83
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
KAP OPENEN/SLUITEN
Waarschuwingen
Bij de handelingen voor openen/sluiten dient
u zich strikt te houden aan hetgeen hieronder
wordt aangegeven:
❒De kap alleen bij stilstaande auto bedie-
nen, aangezien het niet is toegestaan de
kap te openen/sluiten als de auto rijdt (op
het display worden hoe dan ook een be-
richt + waarschuwingssymbool voor de be-
stuurder weergegeven). Als per ongeluk
een activeringspoging wordt gedaan bij rij-
dende auto, wordt de manoeuvre auto-
matisch verhinderd.
❒Als de activering van de kap begonnen is
met stilstaande auto en de auto vervolgens
wordt gestart, kan het opgestarte proces
alleen worden voltooid door de auto op-
nieuw stop te zetten. Duidelijk aanwezig vuil/vlekken
Gebruik een specifiek product voor het was-
sen van stoffen of vloeibare zeep voor het was-
sen van de handen met schoon water, steeds
werkende in de richting van het weefsel naar
de achterkant van de auto toe.
Vervolgens voorzichtig afspoelen met schoon
water en de doek in de open lucht laten drogen.
De kap mag niet worden afgedroogd met zeem-
leer of iets dergelijks.
Aanbevelingen
❒De kap niet wassen met hogedrukwater-
straal.
❒Geen petroleum, alcohol of andere oplos-
middelen gebruiken om de stof schoon te
maken.
❒Geen sneeuw of ijs verwijderen met behulp
van scherpe instrumenten (bijv. borstel om
het ijs van de ruiten te verwijderen).
❒De kap niet in het opbergvak terugplaat-
sen, als de stof niet helemaal droog is, om
vlekken te voorkomen.
❒De auto niet in een automatische wasap-
paraat met borstels wassen.
DE KAP WASSEN
Vogeluitwerpselen dienen zo snel en zo goed
mogelijk van de lak verwijderd te worden, om-
dat door de agressieve bestanddelen de lak kan
beschadigen.
Normaal vuil
Gebruik een zachte borstel of een speciale
spons voor de reiniging van de auto en schoon
water werkende in de richting van het weef-
sel naar de achterkant van de auto.
Vervolgens voorzichtig afspoelen met schoon
water en de doek in de open lucht laten drogen.
De kap mag niet worden afgedroogd met zeem-
leer of iets dergelijks.
88
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
De montage/demontage-
werkzaamheden van de
wind stopper moeten worden uitge-
voerd met de klap ingeklapt in het
daarvoor bestemde vak en met open
deksel van het vak voor de kap.
OPGELET
A0G0280mAfb. 75
WIND STOPPER
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Geplaatst achter de stoelen Afb. 75, wordt
het rijcomfort bij alle snelheden verbeterd door-
dat de luchtturbulentie die in het interieur wordt
gecreëerd bij het rijden met „open dak” beperkt
wordt.Montage
Voer de volledige manoeuvre voor de opname
van de kap in haar bak uit, door de knop
C-Afb. 61te activeren.
Ga als volgt te werk:
❒Breng de kapafdekking in geopende posi-
tie tot stilstand (wanneer de kap zich in de
bak bevindt) om toegang te kunnen ver-
krijgen tot de bevestigingen van de twee
doppen in de sleufvormige openingen van
de profilering op de bovenwand tussen de
Roll Bars, en toegankelijk vanuit de ach-
terwand van die bak.
A0G0282mAfb. 76
WAARSCHUWINGAls al deze handelingen
voltooid zijn, wend u zich dan hoe dan ook
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk voor de
noodzakelijke werkzaamheden voor het her-
stel van de functionaliteit van de kap.
Opening kap
Om de noodopening van de kap uit te voeren,
dient u zich tot het Alfa Romeo Servicenetwerk
te wenden.
A0G0296mAfb. 74
89
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN❒Open de twee klepjes door aan de be-
treffende lippen te trekken A-Afb. 76en
schroef de twee bevestigingsknoppen van
de doppen los. Verwijder de doppen en
plaats de Wind stopper in de twee horizon-
tale sleufvormige openingen B-Afb. 77en
in de twee zijdelingse sleufvormige ope-
ningenCaangebracht op de roll bars en
controleer de juiste plaatsing.
❒Draai de twee bijgeleverde knoppen vast
en sluit de kapafdekking opnieuw door de
knopC-Afb. 61te activeren.
Demontage
Ga als volgt te werk:
❒Open de kapafdekking en breng deze tot
stilstand in geopende positie, om toegang
te verkrijgen tot de klepjes op de achter-
wand van het opbergvak voor de kap
(wanneer de kap zich in haar bak bevindt).
Om veiligheidsredenen mag
de inrichting, indien gede-
monteerd, niet in het interieur wor-
den geplaatst.
OPGELET
Vastzetten van de lading
Plaats de Wind stopper in het vak voorzien op
de voorwand van het opbergvak Afb. 78,
waarbij u controleert of deze juist in haar zit-
ting is geplaatst en u de sluitingscyclus van de
kap voltooit.
WAARSCHUWINGTijdens de werk-
zaamheden van montage/demontage/
vastzetten van de „wind stopper” dient u bij-
zonder voorzichtig te zijn, zodat deze niet
beschadigd wordt.
Mocht het noodzakelijk blij-
ken te zijn voorwerpen ach-
ter de stoelen van de auto te laden,
dan moeten deze licht zijn, kleine af-
metingen hebben en opgestapeld
niet boven de bovenrand van de
rugleuningen uit komen.
OPGELET
A0G0281mAfb. 77A0G0115mAfb. 78
❒Open de klepjes op de bekledingen van de
voorste profilering, schroef de knoppen los
en verwijder de Wind stopper, door deze
op te bergen in het daarvoor gemaakte op-
bergvak op de voorwand van het opberg-
vakAfb. 78.
❒Plaats de doppen weer terug in de hori-
zontale sleufvormige gaten en draai ze op-
nieuw vast. Maak vervolgens de sluitings-
cyclus van de kap af.
92
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
WAARSCHUWINGDoor de knop voor de
ontgrendeling van de portieren op de af-
standsbediening ca. 2 seconden lang ingedrukt
te houden, gaan de ruiten automatisch open.
De knop van de afstandsbediening moet inge-
drukt blijven tot de ruiten hun beweging vol-
tooid hebben; door de knop voor het einde van
de beweging los te laten, komen de ruiten tot
stilstand in de positie waarin ze zich op dat mo-
ment bevinden.ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
WAARSCHUWINGVanaf het uitschakelen
van de motor blijft de ruitbediening ongeveer
3 minuten actief en worden ze onmiddellijk ge-
deactiveerd bij de opening van één van de deu-
ren.
WAARSCHUWING De ruit aan de be-
stuurderszijde is voorzien van de inrichting „au-
tomatisch continue werking”, zowel voor om-
laag of omhoog bewegen van de ruit; de elek-
trische ruitbediening aan de passagierszijde is
voorzien van dezelfde inrichting, alleen om de
ruit te verlagen. Als schakelaar A kort wordt
ingedrukt op het bovenste of onderste deel van
de knop, beweegt de ruit automatisch: de ruit
stopt in de gewenste stand bij een tweede druk
op de knop, op het bovenste of onderste deel
van de knop.
Het systeem voldoet aan de
2000/4/EU-normen en is
gericht op de bescherming van
de inzittenden wanneer deze ledema-
ten door de geopende ruit steken.
A0G0051mAfb. 80a
BEDIENINGSKNOPPEN
Bestuurdersportier
Op het portierpaneel van het bestuurdersportier
zijn de knoppen Afb. 80aaanwezig, die de
volgende functies hebben als de elektronische
sleutel in het startsysteem is geplaatst:
A: openen/sluiten ruit links; „continu auto-
matische” werking tijdens het ope-
nen/sluiten van de ruit;
B: openen/sluiten ruit rechts; „continu auto-
matische” werking tijdens het openen van
de ruit;
93
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
WAARSCHUWINGAls de voeding van de
regeleenheden onderbroken is geweest (ver-
vanging of loskoppelen van de accu en vervan-
gen van de zekeringen van de regeleenheden
van de elektrische ruitbediening), moet het ruit-
mechanisme opnieuw ingesteld worden.
Probeer totdat deze nieuwe instelling niet wordt
uitgevoerd, te voorkomen de ruiten bij open por-
tieren te bewegen en controleer hoe dan ook,
alvorens de portieren te sluiten, of de ruiten om-
laag zijn bewogen.
Deze nieuwe instelling moet worden uitgevoerd
metgesloten portieren en kapop de vol-
gende manier:
1.open de ruit van het bestuurdersportier vol-
ledigdoor de knop nog ten minste
3 seconden te bedienen, nadat de on-
derste uiterste stand is bereikt;
2.sluit de ruit van het bestuurdersportier vol-
ledigdoor de knop nog ten minste
3 seconden te bedienen, nadat de bo-
venste uiterste stand is bereikt;3.herhaal punt 1en2ook bij het passagier-
sportier;
4.controleer of de initialisatie correct uitge-
voerd is door te controleren of de auto-
matische werking van de ruiten goed
werkt.
Druk op de knoppen AofBom de gewenste
ruit te openen/sluiten.
Druk kort op een van de knoppen voor het
"stapsgewijs" openen/sluiten van de ruit; als
de knop langer wordt ingedrukt, wordt de "au-
tomatisch continue" werking ingeschakeld zo-
wel tijdens het openen als het sluiten.
De ruit stopt in de gewenste stand als u nog-
maals op de knop AofBdrukt.Onzorgvuldig gebruik van de
elektrische ruitbediening kan
gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen van de
ruit altijd of de passagiers niet ge-
wond kunnen raken door de bewe-
gende ruiten, zowel direct door con-
tact met de ruit als door voorwerpen
die door de ruit worden meegesleept
of geraakt. Verwijder altijd de sleutel
uit het contactslot als u de auto ver-
laat om te voorkomen dat een onver-
wachtse inschakeling van de elektri-
sche ruitbediening gevaar oplevert
voor de achtergebleven passagiers.
Passagiersportier
Op het portier aan de passagierszijde is een knop
aanwezig voor het handmatig openen/sluiten
van de betreffende ruit of alleen voor de auto-
matische opening ervan.
97
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de hendel A-Afb. 86omhoog tot-
dat u merkt dat de motorkap wordt ont-
grendeld;
❒trek aan het hendeltje B-Afb. 87en til
de motorkap op, met de hendel onder
spanning
WAARSCHUWING Het optillen van de mo-
torkap wordt makkelijk gemaakt door de twee
gasdempers aan de zijkant. Deze gasdempers
mogen niet worden gerepareerd of gewijzigd;
begeleid de motorkap tijdens het openen.
WAARSCHUWING Controleer voor het op-
tillen van de motorkap of de ruitenwisserarmen
op de voorruit liggen en of de ruitenwissers zijn
uitgeschakeld.
A0G0122mAfb. 86
A0G0158mAfb. 87
SLUITEN
Laat de motorkap tot op ongeveer 20 centi-
meter van de motorruimte zakken en laat de
motorkap vallen; controleer vervolgens door de
motorkap op te tillen of de motorkap goed is
gesloten en niet alleen vastzit aan de veilig-
heidsvergrendeling. Druk in dit laatste geval de
motorkap niet dicht, maar til hem opnieuw op
en herhaal de handeling. Als de motorkap niet goed is gesloten, wordt
dit aangegeven door het verschijnen van het
symbool
Sen door een bericht op het dis-
play (zie het hoofdstuk „Lampjes en berich-
ten”).
WAARSCHUWINGControleer altijd of de
motorkap goed is gesloten om te voorkomen
dat deze tijdens het rijden opengaat.
Voer deze handelingen uit
terwijl de auto stilstaat.
OPGELET
Om veiligheidsredenen moet
de motorkap tijdens de rit
altijd goed zijn gesloten. Controleer
daarom altijd of de motorkap goed
vergrendeld is. Als u tijdens het rij-
den merkt dat de motorkap niet goed
is vergrendeld, stop dan onmiddellijk
en sluit de motorkap op de juiste wij-
ze.
OPGELET
100
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
ABS
Het ABS-systeem dat in het remsysteem is geïn-
tegreerd, voorkomt dat de wielen tijdens het
remmen blokkeren, ongeacht de toestand van
het wegdek en de druk op het pedaal, en ver-
hindert daarmee dat een of meerdere wielen
slippen. Hierdoor blijft de auto bestuurbaar, zelfs
bij noodstops.
Het systeem wordt aangevuld met het EBD-sys-
teem (Electronic Braking Force Distribution,
elektronische remdrukverdeling), dat de rem-
druk tussen de voor- en achterwielen verdeelt.
WAARSCHUWING Voor een maximale
werking van het remsysteem is een inrijperio-
de van circa 500 km nodig: tijdens deze pe-
riode moet bruusk, herhaaldelijk of langdurig
remmen worden voorkomen.
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Als het ABS-systeem in werking treedt, merkt
de bestuurder dit aan een trilling in het rem-
pedaal, die gepaard gaat met enig geluid: dit
geeft aan dat het noodzakelijk is uw snelheid
aan te passen aan de beschikbare grip op het
wegdek.
Als het ABS-systeem in
werking treedt, is de grip
van de banden op het wegdek be-
perkt: minder snelheid om deze aan
te passen aan de beschikbare grip.
OPGELET
Het ABS-systeem maakt zo
goed mogelijk gebruik van
de beschikbare grip, maar kan niet
de grip verhogen. Rijd dus altijd
voorzichtig op een glad wegdek, zo-
dat u geen onnodige risico's loopt.
OPGELET
Als het ABS-systeem in
werking treedt en u de pul-
saties op het rempedaal voelt, moet
de druk op het pedaal niet worden
verminderd, maar moet het pedaal
goed ingedrukt worden gehouden. Zo
komt men binnen een zo kort moge-
lijke afstand tot stilstand, afhanke-
lijk van de toestand van het wegdek.
OPGELET
101
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Storing in EBD
Dit wordt aangegeven door de brandende lamp-
jes
>+xop het instrumentenpaneel (in
combinatie met de weergave van een bericht
op het display) (zie het hoofdstuk „Lampjes en
berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de ach-
terwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de au-
to kan slippen. Rijd uiterst voorzichtig verder
naar het dichtstbijzijnde bedrijf in het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
BRAKE ASSIST
(regeling bij noodstops)
Het systeem, dat niet uitgeschakeld kan wor-
den, herkent noodstops (afhankelijk van de
snelheid waarmee het rempedaal wordt inge-
trapt) waardoor het sneller op het remsysteem
kan ingrijpen.
Brake Assist wordt bij een auto met VDC uit-
geschakeld als een storing wordt gesignaleerd
(een storing wordt aangegeven door het bran-
den van het lampje
áop het instrumenten-
paneel (in combinatie met de weergave van
een bericht op het display).
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Dit wordt aangegeven door een brandend lamp-
je
>op het instrumentenpaneel (in combi-
natie met de weergave van een bericht op het
display) (zie het hoofdstuk „Lampjes en be-
richten”). In dat geval blijft het remsysteem
normaal werken, maar zonder de mogelijkhe-
den van het ABS.
Rijd voorzichtig verder naar het dichtstbijzijn-
de bedrijf in het Alfa Romeo Servicenetwerk om
het systeem te laten controleren.