DASHBOARD
UITVOERING MET STUUR LINKS
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsknoppen, de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering ver-
schillen.
1.Verstelbare uitstroomopeningen aan de zijkant - 2.Vaste uitstroomopeningen aan de zijkant - 3.Linker hendel: bediening buiten-
verlichting - 4.Instrumentenpaneel -5.Rechter hendel: bediening ruitenwissers voor/achter, tripcomputer - 6.Bedieningsorganen
op dashboard - 7.Inbouwvoorbereiding navigatiesysteem (MY PORT) - 8.Verstelbare uitstroomopeningen in het midden - 9.Vas-
te uitstroomopening boven - 10.Frontairbag passagierszijde - 11.Dashboardkastje - 12.Autoradio - 13.Bedieningsorganen kli-
maatregeling - 14.Start-/contactslot / startsysteem - 15.Frontairbag bestuurderszijde - 16. Hendel hoogteverstelling stuurwiel -
17.Knoppenpaneel: mistlampen / mistachterlicht / koplampverstelling / multifunctioneel instelbaar display.
5
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
F0M095Abfig. 1
6
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
UITVOERING MET STUUR RECHTS
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsknoppen, de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering ver-
schillen.
1.Verstelbare uitstroomopeningen aan de zijkant - 2.Vaste uitstroomopeningen aan de zijkant - 3.Linker hendel: bediening buiten-
verlichting - 4.Instrumentenpaneel -5.Rechter hendel: bediening ruitenwissers voor/achter, tripcomputer - 6.Bedieningsorganen
op dashboard - 7.Inbouwvoorbereiding navigatiesysteem (MY PORT) - 8.Verstelbare uitstroomopeningen in het midden - 9.Vas-
te uitstroomopening boven - 10.Frontairbag passagierszijde - 11.Dashboardkastje - 12.Autoradio - 13.Bedieningsorganen kli-
maatregeling - 14.Start-/contactslot / startsysteem - 15.Frontairbag bestuurderszijde - 16. Hendel hoogteverstelling stuurwiel -
17.Knoppenpaneel: mistlampen / mistachterlicht / koplampverstelling / multifunctioneel instelbaar display.
F0M096Abfig. 2
12
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
START-/CONTACTSLOT
De sleutel kan in 3 standen worden ge-
draaid fig. 9:
❒STOP: motor uit, sleutel uitneembaar,
stuurslot ingeschakeld. Enkele elektri-
sche installaties werken (bijv. autoradio,
centrale portiervergrendeling).
❒MAR: contact aan. Alle elektrische in-
stallaties werken.
❒AVV: motor starten (stand zonder ver-
grendeling).
Het contactslot is voorzien van een her-
startbeveiliging. Als de motor bij de eer-
ste poging niet aanslaat, moet u de sleu-
tel terugdraaien in stand STOPen nog-
maals starten.STUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand STOP, trek de
sleutel uit het start-/contactslot en draai
het stuur totdat het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer, terwijl
u de sleutel in stand MARdraait.
Als het start-/contactslot is
geforceerd (bijv. bij een po-
ging tot diefstal) moet u, voordat u
weer met de auto gaat rijden, de wer-
king van het slot laten controleren bij
het Abarth Servicenetwerk.
ATTENTIE
Neem altijd de sleutel uit het
contactslot als de auto
wordt verlaten, om onvoorzichtig ge-
bruik van de bedieningsknoppen te
voorkomen. Vergeet niet de handrem
aan te trekken. Schakel de eerste ver-
snelling in als de auto op een helling
omhoog staat en de achteruit bij een
helling omlaag (gezien vanuit de rij-
richting). Laat kinderen nooit alleen
achter in de auto.
ATTENTIE
fig. 9F0M0015m
Verwijder de sleutel nooit uit
het contactslot als de auto
nog in beweging is. Bij de eerste stuur-
uitslag blokkeert het stuur automa-
tisch. Dit geldt in alle gevallen, ook
als de auto gesleept wordt.
ATTENTIE
Het is streng verboden om
demontage-/montagewerk-
zaamheden uit te voeren, waarvoor
wijzigingen in de stuurinrichting of de
stuurkolom vereist zijn (bijv. bij mon-
tage van een diefstalbeveiliging).
Hierdoor kunnen de prestaties van
het systeem, de garantie en de veilig-
heid in gevaar worden gebracht en
voldoet de auto niet meer aan de
typegoedkeuring.
ATTENTIE
18
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Voorbeeld:
DagMaand
TürkçeNederlands
Español
Português
Français
Polski
Italiano
Deutsch
BUZZ GORDELSREGEN- SENSOR
(voor versies/markten
waar voorzien)
DATUM INSTELLEN
EERSTE PAGINA
ZIE RADIO
AUTOCLOSE
MEETEENHEID TAAL VOLUME
WAARSCHUWINGEN VOLUME TOETSEN
MENU ESC
knop kort
indrukken
MENU ESC
knop kort
indrukken
fig. 19
SERVICE
F0M2007g
TIJD INSTELLEN BEEP SNELHEID
MENU VERLATEN
BAG PASSAGIER
English
Om vanuit het beginscherm te kunnen navigeren, moet u kort op de knop
MENU ESCdrukken. Druk op de knop +of –om in het menu te na-
vigeren. OpmerkingAls de auto rijdt is om veiligheidsredenen alleen
een beperkt menu toegankelijk: instellingen “Verl.” en “Beep snelheid”.
Als de auto stilstaat is het uitgebreide menu toegankelijk.
GEGEVENS TRIP B
Jaar
21
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Datum instellen (Datum instellen)
Met deze functie kan de datum worden in-
gesteld (dag - maand - jaar).
Ga voor het instellen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert de “dag” (dd);
– druk op de knop +of –om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert de “maand” (mm);
– druk op de knop +of –om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert het “jaar”;
– druk op de knop +of –om de instel-
ling uit te voeren.
OpmerkingElke keer als u de knop +of
– indrukt, wordt de waarde een eenheid
verhoogd of verlaagd. Als u de knop in-
gedrukt houdt, lopen de cijfers automa-
tisch snel door of terug. Als u dicht bij de
juiste waarde bent, stelt u de exacte waar-
de in door de knop telkens in te drukken
en los te laten.
– druk kort op de knop MENU ESCom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te
slaan.Eerste pagina (weergave van
informatie op het beginscherm van
het display)
Met deze functie kunt u kiezen welke in-
formatie op het beginscherm van het dis-
play moet worden weergegeven. U kunt
kiezen voor weergave van de datum of
voor weergave van de turbodruk.
Ga voor het kiezen van een van de twee
opties als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display verschijnt “Eerste pagina”;
– druk nogmaals kort op de knop MENU
ESC; op het display verschijnen de opties
“Datum” en “Info motor”;
– druk op de knop +of –om de weerga-
ve te selecteren die u op het beginscherm
van het display wilt hebben;
– druk kort op de knop MENU ESCom
de keuze op te slaan en terug te keren
naar het menuscherm of houd de knop
even ingedrukt om terug te keren naar het
beginscherm zonder op te slaan.
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, wordt op het instelbare multifunc-
tionele display, na de startcontrole, de in-
formatie weergegeven die door middel
van de functie “Eerste pagina” in het menu
is ingesteld. Zie radio (Herhaling informatie
audiosysteem)
Met deze functie kan op het display de in-
formatie over de autoradio worden weer-
gegeven.
– Radio: frequentie of RDS-bericht van het
geselecteerde radiostation, automatisch
zoeken of AutoSTore inschakelen;
– audio-CD, MP3-CD: nummer van het
muziekstuk;
– CD-wisselaar: CD-nummer en nummer
muziekstuk.
Ga voor het inschakelen (On) of uitscha-
kelen (Off) van de informatie van het au-
diosysteem op het display als volgt te
werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert On of Off, afhankelijk
van de instelling;
– druk op de knop +of –om de keuze uit
te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESCom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te
slaan.
84
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BANDENSPANNING-
CONTROLESYSTEEM
TPMS
(voor versies/markten
waar voorzien)
De auto kan zijn uitgerust met een con-
trolesysteem voor de bandenspanning
TPMS (Tyre Pressure Monitoring System).
Dit systeem bestaat uit een sensor die op
radiogolven werkt, op de velg van elk wiel.
Deze sensor stuurt informatie over de
spanning van iedere band naar de rege-
leenheid.AANWIJZINGEN VOOR HET
GEBRUIK VAN HET TPMS
Storingsmeldingen worden niet opgesla-
gen en worden dus niet aangegeven als de
motor wordt uitgezet en vervolgens weer
wordt gestart. Als de storingen blijven be-
staan, stuurt de regeleenheid de be-
treffende meldingen pas naar het instru-
mentenpaneel als de auto een korte tijd
rijdt.
BELANGRIJK Zeer hevige storingen door
radiofrequentie kunnen het TPMS-sys-
teem ontregelen. Dit wordt aan de be-
stuurder aangegeven door het verschijnen
van een melding op het display. Deze mel-
ding verdwijnt automatisch zodra de sto-
ring het systeem niet meer ontregelt.
Wees zeer zorgvuldig bij het
controleren of herstellen van
de bandenspanning. Een te hoge
spanning vermindert de grip op het
wegdek, verhoogt de belasting op de
wielophanging en de wielen en ver-
oorzaakt een onregelmatige slijtage
van de banden.
ATTENTIE
De spanning van de banden
moet bij stilstaande auto en
koude banden gecontroleerd worden;
als om wat voor reden dan ook de
spanning bij warme banden gecon-
troleerd wordt, verminder dan de
spanning niet, ook als deze boven de
voorgeschreven waarde ligt, maar
controleer de spanning opnieuw bij
koude banden.
ATTENTIE
Ook als de auto is uitgerust
met het TPMS-systeem, moet
de bestuurder regelmatig de spanning
van de banden en die van het reser-
vewiel (zie de paragraaf “Wielen” in
het hoofdstuk “Onderhoud en zorg”)
controleren.
ATTENTIE
Het TPMS is niet in staat om
te waarschuwen voor een
plotselinge vermindering van de ban-
denspanning (bijvoorbeeld bij een
klapband). Zet in dat geval de auto
stil door voorzichtig te remmen en
maak daarbij geen plotselinge stuur-
bewegingen.
ATTENTIE
85
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Het vervangen van de nor-
male banden door winter-
banden en omgekeerd, vereist ook
een aanpassing van het TPMS, die
uitsluitend door het Abarth Service-
netwerk mag worden uitgevoerd.
ATTENTIE
Het TPMS vereist het ge-
bruik van speciale appara-
tuur. Raadpleeg het Abarth Service-
netwerk over de accessoires die ge-
schikt zijn voor het systeem (wielen,
wieldeksels enz.) Het gebruik van an-
dere accessoires kan de normale wer-
king van het systeem verhinderen.
ATTENTIE
De bandenspanning kan va-
riëren afhankelijk van de
buitentemperatuur. Het TPMS kan
tijdelijk een te lage bandenspanning
signaleren. Controleer in dat geval de
bandenspanning bij koude banden en
herstel, indien nodig, de juiste span-
ning.
ATTENTIE
Als de auto is uitgerust met
het TPMS, moeten bij het
monteren/demonteren van de banden
en/of velgen speciale voorzorgsmaat-
regelen in acht worden genomen. Om
te voorkomen dat de sensoren be-
schadigen of verkeerd gemonteerd
worden, mogen de banden en/of de
velgen uitsluitend door gespeciali-
seerd personeel vervangen worden.
Wendt u tot het Abarth Servicenet-
werk.
ATTENTIE
Als de auto is uitgerust met
het TPMS, moet bij het de-
monteren van een band, ook het rub-
ber van het ventiel vervangen worden.
Wendt u tot het Abarth Servicenet-
werk.
ATTENTIE
Sterke straling op een radio-
frequentie kunnen het TPMS-
systeem ontregelen.
Dit wordt aan de bestuurder aange-
geven door het verschijnen van een
melding op het multifunctionele dis-
play (voor versies/markten waar voor-
zien). Deze melding verdwijnt auto-
matisch zodra de storing het systeem
niet meer ontregelt.
ATTENTIE
88
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
EXTRA ACCESSOIRES
Als u na aanschaf van uw auto accessoires
wilt monteren die constante voeding no-
dig hebben (autoradio, anti-diefstalsatel-
lietbewaking enz.), of accessoires die de
elektrische installatie zwaar belasten,
wendt u dan tot het Abarth Servicenet-
werk, dat kan u de meest geschikte in-
stallaties aanraden uit het Abarth Lineac-
cessori-programma en controleren of de
elektrische installatie van de auto geschikt
is voor het extra stroomverbruik of dat
het noodzakelijk is een accu met een gro-
tere capaciteit te monteren.
Let op bij de montage van
spoilers, lichtmetalen velgen
en niet standaard wieldoppen: ze
kunnen de ventilatie van de remmen
verminderen en daarmee hun doel-
matigheid tijdens krachtig en veel-
vuldig remmen; bijvoorbeeld tijdens
een lange afdaling. Controleer bo-
vendien of de slag van de pedalen niet
beperkt wordt (door matten enz.).
ATTENTIE
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen die
na aankoop van de auto en binnen de af-
tersales-service worden gemonteerd,
moeten voorzien zijn van het merkteken:
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montage
van zend-/ontvangstapparatuur op voor-
waarde dat de montagewerkzaamheden
op de juiste wijze bij een gespecialiseerd
bedrijf worden uitgevoerd, waarbij de aan-
wijzingen van de fabrikant in acht moeten
worden genomen.
BELANGRIJK Als door de montage van
systemen de kenmerken van de auto wor-
den gewijzigd, kan het kentekenbewijs
worden ingenomen door de bevoegde in-
stanties en eventueel de garantie komen
te vervallen bij defecten die veroorzaakt
zijn door de bovengenoemde modificatie
of op defecten die direct of indirect daar-
van het gevolg zijn.
Fiat Auto S.p.A. is op geen enkele wijze
aansprakelijk voor schade die het gevolg
is van de installatie van accessoires die niet
door Fiat Auto S.p.A. zijn geleverd of aan-
bevolen en/of die niet conform de gele-
verde instructies zijn geïnstalleerd.
fig. 99/aF0M0431m
INBOUWVOORBE-
REIDING
NAVIGATIESYSTEEM
(MY PORT)
(voor versies/markten
waar voorzien)
Bij een aantal uitvoeringen is de auto voor-
zien van een inbouwvoorbereiding voor
het navigatiesysteem uit Lineaccessori Fiat
Plaats het navigatiesysteem zoals is aan-
gegeven in fig. 99/a.