24
INSTRUMENTENPANELEN
De klokken en verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over
de werking van de auto.
Klokken
1. Toerenteller
Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min).
2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Geeft de koelvloeistoftemperatuur aan (°Celsius).
3. Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan.
4. Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph).
5. Display.
6. Knop nulstelling of het opnieuw
weergeven van de onderhoudsin-
dicator.
Knop voor de nulstelling van de ge- selecteerde functie (dagteller of on-
derhoudsindicator) of het opnieuw
weergeven van de onderhoudsindi-
cator.
7. Dimmer dashboardverlichting.
Knop voor de instelling van de licht- sterkte van de dashboardverlichting,
bij ingeschakelde verlichting.
Raadpleeg voor meer infor-
matie over de werking en de
weergave van een bepaalde
functie de desbetreffende paragraaf.
25
Display(s)
Het bedieningspaneel van het instrumentenpaneel van de Peugeot Connect 3D Nav
Met behulp van de toetsen kunnen:
- bij stilstaande auto , de uitrusting
van de auto en de parameters van
het display (taal, eenheden) worden
ingesteld,
- bij rijdende auto , de actieve functies
achtereenvolgend worden weergege-
ven (boordcomputer, navigatie...). Bediening
U beschikt over vier toetsen om het
grote display 16x9 van het instrumen-
tenpaneel te bedienen:
1. toegang tot het algemene menu, be-
vestigen van de keuze,
2. naar boven verplaatsen in het
menu,
3. naar beneden verplaatsen in het
menu,
4. terugkeren naar het vorige scherm,
het menu verlaten.
A. Snelheidsbegrenzer
of
Snelheidsregelaar.
(km/h of mph)
B. Dagteller.
(km of miles)
C. Onderhoudsindicator.
(km of miles) of,
Motorolieniveaumeter.
of
Kilometerteller.
(km of miles)
D. Gestuurde handgeschakelde
6-versnellingsbak of automati-
sche transmissie.
E. Waarschuwings- en statusmeldin-
gen van functies, boordcomputer,
navigatieberichten (GPS), menu's
(met Peugeot Connect 3D Nav).
26
Parameters van de auto
In dit menu kunt u bepaalde functies ten
behoeve van het rijden en het comfort
inschakelen:
- inschakelen van de ruitenwisser achter als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld (zie hoofdstuk
"Zicht"),
- selectieve ontgrendeling (zie hoofd- stuk "Openen"),
- follow-me-home en instapverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- sfeerverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- verlichting overdag (zie hoofdstuk "Zicht"),
-
bochtverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"), - automatische of handbediende handrem (zie hoofdstuk "Rijden").
Keuze van de eenheden
In dit menu kunt u de eenheden kiezen:
temperatuur (°Celsius of °Fahrenheit)
en verbruik (l/100 km, mpg of km/l).
Taalkeuze
In dit menu kunt u de weergave van de
taal kiezen: Deutsch, English, Espanol,
Français, Italiano, Nederlands, Portugues,
Türkçe * .
Het algemene menu en de bij-
behorende functies zijn uitslui-
tend toegankelijk bij stilstaande
auto, via de toetsen 1 tot en met 4 .
Boven een bepaalde snelheid ver-
schijnt een melding op het display
die aangeeft dat toegang tot het al-
gemene menu onmogelijk is.
De weergave van de boordcomputer
is uitsluitend toegankelijk bij rijdende
auto, via de toetsen 2 en 3 (zie para-
graaf "Boordcomputer").
Algemeen menu
Druk op toets 1 voor toegang tot het
algemene menu en om één van de
volgende functies te kiezen:
- "Parameters van de auto",
- "Taalkeuze",
- "Keuze van de eenheden".
Druk op toets 2 of 3 om op het
scherm te verplaatsen.
Druk opnieuw op toets 1 om de keu-
ze te bevestigen.
* Volgens land van bestemming.
VERKLIKKERLAMPJES
De verklikkerlampjes geven de bestuur-
der informatie over de werking van een
systeem (ingeschakeld of uitgescha-
keld) of waarschuwen de bestuurder in
het geval van een storing (waarschu-
wingslampje).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
sommige waarschuwingslampjes en-
kele seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten
deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer
dan voordat u gaat rijden welke functie
het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen
gaan branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display of op het dis-
play van het instrumentenpaneel. Verklikkerlampjes kunnen con-
stant branden of knipperen.
Een aantal verklikkerlampjes
heeft beide mogelijkheden. Of het
constant branden of knipperen van
een verklikkerlampje duidt op een
storing, is afhankelijk van de wer-
kingsfase van de auto.
26
Parameters van de auto
In dit menu kunt u bepaalde functies ten
behoeve van het rijden en het comfort
inschakelen:
- inschakelen van de ruitenwisser achter als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld (zie hoofdstuk
"Zicht"),
- selectieve ontgrendeling (zie hoofd- stuk "Openen"),
- follow-me-home en instapverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- sfeerverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- verlichting overdag (zie hoofdstuk "Zicht"),
-
bochtverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"), - automatische of handbediende handrem (zie hoofdstuk "Rijden").
Keuze van de eenheden
In dit menu kunt u de eenheden kiezen:
temperatuur (°Celsius of °Fahrenheit)
en verbruik (l/100 km, mpg of km/l).
Taalkeuze
In dit menu kunt u de weergave van de
taal kiezen: Deutsch, English, Espanol,
Français, Italiano, Nederlands, Portugues,
Türkçe * .
Het algemene menu en de bij-
behorende functies zijn uitslui-
tend toegankelijk bij stilstaande
auto, via de toetsen 1 tot en met 4 .
Boven een bepaalde snelheid ver-
schijnt een melding op het display
die aangeeft dat toegang tot het al-
gemene menu onmogelijk is.
De weergave van de boordcomputer
is uitsluitend toegankelijk bij rijdende
auto, via de toetsen 2 en 3 (zie para-
graaf "Boordcomputer").
Algemeen menu
Druk op toets 1 voor toegang tot het
algemene menu en om één van de
volgende functies te kiezen:
- "Parameters van de auto",
- "Taalkeuze",
- "Keuze van de eenheden".
Druk op toets 2 of 3 om op het
scherm te verplaatsen.
Druk opnieuw op toets 1 om de keu-
ze te bevestigen.
* Volgens land van bestemming.
VERKLIKKERLAMPJES
De verklikkerlampjes geven de bestuur-
der informatie over de werking van een
systeem (ingeschakeld of uitgescha-
keld) of waarschuwen de bestuurder in
het geval van een storing (waarschu-
wingslampje).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
sommige waarschuwingslampjes en-
kele seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten
deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer
dan voordat u gaat rijden welke functie
het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen
gaan branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display of op het dis-
play van het instrumentenpaneel. Verklikkerlampjes kunnen con-
stant branden of knipperen.
Een aantal verklikkerlampjes
heeft beide mogelijkheden. Of het
constant branden of knipperen van
een verklikkerlampje duidt op een
storing, is afhankelijk van de wer-
kingsfase van de auto.
30
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een storing in
het desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie onderneme n.
Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingsl ampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een
melding op het multifunctionele display wordt weergegeven.
Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-netwerk.
Verklikkerlampje status Oorzaak Oplossing, opmerkingen
STOP brandt continu
in combinatie
met een ander
verklikkerlampje en een melding op het scherm.
Dit verklikkerlampje brandt bij een
lekke band of een storing met
betrekking tot het remsysteem,
de stuurbekrachtiging,
de motoroliedruk of de
koelvloeistoftemperatuur. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats.
Zet het contact af en neem contact op
met het PEUGEOT-netwerk.
Service brandt tijdelijk.
Er is een kleine storing
opgetreden waarbij geen
s p e c i fi e k v e r k l i k k e r l a m p j e
gaat branden. I d e n t i fi c e e r d e s t o r i n g m e t b e h u l p v a n d e
melding op het display en controleer:
- of alle portieren, de achterklep en
motorkap gesloten zijn,
- het motorolieniveau,
- het niveau van de ruitensproeiervloeistof,
- de batterij van de afstandsbediening,
- de bandenspanning,
- o f h e t r o e t fi l t e r n i e t i s v e r v u i l d (diesel).
Raadpleeg in andere gevallen het
PEUGEOT-netwerk.
blijft branden. Er is een ernstige storing
opgetreden waarbij geen
s p e c i fi e k v e r k l i k k e r l a m p j e
gaat branden. I d e n t i fi c e e r d e s t o r i n g m e t b e h u l p v a n d e
melding op het display en raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Elektrische
parkeerrem knippert. De elektrische parkeerrem
wordt niet automatisch
aangetrokken. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats.
Parkeer de auto op een horizonale
ondergrond, zet het contact af en
raadpleeg hetPEUGEOT-netwerk.
34
Koelvloeistoftemperatuurmeter
De koelvloeistoftemperatuurmeter geeft
de bestuurder tijdens het rijden informa-
tie over de koelvloeistoftemperatuur.
Als bij draaiende motor de wijzer zich
bevindt in:
- zone A , is de temperatuur in orde,
- zone B , is de temperatuur te hoog.
Het verklikkerlampje te hoge koel-
vloeistoftemperatuur 1 gaat branden
in combinatie met het verklikker-
lampje STOP , een geluidssignaal
en een melding op het multifunctio-
nele display.
Stop zo snel mogelijk op een veilige
plaats.
Wacht enkele minuten voordat u de mo-
tor afzet.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. De temperatuur en de druk in het koel-
circuit beginnen na enkele minuten rij-
den te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen:
wacht tot de motor is afgekoeld,
draai de dop twee omwentelingen
los om de druk te laten dalen,
verwijder vervolgens de dop,
vul bij tot aan het merkteken "MAXI".
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator geeft aan hoe-
veel kilometer u nog verwijderd bent
van de eerstvolgende onderhoudscon-
trole volgens het onderhoudsschema
van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de
laatste nulstelling van de onderhouds-
intervalindicator op basis van twee pa-
rameters:
- het aantal afgelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole. De afstand tot de eerstvolgende
beurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onderhouds-
sleutel branden. De kilometerteller geeft
de resterende kilometers tot de eerst-
volgende onderhoudscontrole aan.
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden het
volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact verdwijnt de sleutel ; de tel-
ler geeft weer de kilometerstand en de
stand van de dagteller aan. De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgen-
de onderhoudscontrole bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden het
volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de sleutel branden
om aan te geven dat er binnenkort on-
derhoudswerkzaamheden uitgevoerd
moeten worden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, ver-
schijnt er geen onderhoudsinformatie
op het display.
36
Als u na deze handeling de
accu wilt loskoppelen, ver-
grendel dan de auto en wacht
minimaal 5 minuten. Het op 0 zetten
van de onderhoudsindicator zal an-
ders niet worden opgeslagen.
Op 0 zetten van de
onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elke
onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.
Voer dit als volgt uit:
zet het contact af,
druk op de resetknop van de dagtel-
ler en houd deze ingedrukt,
zet het contact aan; de kilometertel-
ler begint terug te tellen,
laat de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
De factor tijd kan worden mee-
gewogen bij de nog af te leg-
gen kilometers, afhankelijk van
de rijgewoonten van de bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden
als het interval van twee jaar is over-
schreden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende
5 seconden de
sleutel knipperen om aan te
geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo
spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.
Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgen-
de onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display
gedurende 5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer in
werking en blijft de sleutel branden . Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhouds-
informatie weergeven.
Druk op de knop voor nulstelling van
de dagteller.
De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden weergegeven en
verdwijnt vervolgens weer.