Page 57 of 246

53
DASHBOARD (fig. 69)
1)Uitstroomopeningen zijkant
2)Linker hendel: bediening buitenverlichting
3)Claxon
4)Instrumentenpaneel: display kilometerteller en
controle-/waarschuwingslampjes
5)Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achter-
ruitwisser en tripcomputer
6)Versnellingspook
7)Uitstroomopeningen zijkant
8)Snelheidsmeter
9)Display CONNECT Nav+ telematica-infosysteem
10)Toerenteller
11)Digitaal display: brandstofmeter met waarschu-
wingslampje brandstofreserve en koelvloeistoftem-
peratuurmeter met waarschuwingslampje voor te
hoge koelvloeistoftemperatuur
12)Display CONNECT Nav+ telematica-infosysteem
13)Bedieningsknoppen automatische airconditioning14)Airbag passagierszijde
15)Dashboardkastje
16)Drukknop waarschuwingsknipperlichten
17)Joystick CONNECT Nav+ telematica infosysteem
18)Asbak
19)Middenconsole
20)Asbak en opbergvak
21)Start- en contactslot
22)Bedieningshendel autoradio
23)Documentenvak
24)Airbag bestuurderszijde
25)Bedieningshendel cruise-control
26)Hoogteafstelling koplampen (behalve uitvoeringen
met xenonlampen)
27)In-/uitschakeling ESP-systeem.
Page 58 of 246
54
INSTRUMENTEN
A -Display kilometerteller: kilo-
meterteller totaal of dagstand,
onderhoudsmeter, olieniveaumeter
(indien aanwezig), en bovendien
voor de uitvoeringen met automati-
sche versnellingsbak, weergave inge-
schakelde versnelling;
B -Controle- en waarschuwings-
lampjes;
C -Drukknop voor het op nul zet-
ten van de dagteller;
D -Drukknop lichtsterkteregeling
instrumentenpaneel;
mLampje aanwezig op JTD-uit-
voeringen.
fig. 70
L0B0240b
fig. 71
L0B0241b
Page 59 of 246
55
A- Display Connect Nav+ telema-
tica-infosysteem (telefoon, audio,
navigatie);
B - Snelheidsmeter;
C- Brandstofmeter met waarschu-
wingslampje brandstofreserve;
D - Koelvloeistoftemperatuurmeter
met waarschuwingslampje voor te
hoge koelvloeistoftemperatuur;
E- Toerenteller.
fig. 72 - Benzine-uitvoeringen
L0B0242b
fig. 73 - JTD-uitvoeringen
L0B0243b
Page 60 of 246

56
TOERENTELLER - E (fig. 72 -
73)
Als de wijzernaald in het rode
gebied staat, betekent dit dat de
motor met extreem hoge toerentallen
draait.
Deze toerentallen mogen slechts
kort worden aangehouden.
BELANGRIJKDe regeleenheid
van de elektronische inspuiting
blokkeert tijdelijk de toevoer van
brandstof als de motor met te hoge
toerentallen draait, waardoor het
motorvermogen zal afnemen.
Bij stationair draaiende motor kan
de toerenteller een geleidelijke of
plotselinge toerentalstijging aange-
ven; dit is normaal en vindt plaats,
bijvoorbeeld, als de airconditioning
of de elektroventilateur inschakelt.
Een langzame wijziging in toerental
dient vooral voor het behoud van de
lading van de accu. KOELVLOEISTOFTEMPERA-
TUURMETER MET WAARSCHU-
WINGSLAMPJE VOOR TE HOGE
KOELVLOEISTOF - D (fig. 72 - 73)
Onder normale omstandigheden
staat de wijzernaald in het midden
van de schaal. Als de wijzernaald in
de buurt van de maximale waarden
komt, dan betekent dit dat de motor
overbelast wordt en dat er gas moet
worden teruggenomen.
Het waarschuwingslampje
ugaat
branden als er een te hoge koelvloei-
stoftemperatuur is.
De wijzernaald kan ook in de buurt
van de maximale waarden komen,
terwijl u met hoge buitentemperatu-
ren langzaam rijdt. Het is in dat
geval raadzaam te stoppen en de
motor uit te zetten. Start vervolgens
opnieuw en trap het gaspedaal iets
in.BRANDSTOFMETER - C (fig. 72
- 73)
De brandstofmeter geeft het aantal
liters brandstof aan dat in de tank
aanwezig is.
Het waarschuwingslampje
Kvan
de reservebrandstof gaat branden
als er nog ongeveer 8 liter brandstof
in de tank aanwezig is.
Rijd niet met een bijna lege tank:
door een onregelmatige brandstof-
toevoer kan de katalysator beschadi-
gen.
Page 61 of 246

57
DISPLAY KILOMETERTELLER
Dit display toont de volgende gege-
vens:
op de bovenste regel:dagstand
kilometerteller en olieniveaumeter
(indien aanwezig)
op de onderste regel:totaalstand
kilometerteller en onderhoudsmeter;
bovendien op uitvoeringen met een
automatische versnellingsbak: weer-
gave van de ingeschakelde versnel-
ling (zie voor gedetailleerde infor-
matie het hoofdstuk “Automatische
versnellingsbak”).
Dagstand kilometerteller (fig. 74)
Druk op knop Avoor weergave van
de dagstand; houd de knop inge-drukt om de dagstand op nul te zet-
ten.
Olieniveaumeter (indien aanwezig)
Als u de contactsleutel in standM
draait, geeft het instrument eerst het
aantal kilometers aan tot de volgen-
de onderhoudsbeurt en vervolgens
het olieniveau in het motorcarter.
In (fig. 75) wordt het maximum
niveau aangegeven.
Als het niveau daalt, verdwijnen de
vierkantjes terwijl de onderste
streepjes blijven weergegeven. Als de
olie op het minimum niveau staat,
wordt op het display van de kilome-
terteller het volgende weergegeven:
eerste vierkantje en onderste streep-
jes branden.Een eventuele storing in de olie-
niveaumeter wordt weergegeven
door het knipperen van alle onderste
streepjes.
Als er geen olie meer aanwezig is,
dan verschijnt op het display van het
CONNECT Nav+ telematica-infosys-
teem een mededeling en klinkt er een
geluidssignaal.
Onderhoudsmeter (fig. 76)
De onderhoudsmeter geeft door
middel van waarschuwingslampje A
en kilometerteller Baan wanneer,
overeenkomstig het onderhouds-
schema, de volgende servicebeurt
moet worden uitgevoerd. U dient
zich (voor het behoud van de garan-
tie) tot de Lancia-dealerte wenden
fig. 74
L0B0244b
fig. 75
L0B0245b
fig. 76
L0B0246b
Page 62 of 246

58
(zie ook het hoofdstuk “Onderhoud
van de auto”)
BELANGRIJKHet is raadzaam
eventuele kleine defecten onmiddel-
lijk door de Lancia-dealerte laten
verhelpen en daarmee niet te wach-
ten tot de volgende servicebeurt.
A- Waarschuwingslampje voor
onderhoudswerkzaamheden.
B- Kilometerteller.
C- Drukknop voor nieuwe instel-
lingen en op nul zetten.WERKING
Als u de contactsleutel in stand M
draait, gaat het waarschuwings-
lampje Aenkele seconden branden
en wordt op de kilometerteller Bhet
aantal kilometers aangegeven (afge-
rond) dat nog kan worden afgelegd
tot de volgende onderhoudsbeurt;
hierna geeft de kilometerteller auto-
matisch het olieniveau aan (indien
aanwezig) en vervolgens het totaal
aantal afgelegde kilometers.
– vanaf 2000 km tot aan de vol-
gende servicebeurt: als de contact-
sleutel in stand Mwordt gedraaid,
gaat het lampje Aknipperen en
wordt op de kilometerteller Bhet
aantal kilometers (afgerond) aange-
geven dat nog kan worden afgelegd
tot aan de volgende servicebeurt;
gedurende enkele seconden blijft het
lampje branden. Hierna wordt auto-
matisch het totaal aantal afgelegde
kilometers aangeven;– overschrijding onderhoudsin-
terval: als de contactsleutel in stand
Mwordt gedraaid, gaat het lampje A
gedurende enkele seconden knippe-
ren en wordt tegelijkertijd de over-
schrijding in kilometers aangegeven;
gedurende deze periode blijft het
lampje branden. Hierna wordt auto-
matisch het totaal aantal afgelegde
kilometers aangeven.
BELANGRIJKAls na een periode
van ongeveer 12 maanden de in het
onderhoudsschema vastgestelde
kilometerstand nog niet is bereikt,
gaat als de contactsleutel in stand M
wordt gedraaid, het lampje Abran-
den en wordt op de kilometerteller 0
km aangegeven; u dient zich in dit
geval tot de Lancia-dealerte wen-
den.
Page 63 of 246

59
CONFIGURATIEPROCEDURE
Als de auto onder zeer zware
bedrijfsomstandigheden wordt
gebruikt, dan raden wij u aan om
het systeem opnieuw in te stellen
zodat de periode tussen de onder-
houdsbeurten bij benzine-uitvoerin-
gen wordt verminderd van 30.000
tot 20.000 km en bij JTD-uitvoerin-
gen van 20.000 tot 15.000 km, met
intervallen van 15.000 of 10.000
km.
Ga voor het opnieuw instellen van
de kilometerstanden als volgt te
werk:
– draai de contactsleutel in stand
M;
– druk op knopje Cen houd het
knopje ingedrukt; op de onder-
houdsmeter knippert het aantal nog
af te leggen kilometers tot de volgen-
de onderhoudsbeurt of het aantal
overschreden kilometers.
– laat het knopje los; op de onder-
houdsmeter verschijnt het ingestelde
onderhoudsinterval;– als u het knopje Ctelkens kort
indrukt, kunt u het gewenste onder-
houdsinterval instellen:
30.000/20.000 km(aanbevolen
voor respectievelijk benzine- en
JTD-uitvoeringen bij normaal
gebruik van de auto)
20.000/15.000 km(aanbevolen
voor respectievelijk benzine- en
JTD-uitvoeringen bij gebruik onder
zware omstandigheden)
– als het gewenste onderhoudsin-
terval op het display verschijnt,
moet u knopje Cindrukken en inge-
drukt houden; het gekozen interval
knippert ongeveer 10 seconden en
gaat daarna constant branden;
– laat het knopje los om het inge-
stelde interval op te slaan.O
PNUL ZETTEN
Ga voor het op nul zetten als volgt
te werk:
– draai de contactsleutel in stand
S;
– druk op knopje Cen houd het
knopje ingedrukt;
– draai de contactsleutel in stand
M; de onderhoudsmeter wordt gelei-
delijk op nul gezet tot de waarde =
0;
– laat het knopje Clos; het lampje
Adooft ter bevestiging van het op
nul zetten.
De Lancia-dealer zet de onder-
houdsmeter na iedere controle-
beurt op nul.
Page 64 of 246

60
ACCU WORDT NIET
VOLDOENDE OPGELA-
DEN (rood)
Als er een defect is in het laadcir-
cuit van de dynamo.
Als u de contactsleutel in stand M
draait, gaat het lampje branden.
Direct na het starten van de motor
moet het lampje doven.
Als de motor stationair draait, kan
het voorkomen dat het lampje iets
later dooft.
Als het lampje blijft branden,
wendt u dan tot de Lancia-dealer.
CONNECT Nav+
Het navigatiesysteem is
een hulpmiddel voor de
bestuurder tijdens het rij-
den; het geeft door middel van
gesproken en grafische aanwij-
zingen de optimale route aan om
de vooraf ingestelde bestemming
te bereiken. Bij het uitvoeren van
elke door het navigatiesysteem
aanbevolen handeling ligt de ver-
antwoordelijkheid voor het rij-
den met de auto in het verkeer
volledig bij de bestuurder die ook
de verkeersregels alsmede andere
verkeersvoorschriften in acht
moet nemen. De verantwoorde-
lijkheid voor de verkeersveilig-
heid ligt altijd en overal bij de
bestuurder van de auto. De auto is uitgerust met het CON-
NECT Nav+ telematica-infosysteem,
waarin is opgenomen: een autoradio
met CD-speler, GSM-telefoon, navi-
gatiesysteem en boordcomputer. De
vormgeving en specificaties van het
systeem zijn aangepast aan het inte-
rieur en sluiten aan bij het ontwerp
van het dashboard.
Het systeem heeft een ergonomi-
sche opstelling voor de bestuurder
en de passagier; het bedieningspa-
neel is zo ontworpen dat u het sys-
teem snel en gemakkelijk kunt
bedienen.
Houdt u bij het gebruik van het
systeem strikt aan de instructies
en de bijbehorende waarschu-
wingen voor het gebruik en de
verkeersveiligheid. Deze staan in
het supplement staan dat bij dit
instructieboekje wordt geleverd.
CONTROLE- EN
WAARSCHU-
WINGSLAMPJES
BELANGRIJKAls één van de
lampjes gaat branden, verschijnt op
het display van het CONNECT
Nav+ telematica-infosysteem de
betreffende mededeling en klinken
er één of meer geluidssignalen
(“
GONG”).
De lampjes branden in de volgende
gevallen:
w