29
Verklikkerlampjes uitschakeling
Als één van de onderstaande verklikkerlampjes brandt, betekent dit dat de desbetreffende functie bewust is uitgeschakeld.
Verklikkerlampjes weergave Oorzaak Handelingen, opmerkingen
Passagiersairbag blijft
branden. De schakelaar in het
dashboardkastje staat in de
stand OFF.
De passagiersairbag is
uitgeschakeld. Zet de schakelaar in de stand ON om de
passagiersairbag in te schakelen.
De passagiersairbag wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Dynamische
stabiliteitscontrole (ESP/ASR) blijft
branden. De knop (links onder op
het dashboard) of de
draaiknop van de "Grip
control" is geactiveerd.
Het bijbehorende
verklikkerlampje brandt.
De functie ESP/ASR is
uitgeschakeld.
ESP: dynamische
stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling. Druk op de knop om de functie ESP/ASR te
activeren of zet de draaiknop "Grip control" op
ESP. Het verklikkerlampje dooft.
Het systeem wordt automatisch opnieuw
ingeschakeld bij snelheden hoger dan ongeveer
50 km/h.
De functie ESP/ASR wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
33
Verklikkerlampje status Oorzaak Oplossing, opmerkingen
Een of meer portieren geopend
blijft branden bij een
snelheid lager dan 10 km/h. Een portier, de achterklep,
het onderste gedeelte van
de achterklep of de motorkap
(alleen in combinatie met
alarm) is niet goed gesloten. Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.
blijft branden in combinatie
met een geluidssignaal als
de snelheid hoger is dan 10 km/h.
Veiligheidsgordel
niet vastgemaakt of losgemaakt. blijft branden en
knippert vervolgens in combinatie met
een geluidssignaal. De bestuurder en/of
de passagier heeft zijn
veiligheidsgordel niet
vastgemaakt of losgemaakt.
Een of meer inzittenden
achterin hebben eveneens
hun gordel losgemaakt.
Trek aan de gordel en klik de gesp vast
in de gesphouder.
Airbags brandt tijdelijk.
Het verklikkerlampje brandt
gedurende enkele seconden
en dooft als het contact wordt
aangezet. Het verklikkerlampje moet doven zodra
de motor wordt gestart.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk als
dit niet het geval is.
blijft branden. Er is een storing in
een van de airbags
of de pyrotechnische
gordelspanners. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Aanwezigheid water in
brandstof blijft branden. Er bevindt zich water in het
b r a n d s t o f fi l t e r .
Risico van beschadiging
van het inspuitsysteem bij
dieselmotoren. Raadpleeg zo snel mogelijk het
PEUGEOT-netwerk.
Bochtverlichting knippert.
Er is een storing in de
bochtverlichting. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Bandenspanning
te laag blijft branden. De bandenspanning van een
of meerdere wielen is te laag. Controleer zo snel mogelijk de
bandenspanning.
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN
108
PEUGEOT beveelt u aan kin-
deren op de achterzitplaatsen
van uw auto te vervoeren:
- met de rug in de rijrichting tot
2 jaar,
- met het gezicht in de rijrichting
vanaf 2 jaar.
ALGEMENE INFORMATIE MET BETREKKING TOT KINDERZITJES BEVESTIGEN VAN EEN
KINDERZITJE MET EEN
DRIEPUNTS VEILIGHEIDSGORDEL
"Met het gezicht in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met het gezicht
in de rijrichting op de passagiersstoel
voor wordt geplaatst, moet de stoel van
de auto in de middelste stand met de
rugleuning rechtop worden gezet en
mag de airbag aan passagierszijde niet
worden uitgeschakeld.
"Met de rug in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met de rug in
de rijrichting
op de passagiersstoel
voor wordt geplaatst, moet de airbag
aan passagierszijde zijn uitgeschakeld.
Anders kan het kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken .
Middelste stand
* De regels voor het vervoeren van kinderen zijn per land verschillend.
Raadpleeg hiervoor de wetgeving in
uw land.
Hoewel
PEUGEOT bij het ontwerp van
uw auto veel aandacht heeft besteed
aan veiligheidsvoorzieningen voor uw
kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook
afhankelijk van uzelf.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
- c onf or m de Eur opes e wet ge- ving dienen kinderen jonger dan
12 jaar of kleiner dan 1,50 m in ge-
homologeerde, aan het lichaams-
gewicht aangepaste kinderzitjes
op met veiligheidsgordels of ISOFIX-
bevestigingen uitgeruste plaatsen te
worden vervoerd * ,
- de veiligste plaats voor het ver-
voeren van een kind is volgens
de statistieken een plaats op de
achterbank van uw auto,
- kinderen tot 9 kg moeten zowel
voor- als achterin met de rug in
de rijrichting worden vervoerd.
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN
109
Airbag aan passagierszijde OFF
DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJES
PEUGEOT levert een complete reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een
driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt:
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg Groep 1: van 9 tot 18 kg
L1
"RÖMER/BRITAX Baby-Safe Plus"
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
L2
"RÖMER Duo Plus ISOFIX".
Groep 1, 2 en 3: van 9 tot 36 kg
L3
"KIDDY Life"
Omwille van de veiligheid van jonge kinderen (van 9 tot 18 kg) is het
gebruik van de gordelbeschermer verplicht.
Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg
L4
"RECARO Start" .
L5
"KLIPPAN Optima"
Vanaf 6 jaar
(ongeveer 22 kg): gebruik alleen de zitverhoging.
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN
109
Airbag aan passagierszijde OFF
DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJES
PEUGEOT levert een complete reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een
driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt:
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg Groep 1: van 9 tot 18 kg
L1
"RÖMER/BRITAX Baby-Safe Plus"
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
L2
"RÖMER Duo Plus ISOFIX".
Groep 1, 2 en 3: van 9 tot 36 kg
L3
"KIDDY Life"
Omwille van de veiligheid van jonge kinderen (van 9 tot 18 kg) is het
gebruik van de gordelbeschermer verplicht.
Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg
L4
"RECARO Start" .
L5
"KLIPPAN Optima"
Vanaf 6 jaar
(ongeveer 22 kg): gebruik alleen de zitverhoging.
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN
111
ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES
De onjuiste bevestiging van een kin-
derzitje brengt de veiligheid van het
kind in gevaar bij een aanrijding.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
of het tuigje van het kinderzitje, zelfs
bij korte ritten, worden vastgemaakt
waarbij de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel mo-
gelijk moet worden beperkt.
Zorg er, bij het bevestigen van het
kinderzitje met de veiligheidsgordel,
voor dat de veiligheidsgordel correct
tegen het kinderzitje is gespannen
en dat de gordel het kinderzitje stevig
op zijn plaats houdt.
Zorg er voor een optimale beves-
tiging van het kinderzitje "met het
gezicht in de rijrichting" voor dat de
rugleuning van het zitje tegen de
rugleuning van de stoel van de auto
aandrukt en dat de hoofdsteun geen
belemmering vormt.
Als de hoofdsteun verwijderd moet
worden, berg deze dan zorgvuldig
op om te voorkomen dat de hoofd-
steun door de auto vliegt bij krachtig
afremmen. Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veilig-
heidsgordel moet over de schouder
van het kind liggen zonder de hals te
raken.
Controleer of de heupgordel goed
over de bovenbenen van het kind ligt.
PEUGEOT beveelt aan een stoelver-
hoger met rugleuning te gebruiken
voorzien van een gordelgeleider ter
hoogte van de schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht
achter in een auto,
- nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten
gesloten zijn en de auto in de zon
staat,
- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto. Gebruik de kindersloten om te
voorkomen dat de portieren en de
portierruiten achter per ongeluk ge-
opend worden.
Zorg er voor dat de portierruiten
achter niet verder dan voor 1/3 deel
geopend worden.
Plaats zonneschermen om uw jonge
kinderen tegen de zon te bescher-
men.
Kinderen jonger dan 10 jaar mogen
niet met het gezicht in de rijrichting op
de passagiersstoel voor worden ver-
voerd, behalve als de achterzitplaat-
sen al bezet zijn door andere kinderen
of als de achterbank niet bruikbaar,
neergeklapt of verwijderd is.
Schakel de airbag aan passagiers-
zijde uit zodra een kinderzitje met de
rug in de rijrichting op de voorstoel
wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.