123
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDENGROEP 0 / 0+
Kinderen tot 13 kg moeten in babyzitjes wor-
den vervoerd die achterstevoren Afb. 5zijn
geplaatst, waardoor het achterhoofd wordt ge-
steund en bij plotseling remmen de nek niet
wordt belast.
Het wiegje moet op zijn plaats worden gehou-
den door de veiligheidsgordel, zoals in de af-
beelding is aangegeven, en het kind moet op
zijn beurt worden beschermd door de gordel van
het wiegje zelf.
ZEER GEVAARLIJK Als het
absoluut noodzakelijk is
een kind op de passagiers-
stoel voor te vervoeren, in
een kinderzitje dat achter-
stevoren is geplaatst, moeten de air-
bags aan passagierszijde (frontair-
bag, knie-airbag, waar voorzien, en
zij-airbags) met de sleutelschakelaar
worden uitgeschakeld (voor uitvoe-
ringen/markten, waar voorzien).
Controleer de uitschakeling met be-
hulp van het lampje
Fop het pa-
neel van het plafondlampje voor (zie
paragraaf „Frontairbag aan passa-
gierszijde”). Bovendien moet de
stoel zo ver mogelijk naar achteren
zijn geschoven om te voorkomen dat
het kinderzitje eventueel in aanra-
king komt met het dashboard.
OPGELET
A0G0106mAfb. 5
De afbeeldingen dienen
alleen ter illustratie
van de bevestiging. Houdt u
voor de montage van het kin-
derzitje aan de instructies. De
fabrikant is verplicht deze in-
structies bij te leveren. Er zijn
ook kinderzitjes met Isofix-
beugels die stevig aan de stoel
kunnen worden bevestigd,
zonder gebruik te maken van
de veiligheidsgordels van de
auto.
OPGELET
Afb. 6
GROEP 1 Afb. 6
Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18 kg
moeten in de rijrichting worden vervoerd.