
39
  Weergave op het display 
 Dit  display  kan  de  volgende  informatie  
weergeven:  
   -   de tijd, 
  -   de datum, 
  -   de buitentemperatuur *  (de tempera-tuur knippert bij kans op gladheid), 
  -   controle van te openen carrosserie- delen (portieren, achterklep, ...), 
  -   informatie  van  de  boordcomputer  (zie het einde van dit hoofdstuk).  
 Het display kan tijdelijk waarschuwings- 
meldingen  (bijv.:  "Storing  emissierege-
ling")  of  informatie  (bijv.:  "Achterklep 
open")  weergeven.  Sommige  meldin-
gen  kunnen  worden  gewist  door  op  de 
toets   "ESC"   te drukken.  
(ZONDER AUTORADIO)   Toetsen   Algemeen menu 
 Het  display  kan  met  behulp  van  drie  
toetsen worden bediend:  
   -    "ESC"    om  de  uitgevoerde  hande-
ling af te breken, 
  -     "MENU"    om  een  overzicht  van  de 
menu's  of  hulpmenu's  weer  te  ge- 
ven, 
  -     "OK"    om  het  gewenste  menu  of 
hulpmenu te selecteren.       
      Druk  op  de  toets    "MENU"   om  een 
overzicht  van  de  diverse  menu's  in 
het    algemene  menu    weer  te  ge-
ven: 
       -      c o n fi   g u r a t i e   v a n   d e   a u t o ,   
  -   opties, 
  -   instellingen display, 
  -   talen, 
  -   eenheden.  
  
      Druk  op  de  toets    "OK"   om  het  ge-
wenste menu te selecteren.  
  *    Uitsluitend bij auto's met airconditioning.          

43
         MONOCHROOM DISPLAY C   Algemeen menu 
  Weergave op het display 
 Dit  display  kan  de  volgende  informatie  
weergeven:  
   -   de tijd, 
  -   de datum, 
  -   de buitentemperatuur *  (de tempera-tuur knippert bij kans op gladheid), 
  -   controle van te openen carrosserie- delen (portieren, achterklep, ...), 
  -   audiofuncties (radio, CD, ...), 
  -   informatie  van  de  boordcomputer  (zie het einde van dit hoofdstuk).  
 Het display kan tijdelijk waarschuwings- 
meldingen  (bijv.:  "Storing  emissierege-
ling") of informatie (bijv.: "Automatische 
verlichting  actief")  weergeven.  Som-
mige meldingen kunnen worden gewist 
door op de toets   "ESC"  te drukken.  
  Toetsen 
 Druk  op  het  bedieningspaneel  van  de  
autoradio:  
   
      op  de  toets    "MENU"   voor  toegang 
tot het   algemene menu  , 
  
      op  de  toets  "     "  of  "     "  om  door  de 
items op het display te scrollen, 
  
      op de toets   "MODE"  om de perma-
nent  weergegeven  toepassing  te  
wijzigen (boordcomputer, audio, ...), 
  
      op de toets "     " of "     " om de waar-
de van een instelling te wijzigen, 
  
      op de toets   "OK"  om te bevestigen,  
 of  
   
      op de toets   "ESC"  om de uitgevoer-
de handeling af te breken.       
      Druk  op  de  toets    "MENU"   om  het 
 
algemene menu   weer te geven: 
   -   audiofuncties, 
  -   diagnose auto, 
  -   persoonlijke instellingen -   c o n fi   g u r a t i e ,  
  -   telefoon (handsfree set).  
  
      Druk  op  de  toets  «     »  of  «     »  om 
het gewenste menu te selecteren en  
bevestig  door  op  de  toets    "OK"   te 
drukken.   
  *   Uitsluitend bij auto's met airconditioning.    Als  de  autoradio  is  ingeschakeld  en  dit 
menu is geselecteerd, kunnen de func-
ties  van  de  radio  (RDS,  REG,  Radio-
Text), de CD-speler of de CD-wisselaar 
(introscan,  willekeurig  afspelen,  herha-
len  van  CD)  worden  geactiveerd  of  ge-
deactiveerd. 
 Raadpleeg  voor  meer  infor-
matie  over  de  audiofuncties 
het  hoofdstuk  "Audio  en  tele-
matica".         

55
       VENTILATIE 
 De  ventilatie  zorgt  voor  een  optimaal  
comfort in het interieur. 
  Bedieningspaneel 
 De  lucht  kan  afhankelijk  van  de  instel- 
lingen  van  de  bestuurder  via  verschil-
lende circuits worden toegevoerd.  
 Stel de temperatuurregeling in: de lucht  
van  de  verschillende  circuits  wordt  ge-
mengd om het gewenste comfortniveau 
te bereiken.  
 Stel de luchtverdeling in: de lucht wordt  
via  de  gewenste  uitstroomopeningen 
verdeeld.  
 Stel de luchtopbrengst in: de aanjagers- 
nelheid wordt verhoogd of verlaagd.  De  bedieningsschakelaars  bevinden 
zich  op  het  paneel   
A   van  de  midden-
console. Volgens uitvoering zijn de vol-
gende functies aanwezig:  
   -   temperatuurregeling, 
  -   luchtopbrengstregeling, 
  -   regeling luchtverdeling, 
  -   ontdooien en ontwasemen, 
  -   handbediende  of  automatische  air- conditioning.   
  Luchttoevoer 
   D e    l u c h t    i n    h e t    i n t e r i e u r    w o r d t    g e fi   l t e r d   
en  wordt  van  buitenaf  toegevoerd  via 
het luchtrooster onder de voorruit, of in 
het interieur gerecirculeerd.  
  Luchtverdeling 
   
1.    Uitstroomopeningen voor het ontdooi-
en of ontwasemen van de voorruit. 
  
2.    Uitstroomopeningen voor het ontdooi-
en of ontwasemen van de zijruiten. 
  
3.    Afsluitbare en verstelbare zijventila-
tieroosters. 
  
4.    Afsluitbare en verstelbare middelste 
ventilatieroosters. 
  
5.    Uitstroomopeningen beenruimte voor-
passagiers. 
  
6.    Afsluitbare en verstelbare ventilatie-
roosters voor de achterpassagiers. 
  
7.    Uitstroomopeningen  beenruimte  ach-
terpassagiers.       

56
 Het  airconditioningssysteem  
is chloorvrij en is niet schade-
lijk voor de ozonlaag.          GEBRUIKSADVIEZEN VOOR DE VERWARMING, VENTILATIE EN AIRCONDITIONING 
 Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditio-
ning de volgende gebruiksadviezen in acht:  
   
     Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto  lang in de zon heeft 
gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.  
  Zet de knop van de luchtopbrengst  zodanig dat de interieu rlucht goed ver-
verst wordt. 
  
     Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht  naar het interieur 
de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkan alen, ven-
tilatieroosters en overige uitstroomopeningen en de ventilati eopening in de 
bagageruimte vrij blijven. 
  
     Kies onder normale omstandigheden altijd voor de toevoer van  buitenlucht; 
bij langdurig gebruik van de luchtrecirculatie in het interie ur kunnen de voor-
ruit en de zijruiten beslaan. 
  
     Let  erop  dat  de  zonnesensor  op  het  dashboard  niet  wordt  a fgedekt.  Deze 
sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioni ng. 
  
     Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10  minuten aan om het 
systeem in perfecte staat te houden. 
  
        C o n t r o l e e r   r e g e l m a t i g   d e   s t a a t   v a n   h e t   i n t e r i e u r fi   l t e r   e n    l a a t   d e   fi   l t e r e l e m e n -
ten periodiek vervangen (zie het hoofdstuk "Controles").  
      W i j   r a d e n   u   e e n   g e c o m b i n e e r d    i n t e r i e u r fi   l t e r   a a n .   D a n k z i j    h e t   s p e c i a l e   t o e -
 g e v o e g d e    a c t i e v e    fi   l t e r    d r a a g t    h e t    b i j    t o t    e e n    g e z u i v e r d e    l  u c h t    v o o r    d e    i n -
zittenden  en  een  schoon  interieur  (vermindering  van  allergische  re acties, 
stank en vetaanslag). 
  
     Laat  de  airconditioning  regelmatig  controleren  om  het  systee m  in  perfecte 
staat te houden. 
  
     Gebruik  de  airconditioning  niet  als  deze  niet  koelt  en  ra adpleeg  het 
PEUGEOT-netwerk.  
 Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhange r op een steile 
helling  bij  een  hoge  buitentemperatuur)  kan  de  airconditio ning  tijdelijk  worden 
uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor. 
 Condensvorming  in  de  airconditioning  kan  ertoe  leiden  dat  er  zich  een  klein 
plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel .