van de achter-
ruit, om beschadiging van de achterruit-
verwarming te voorkomen.
Systeem uitschakelen (OFF) E
Het systeem schakelt uit als u op de knop
Edrukt. Als het systeem is uitgeschakeld:
❒zijn de temperatuurdisplays gedoofd;
❒is de recirculatie ingeschakeld, waarbij
geen lucht van buiten binnenkomt;
❒is de aircocompressor uitgeschakeld;
❒is de aanjager uitgeschakeld.
Ook als het systeem is uitgeschakeld, kan
de achterruitverwarming worden in-/uit-
geschakeld.
BELANGRIJK De regeleenheid van de kli-
maatregeling slaat de ingestelde tempera-
turen in het geheugen op voordat het sys-
teem wordt uitgeschakeld. Als u vervol-
gens op een willekeurige knop drukt (be-
halve de knop van de achterruitverwar-
ming), worden de functies weer hersteld.
Als de functie van de ingedrukte knop niet
was ingeschakeld voor de uitschakeling,
dan wordt deze functie ook geactiveerd;
als deze daarentegen was ingeschakeld,
blijft de functie gehandhaafd.
Als u de volledig automatische werking van
het systeem weer wilt inschakelen, druk
dan op de knop AUTO.HULPVERWARMING
(voor versies/markten waar
voorzien)
Dit systeem zorgt voor een snellere ver-
warming van het interieur bij koud weer.
De hulpverwarming schakelt automatisch
uit als de ingestelde temperatuur is be-
reikt.
Automatische tweezone-
klimaatregeling
De hulpverwarming schakelt automatisch
in nadat u de contactsleutel in stand ON
hebt gezet.
Hulpverwarming en handbediende
airconditioning
De hulpverwarming wordt automatisch in-
geschakeld als u de draaiknop Ain het ro-
de gebied draait en de aanjager ten min-
ste op de eerste snelheid inschakelt (draai-
knop B).
BELANGRIJK De hulpverwarming werkt
alleen bij een lage buitentemperatuur en
een lage koelvloeistoftemperatuur.
BELANGRIJK De hulpverwarming wordt
niet ingeschakeld als de accu onvoldoen-
de is opgeladen.
114
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STARTEN
EN RIJDEN
BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waar-
door het brandstofverbruik zo laag mo-
gelijk blijft en de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen zoveel mogelijk beperkt
wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de
auto door de controles en registraties die
in het “Geprogrammeerd Onderhouds-
schema” staan vermeld, te laten uitvoeren.Banden
Controleer regelmatig, ten minste een
keer per maand, de spanning van de ban-
den: als de spanning te laag is, wordt de
weerstand groter en neemt het verbruik
toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagage-
ruimte. Het gewicht van de auto (vooral
in stadsverkeer) en de wieluitlijning heb-
ben grote invloed op het brandstofver-
bruik en de stabiliteit.
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u
deze niet gebruikt. Ze verminderen de
aerodynamica van de auto, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt. Gebruik
voor het vervoer van volumineuze voor-
werpen bij voorkeur een aanhanger.Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische installaties alleen
als u ze nodig hebt. De achterruitverwar-
ming, de verstralers, de ruitenwissers en
de aanjager van het ventilatie-/verwar-
mingssysteem vragen veel stroom, waar-
door het brandstofverbruik toeneemt (tot
aan 25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie, waardoor het brandstofverbruik
sterk toeneemt (tot gemiddeld 20%): ge-
bruik wanneer de buitentemperatuur het
toelaat, bij voorkeur de functies van het
ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aero-
dynamische accessoires kan de aerodyna-
mica negatief beïnvloeden, waardoor het
brandstofverbruik zal toenemen.
195
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
TECHNISCHE
GEGEVENS
❒een rit buiten de stad: waarbij veelvul-
dig wordt geaccelereerd in alle ver-
snellingen en waarmee een normaal ge-
bruik van de auto buiten de stad wordt
gesimuleerd. De snelheid varieert tus-
sen de 0 en 120 km/h;
❒gecombineerd verbruik: hierbij telt de
waarde van de stadsrit mee voor 37%
en de waarde van de testrit buiten de
stad voor 63%.
BRANDSTOFVERBRUIK
Het brandstofverbruik dat in de tabellen
is opgenomen, is gemeten volgens een
vastgestelde testmethode die in EU-nor-
men is vastgelegd.
Het brandstofverbruik is gemeten volgens
onderstaande procedure:
❒een stadsrit: opgebouwd uit een koude
start gevolgd door een gesimuleerde,
normale testrit in stadsverkeer;BELANGRIJK Het soort wegdek, ver-
keerssituatie, atmosferische omstandighe-
den, rijstijl, algemene conditie van de au-
to, uitrustingsniveau, gebruik van de air-
conditioning, lading van de auto, imperiaal
op het dak en andere situaties die de aero-
dynamica kunnen beïnvloeden, leveren
een ander brandstofverbruik op dan hier
vermeld.
Brandstofverbruik volgens EU-normen 1999/100 (liter x 100 km)
Uitvoeringen Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd
1.4 T-JET9,6 5,3 6,9
197
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Bagageruimte ..................................... 68
- noodbediening van achterklep ... 69
- openen en sluiten van achterklep 68
- vergroten ........................................ 69
Bagageruimte vergroten .................... 69
Bagageruimteverlichting .................... 55
Banden
Banden repareren ................................ 135
- bandenspanning ............................. 189
- onderhoud ...................................... 173
- repareren ........................................ 135
- standaard ......................................... 189
- verklaring van bandencodering .. 187
Bandenspanning ................................... 189
Bedieningsknoppen ............................ 55
Bekerhouders - blikjeshouders ........ 60
Bescherming van het milieu .............. 90
Bougies
- type .................................................. 184
Brake Assist
(remregeling bij noodstops) .......... 78
Brandstof
- brandstofmeter .............................. 15
- brandstofnoodschakelaar ............ 57Brandstofmeter ................................... 15
Brandstofnoodschakeling .................. 57
Buitenverlichting
Buitenverlichting ................................. 47
- bediening ......................................... 47
- gloeilamp achter vervangen ........ 143
- gloeilamp voor vervangen ........... 141
Carrosserie
- codes uitvoeringen ....................... 184
- onderhoud ...................................... 176
Chassisnummer ................................... 182
CO
2-emissie ........................................ 196
Code Card ........................................... 9
Contactslot .......................................... 12
Cruise-control (snelheidsregelaar) ... 52
Dashboard .......................................... 5
Dashboard en bediening ................... 4
Dashboardkastje ................................. 58
Derde remlicht ................................... 145
Diefstalalarm ........................................ 11
Dimlicht
- bediening ......................................... 47
- gloeilamp vervangen ..................... 142
Aansteker ........................................... 60
ABS ........................................................ 76
Accu
- accu opladen .................................. 157
- acculading en elektrolytniveau
controleren...................................... 171
- starten met een hulpaccu ............ 134
Achterklep ........................................... 68
Achterruitsproeier
- bediening ......................................... 49
- vloeistofniveau ............................... 168
Achterruitverwarming ................... 38-46
Achterruitwisser
- bediening ......................................... 49
- ruitensproeiers .............................. 175
- wisserbladen ................................... 174
Afmetingen ........................................... 190
Airconditioning, handbediend .......... 34
Armsteun............................................... 59
Asbak ...................................................... 60
ASR ........................................................ 81
- in-/uitschakelen............................... 82
Auto langere tijd stallen .................... 120
A A
L L
F F
A A
B B
E E
T T
I I
S S
C C
H H
R R
E E
G G
I I
S S
T T
E E
R R