18
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Voorbeeld:
DagMaand
TürkçeNederlands
Español
Português
Français
Polski
Italiano
Deutsch
BUZZ GORDELSREGEN- SENSOR
(voor versies/markten
waar voorzien)
DATUM INSTELLEN
EERSTE PAGINA
ZIE RADIO
AUTOCLOSE
MEETEENHEID TAAL VOLUME
WAARSCHUWINGEN VOLUME TOETSEN
MENU ESC
knop kort
indrukken
MENU ESC
knop kort
indrukken
fig. 19
SERVICE
F0M2007g
TIJD INSTELLEN BEEP SNELHEID
MENU VERLATEN
BAG PASSAGIER
English
Om vanuit het beginscherm te kunnen navigeren, moet u kort op de knop
MENU ESCdrukken. Druk op de knop +of –om in het menu te na-
vigeren. OpmerkingAls de auto rijdt is om veiligheidsredenen alleen
een beperkt menu toegankelijk: instellingen “Verl.” en “Beep snelheid”.
Als de auto stilstaat is het uitgebreide menu toegankelijk.
GEGEVENS TRIP B
Jaar
20
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Gevoeligheid regensensor instellen
(Regensensor) (voor versies/
markten waar voorzien)
Met deze functie kan de gevoeligheid van
de regensensor worden ingesteld op 4 ni-
veaus.
Ga voor het instellen van het niveau als
volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert het “niveau” van de
ingestelde gevoeligheid;
– druk op de knop +of –om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESCom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te
slaan.
Gegevens trip B
(Inschakeling Trip B)
Met deze functie kan de weergave van
Trip B (dagteller) worden ingeschakeld
(On) of uitgeschakeld (Off).
Zie voor meer informatie de paragraaf
“Tripcomputer”.
Ga voor het in-/uitschakelen als volgt te
werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert On of Off, afhankelijk
van de instelling;– druk op de knop +of –om de keuze uit
te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESCom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te
slaan.
Tijd instellen (Klokje instellen)
Met deze functie kan het klokje worden
ingesteld m.b.v. twee submenu’s: “Tijd” en
“Formaat”.
Ga voor het instellen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display verschijnen de twee submenu’s
“Tijd” en “Formaat”;
– druk op de knop +of –om tussen de
submenu’s te navigeren;
– druk na het selecteren van het submenu
dat u wilt wijzigen, kort op de knop
MENU ESC;
– als het submenu “Tijd” is gekozen: druk
kort op de knop MENU ESC; op het dis-
play knipperen de “uren”;
– druk op de knop +of –om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knipperen de “minuten”;– druk op de knop +of –om de instel-
ling uit te voeren.
OpmerkingElke keer als u de knop +of
– indrukt, wordt de waarde een eenheid
verhoogd of verlaagd. Als u de knop in-
gedrukt houdt, lopen de cijfers automa-
tisch snel door of terug. Als u dicht bij de
juiste waarde bent, stelt u de exacte waar-
de in door de knop telkens in te drukken
en los te laten.
– als het submenu “Formaat” is gekozen:
druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert de tijdsaanduiding;
– druk op de knop +of –voor weergave
van de tijd in “24h” of “12h”.
Druk na het uitvoeren van de instelling
kort op de knop MENU ESCom terug
te keren naar het scherm van het submenu
of houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het scherm van het hoofd-
menu zonder op te slaan.
– druk nogmaals lang op de knop
MENU ESCom terug te keren naar het
beginscherm of het hoofdmenu, afhanke-
lijk van waar u zich in het menu bevindt.
40
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
AUTOMATISCHE
TWEEZONE-
KLIMAATREGELING
(voor versies/markten
waar voorzien)
BESCHRIJVING
De automatische tweezone-klimaatrege-
ling regelt de temperatuur en de lucht-
verdeling in het interieur in twee zones:
bestuurders- en passagierszijde. De tem-
peratuurregeling is gebaseerd op de “ge-
voelstemperatuur”: d.w.z. dat het systeem
continu werkt om het comfort in het in-
terieur constant te houden en eventuele
verschillen in de weersomstandigheden
buiten te compenseren, ook zonnestraling
(gesignaleerd door een zonnestralings-
sensor).
De automatisch gecontroleerde parame-
ters en functies zijn:
❒luchttemperatuur uit de luchtroosters
aan bestuurderszijde/passagierszijde
voor;
❒luchtverdeling naar de uitstroomopenin-
gen aan bestuurderszijde/passagierszijde
voor;
❒aanjagersnelheid (traploze regeling van
de luchtstroom);
❒inschakeling van de compressor (voor
koelen en drogen van de lucht);
❒luchtrecirculatie.Deze functies kunnen handmatig worden
gewijzigd, d.w.z. dat u het systeem kunt
regelen door naar wens een of meer func-
ties te selecteren en te wijzigen. Op deze
manier worden de functies die handma-
tig zijn gewijzigd niet langer automatisch
door het systeem geregeld. Het systeem
grijpt alleen in om veiligheidsredenen. De
handmatige instellingen hebben voorrang
boven de automatische instellingen en blij-
ven in het geheugen opgeslagen totdat de
gebruiker de regeling weer overlaat aan
de automatische werking door de knop
AUTOin te drukken, behalve in de ge-
vallen dat het systeem om veiligheidsre-
denen ingrijpt. Als handmatig een functie
wordt aangepast, blijven de andere func-
ties echter automatisch geregeld. De
luchtopbrengst in het interieur is onaf-
hankelijk van de snelheid van de auto om-
dat de luchtopbrengst elektronisch gere-
geld wordt door de aanjager. De lucht-
temperatuur in het interieur wordt altijd
automatisch geregeld op basis van de in-
gestelde temperaturen op de displays van
de bestuurder en de passagier voor (be-
halve als het systeem is uitgeschakeld of in
enkele omstandigheden als de compres-
sor is uitgeschakeld).De volgende parameters en functies kun-
nen handmatig worden ingesteld en ge-
wijzigd:
❒temperatuur bestuurderszijde/passa -
gierszijde voor;
❒aanjagersnelheid (traploze regeling);
❒luchtverdeling in zeven standen (be-
stuurder/passagier voor);
❒inschakelen van de compressor;
❒niet gescheiden/gescheiden regeling;
❒snelle ontwaseming/ontdooiing;
❒luchtrecirculatie;
❒achterruitverwarming;
❒uitschakelen van het systeem.
50
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
REGENSENSOR
(voor versies/markten
waar voorzien)
De regensensor bevindt zich achter de
binnenspiegel en staat in contact met de
voorruit. De sensor zorgt ervoor dat de
frequentie van de slagen van de ruiten-
wissers, tijdens het wissen met interval,
automatisch wordt aangepast aan de hoe-
veelheid regen op de ruit.
BELANGRIJK Houd de ruit in de omge-
ving van de sensor schoon.
Inschakelen
Plaats de draaiknop van de rechter hendel
in stand
≤fig. 37.
Als de regensensor wordt ingeschakeld,
maken de ruitenwissers 1 slag.
In het setup-menu kan de gevoeligheid van
de regensensor worden verhoogd.
Als de gevoeligheid van de regensensor
verhoogd wordt, maken de ruitenwissers
1 slag.
Als de ruitensproeiers worden bediend bij
ingeschakelde regensensor, werkt het nor-
male reinigingsprogramma. Daarna hervat
de regensensor zijn normale automatische
werking.Uitschakelen
Plaats de draaiknop van de hendel in stand
≤fig. 37of draai de contactsleutel in
stand STOP.
Als de motor daarna wordt gestart (sleu-
tel in stand MAR), schakelt de regensen-
sor niet weer in, ook niet als de draaiknop
in stand
≤fig. 37is blijven staan. Om
de regensensor weer in te schakelen,
moet de draaiknop van stand
≤in een
andere stand worden gezet en vervolgens
weer in stand
≤.
Als de regensensor op deze wijze opnieuw
wordt ingeschakeld, maken de ruitenwis-
sers ten minste 1 slag, ook bij een droge
ruit.
De regensensor is in staat om de volgen-
de omstandigheden te herkennen en zijn
gevoeligheid hieraan aan te passen:
❒vuil op het controle-oppervlak (zou-
taanslag, vuil enz.);
❒verschil tussen dag en nacht.
BELANGRIJK Door waterstrepen kunnen
de ruitenwissers ongewenst inschakelen. “Intelligente wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt (on-
vergrendelde stand), schakelen de ruiten-
sproeiers in.
Als u de hendel langer dan een halve se-
conde aangetrokken houdt, dan worden
in een handeling de ruitenwissers en de
ruitensproeiers ingeschakeld.
Als u de hendel loslaat, maken de ruiten-
wissers nog drie slagen.
Na 6 seconden volgt nog een extra reini-
gingsslag.
84
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BANDENSPANNING-
CONTROLESYSTEEM
TPMS
(voor versies/markten
waar voorzien)
De auto kan zijn uitgerust met een con-
trolesysteem voor de bandenspanning
TPMS (Tyre Pressure Monitoring System).
Dit systeem bestaat uit een sensor die op
radiogolven werkt, op de velg van elk wiel.
Deze sensor stuurt informatie over de
spanning van iedere band naar de rege-
leenheid.AANWIJZINGEN VOOR HET
GEBRUIK VAN HET TPMS
Storingsmeldingen worden niet opgesla-
gen en worden dus niet aangegeven als de
motor wordt uitgezet en vervolgens weer
wordt gestart. Als de storingen blijven be-
staan, stuurt de regeleenheid de be-
treffende meldingen pas naar het instru-
mentenpaneel als de auto een korte tijd
rijdt.
BELANGRIJK Zeer hevige storingen door
radiofrequentie kunnen het TPMS-sys-
teem ontregelen. Dit wordt aan de be-
stuurder aangegeven door het verschijnen
van een melding op het display. Deze mel-
ding verdwijnt automatisch zodra de sto-
ring het systeem niet meer ontregelt.
Wees zeer zorgvuldig bij het
controleren of herstellen van
de bandenspanning. Een te hoge
spanning vermindert de grip op het
wegdek, verhoogt de belasting op de
wielophanging en de wielen en ver-
oorzaakt een onregelmatige slijtage
van de banden.
ATTENTIE
De spanning van de banden
moet bij stilstaande auto en
koude banden gecontroleerd worden;
als om wat voor reden dan ook de
spanning bij warme banden gecon-
troleerd wordt, verminder dan de
spanning niet, ook als deze boven de
voorgeschreven waarde ligt, maar
controleer de spanning opnieuw bij
koude banden.
ATTENTIE
Ook als de auto is uitgerust
met het TPMS-systeem, moet
de bestuurder regelmatig de spanning
van de banden en die van het reser-
vewiel (zie de paragraaf “Wielen” in
het hoofdstuk “Onderhoud en zorg”)
controleren.
ATTENTIE
Het TPMS is niet in staat om
te waarschuwen voor een
plotselinge vermindering van de ban-
denspanning (bijvoorbeeld bij een
klapband). Zet in dat geval de auto
stil door voorzichtig te remmen en
maak daarbij geen plotselinge stuur-
bewegingen.
ATTENTIE
85
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Het vervangen van de nor-
male banden door winter-
banden en omgekeerd, vereist ook
een aanpassing van het TPMS, die
uitsluitend door het Abarth Service-
netwerk mag worden uitgevoerd.
ATTENTIE
Het TPMS vereist het ge-
bruik van speciale appara-
tuur. Raadpleeg het Abarth Service-
netwerk over de accessoires die ge-
schikt zijn voor het systeem (wielen,
wieldeksels enz.) Het gebruik van an-
dere accessoires kan de normale wer-
king van het systeem verhinderen.
ATTENTIE
De bandenspanning kan va-
riëren afhankelijk van de
buitentemperatuur. Het TPMS kan
tijdelijk een te lage bandenspanning
signaleren. Controleer in dat geval de
bandenspanning bij koude banden en
herstel, indien nodig, de juiste span-
ning.
ATTENTIE
Als de auto is uitgerust met
het TPMS, moeten bij het
monteren/demonteren van de banden
en/of velgen speciale voorzorgsmaat-
regelen in acht worden genomen. Om
te voorkomen dat de sensoren be-
schadigen of verkeerd gemonteerd
worden, mogen de banden en/of de
velgen uitsluitend door gespeciali-
seerd personeel vervangen worden.
Wendt u tot het Abarth Servicenet-
werk.
ATTENTIE
Als de auto is uitgerust met
het TPMS, moet bij het de-
monteren van een band, ook het rub-
ber van het ventiel vervangen worden.
Wendt u tot het Abarth Servicenet-
werk.
ATTENTIE
Sterke straling op een radio-
frequentie kunnen het TPMS-
systeem ontregelen.
Dit wordt aan de bestuurder aange-
geven door het verschijnen van een
melding op het multifunctionele dis-
play (voor versies/markten waar voor-
zien). Deze melding verdwijnt auto-
matisch zodra de storing het systeem
niet meer ontregelt.
ATTENTIE
86
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Zie voor het juiste gebruik van het systeem als de velgen/banden vervangen worden, de volgende tabel:
Handeling Aanwezigheid sensor Storingsmelding Wendt u tot het
Abarth Servicenetwerk
–
Een wiel vervangen door het reservewiel
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen
door andere met afwijkende
afmetingen (*)
Wielen omwisselen
(voor/achter) (**)
(*) Velgmaten die als alternatief staan vermeld in het instructieboekje en die zijn gekozen uit het Abarth Lineaccessori-programma.
(**) Niet kruiselings (de banden moeten aan dezelfde zijde van de auto blijven).–
NEE
NEE
JA
JA
JAJA
JA
JA
NEE
NEE
NEEWendt u tot het Abarth
Servicenetwerk
Het beschadigde wiel
repareren
Wendt u tot het Abarth
Servicenetwerk
–
–
–
132
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
LAMPJES EN
BERICHTEN
VERSLETEN
REMBLOKKEN (geel)
Het symbool samen met het
bijbehorende bericht op het display weer-
gegeven als de remblokken versleten zijn;
laat deze zo snel mogelijk vervangen.
d
CRUISE-CONTROL
(voor versies/markten
waar voorzien)
(groen)
Het symbool wordt samen met het bijbe-
horende bericht op het display weerge-
geven, als de draaiknop van de cruise-con-
trol in stand ON wordt gezet.
Ü
ALGEMENE
STORINGSMELDING
(geel)
Het symbool wordt samen met het bijbe-
horende bericht weergegeven op het dis-
play in de volgende gevallen:
Op het display verschijnen de bijbeho-
rende meldingen.
Storing motoroliedruksensor
Het symbool wordt samen met het bijbe-
horende bericht op het display weerge-
geven bij een storing in de motoroliedruk-
sensor. Wendt u zo snel mogelijk tot het
Abarth Servicenetwerk om de storing te la-
ten verhelpen.
Brandstofnoodschakelaar
geactiveerd
Het symbool wordt samen met het bijbe-
horende bericht op het display weerge-
geven als de brandstofnoodschakelaar in-
schakelt.
è
Storing bandenspanning-
controlesysteem
(voor versies/markten waar
voorzien)
Het symbool wordt samen met het bijbe-
horende bericht op het display weerge-
geven als er een storing is in het contro-
lesysteem voor de bandenspanning TPMS
(voor versies/markten waar voorzien).
Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot
het Abarth Servicenetwerk.
Als er een of meer wielen zonder sensor
gemonteerd zijn, gaat het symbool op het
display branden totdat de oorspronkelij-
ke situatie weer is hersteld.