Page 185 of 246

181
Maak de schroefdraad
zorgvuldig schoon, voor-
dat u het sleepoog op de
schroefdraadpen draait.
Controleer, voordat de auto
wordt gesleept, of het sleepoog
geheel op de schroefdraadpen is
gedraaid.
Draai voor het slepen de
sleutel in stand M en ver-
volgens in stand S zonder
de contactsleutel uit het slot te
nemen. Als de contactsleutel
wordt uitgenomen, schakelt auto-
matisch het stuurslot in waar-
door het onmogelijk wordt de
auto te besturen.Houdt u bij het slepen
van een auto aan de wet-
telijke voorschriften. Dit
geldt zowel voor het slepen zelf
als voor het gedrag naar andere
weggebruikers.
Houd er rekening mee
dat de rem- en stuurbe-
krachtiging niet werken
zolang de motor niet is aangesla-
gen, waardoor meer kracht nodig
is voor de bediening van het rem-
pedaal en het stuur. Gebruik voor
het slepen geen elastische kabels
en rijd zo gelijkmatig mogelijk.
Controleer tijdens het slepen of
de sleepkabel geen carrosserie-
delen kan beschadigen.Start de motor niet als
de auto wordt gesleept.
BELANGRIJKControleer bij uit-
voeringen met automatische versnel-
lingsbak of de versnellingsbak in de
vrijstand (stand N) staat (controleer
of de auto rolt als er tegen wordt
geduwd) en sleep de auto zoals een
auto met een handgeschakelde ver-
snellingsbak, zoals hiervoor beschre-
ven. Als de versnellingsbak niet in de
vrijstand Nkan worden gezet, dan
mag de auto niet worden gesleept.
Wendt u in dat geval tot de Lancia-
dealer.
Page 186 of 246

Als u een gewonde uit de auto haalt:
trek niet aan de ledematen, buig nooit het
hoofd en houd, voor zover mogelijk, het
lichaam in horizontale positie.
VERBANDTROMMEL (fig. 44)
De verbandtrommel moet ten minste
bevatten: steriele gaasdeppers, om de
wond te bedekken en schoon te maken,
verschillende soorten verband, pleisters
van verschillende afmetingen, hecht-
pleister, een pak hydrofiele watten, een
flesje jodium, een pak zakdoekjes, een
schaar met afgeronde punten, een pin-
cet, twee bloedstelpende zwachtels. Wij
raden u aan om naast de verbandtrom-
mel ook een brandblusser en een deken
aan boord te hebben. Zowel de ver-
bandtrommel als de brandblusser zijn
opgenomen in het Lancia Lineac-
cessori-programma.
182
– Het is belangrijk altijd rustig te blij-
ven; als u niet direct bij het ongeval
betrokken bent, stopt u dan op een af-
stand van ten minste een tiental me-
ters van het ongeluk; stop bij ongeval-
len op de snelweg zo mogelijk in de
berm en laat de vluchtstrook vrij; zet
de motor uit en schakel de waarschu-
wingsknipperlichten in; verlicht als het
donker is met de koplampen de plaats
van het ongeval; wees voorzichtig,
voorkom het risico van een aanrijding;
geef het ongeval aan door de gevaren-
driehoek goed zichtbaar en op de wet-
telijk voorgeschreven afstand te plaat-
sen; waarschuw de hulpinstanties en
geef zo duidelijk mogelijke informatie.
Gebruik op de snelweg de daarvoor
bestemde praatpalen.
– Bij kettingbotsingen is het risico om
bij volgende botsingen betrokken te ra-
ken, vooral bij weinig zicht, groot. Ver-
laat onmiddellijk de auto en zoek be-
scherming achter de vangrail.
– Neem bij de betrokken auto's de
contactsleutel uit.
– Als u brandstof of andere chemi-
sche producten ruikt, rook dan niet en
doof sigaretten.-Gebruik voor het blussen van bran-
den, zelfs als deze klein zijn, de brand-
blusser, een wollen deken, zand of
grond. Gebruik nooit water.
– Probeer bij geblokkeerde portieren
de auto niet te verlaten door de ge-
laagde voorruit in te slaan. De zijrui-
ten en de achterruit kunnen makkelij-
ker worden ingeslagen
.
ALS ER GEWONDEN ZIJN
– Blijf altijd bij de gewonde. Ook de per-
sonen die niet direct bij het ongeval be-
trokken zijn, zijn verplicht hulp te bieden.
– Blijf niet om de gewonde heen staan.
– Stel de gewonde gerust over het tijdig
komen van de hulp. Blijf bij de gewonde
om eventuele paniekaanvallen te vermij-
den.
– Maak of snijd de veiligheidsgordel, die
de gewonde op zijn plaats houdt, los.
– Geef niets te drinken aan de gewonde;
de gewonde mag nooit worden verplaatst
behalve in de gevallen die bij het vol-
gende punt worden behandeld.
– Haal de gewonde uitsluitend uit de
auto bij gevaar voor brand, verdrinking
of naar beneden storten.
fig. 44
L0B0198b
BIJ EEN ONGEVAL
Page 187 of 246

183
GEPROGRAM-
MEERD ONDER-
HOUD
Doelmatig onderhoud is een beslis-
sende factor voor een lange levens-
duur, de beste prestaties en een zo
zuinig mogelijk gebruik van de auto.
Om dit te realiseren heeft Lancia
een reeks controle- en onderhouds-
beurten samengesteld die:
– iedere 20.000 km bij JTD-uitvoe-
ringen;
– en iedere 30.000 km bij benzine-
uitvoeringen moeten worden uitge-
voerd.Bedenk echter dat het geprogram-
meerd onderhoud niet volledig toe-
reikend is om de auto in optimale
staat te houden: zowel in de begin-
periode voor de servicebeurt bij
20.000 km voor de JTD-uitvoerin-
gen of 30.000 km bij de benzine-uit-
voeringen als daarna, tussen twee
servicebeurten in, moet regelmatig
wat aandacht aan de auto worden
geschonken. Controleer bijvoorbeeld
regelmatig de bandenspanning en de
vloeistofniveaus en vul deze laatste
zonodig ook bij.
BELANGRIJKDe servicebeurten
van het geprogrammeerd onderhoud
zijn door de fabrikant voorgeschre-
ven. Het niet uitvoeren van deze ser-
vicebeurten kan het vervallen van de
garantie tot gevolg hebben.
De werkzaamheden van het gepro-
grammeerd onderhoud kunnen door
alle Lancia-dealerstegen vaste
tarieftijden worden uitgevoerd.Eventuele reparaties die nodig blij-
ken tijdens het uitvoeren van de
diverse inspecties en controles van
het geprogrammeerd onderhoud
worden uitsluitend na toestemming
van de klant uitgevoerd.
BELANGRIJKHet is raadzaam
eventuele kleine defecten onmiddel-
lijk door de Lancia-dealerte laten
verhelpen en daarmee niet te wach-
ten tot de volgende servicebeurt.
ONDERHOUD VAN DE AUTO
Als de auto vaak wordt
gebruikt voor het slepen
van aanhangers moeten
er kortere intervallen worden
aangehouden voor de werkzaam-
heden van het geprogrammeerd
onderhoud.
Page 188 of 246

184
ONDERHOUDSSCHEMA
BENZINE-UITVOERINGEN
Banden op conditie en slijtage contro-leren en bandenspanning eventueel herstellen
Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwings-
knipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/
controlelampjes, akoestisch waarschuwingssysteem, enz.) controleren.
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren
Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren
Remblokken achter (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie, bodemplaat-
bescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen, enz.), rubber slangen van
rem- en brandstofsysteem, schokdempers
Conditie en spanning van diverse aandrijfriemen
controleren en eventueel afstellen
Handrem controleren/afstellen
Uitlaatgasemissie controleren
Luchtfilter vervangen
30 60 90 120 150 180
x 1000 km
çççççç
çççççç
çççççç
çççççç
çççççç
ççç
çççççç
çççççç
çççççç
çççççç
ççç
Page 189 of 246
185
Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers, enz.)
Getande distributieriem vervangen (*)
Bougies vervangen (uitvoering 2.0 16V)
Bougies vervangen (uitvoering 3.0 V6)
Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)
Olie van versnellingsbak en differentieel controleren
(behalve automatische versnellingsbak)
Motorolie verversen
Motoroliefilter vervangen
Remvloeistof vervangen (of elke 2 jaar)
Pollenfilter vervangen (of in ieder geval elk jaar)
(*) Of iedere 80.000 km bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair draaiende
motor, stoffige omgeving).
Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aa`tal afgelegde kilometers.30 60 90 120 150 180 x 1000 km
çççççç
ç
ççç
ç
ççç
ççç
çççççç
çççççç
ççç
çççççç
Page 190 of 246

186
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueelafstellen
Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwings-
knipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/
controlelampjes, akoestisch waarschuwingssysteem, enz.) controleren.
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren
Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren
Remblokken achter (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie, bodemplaat-
bescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen, enz.), rubber slangen van
rem- en brandstofsysteem, schokdempers
Conditie en spanning van diverse aandrijfriemen
controleren en eventueel afstellen
Handrem controleren/afstellen
Uitlaatgasemissie controleren
Brandstoffilter vervangen
Luchtfilter vervangen
20 40 60 80 100 120 140 160 180 x 1000 km
JTD-UITVOERINGEN
ççççççççç
ççççççççç
ççççççççç
ççççççççç
ççççççççç
ççç
ççççççççç
ççççççççç
ççççççççç
ççç
ççç
ççç
Page 191 of 246
187
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers, accu, enz.)
Getande distributieriem vervangen (*)
Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)
Olie van versnellingsbak en differentieel controleren
(behalve automatische versnellingsbak)
Motorolie verversen
Motoroliefilter vervangen
Remvloeistof vervangen (of elke 2 jaar)
Pollenfilter vervangen (of in ieder geval elk jaar)
Roetfilter vervangen/reinigen en specifieke vloeistof bijvullen
(uitvoeringen 2.2 JTD)
(*) Of iedere 120.000 km bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair draaiende
motor, stoffige omgeving).
Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.20 40 60 80 100 120 140 160 180 x 1000 km
ççççççççç
ç
çççç
ççç
ççççççççç
ççççççççç
ççç
ççççççççç
çç
Page 192 of 246

JAARLIJKS
INSPECTIE-
SCHEMA
Voor auto’s waarmee jaarlijks
ongeveer 10.000 km wordt gere-
den is er een jaarlijks inspectie-
schema dat het volgende omvat:
– Banden op conditie en slijtage
controleren en bandenspanning
eventueel herstellen (inclusief het
reservewiel).
– Werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, waarschuwings-
knipperlichten, bagageruimte, inte-
rieur, dashboardkastje, waarschu-
wings-/controlelampjes, enz.) con-
troleren.
– Werking ruitenwissers/-sproeiers
voor/achter controleren.
– Stand wisserbladen controleren
en wisserbladen op slijtage controle-
ren.– Remblokken voor/achter (schijf-
remmen) op conditie en slijtage con-
troleren.
– Visueel de conditie controleren
van: motor, versnellingsbak, aan-
drijfassen, uitlaat-, brandstof- en
remleidingen, rubber delen (stof-
kappen, hoezen enz.) en rubber
slangen van rem- en brandstofsys-
teem.
– Acculading controleren.
– Conditie van diverse aandrijfrie-
men visueel controleren.
– Vloeistofniveaus controleren en
eventueel bijvullen (motorkoelsys-
teem, remsysteem, ruitensproeiers,
accu, enz.).
– Motorolieniveau controleren en
eventueel bijvullen.
– Pollenfilter vervangen.
AANVULLENDE
WERKZAAMHEDEN
Iedere 1.000 kmof voor een lange
reis controleren en eventueel bijvul-
len:
– niveau van de motorkoelvloeistof;
– niveau van de remvloeistof/-
niveau van de olie voor de hydrauli-
sche koppelingbediening;
– niveau van de olie van de stuur-
bekrachtiging;
– niveau van het elektrolyt in de accu;
Vloeistofniveau ruitensproeiers
voor en achter en koplampsproeiers;
– conditie en spanning van de banden.
Iedere 3.000 kmhet motoroliepeil
controleren en eventueel bijvullen.
Iedere 5.000 km(alleen bij JTD-
motoren): condens uit brandstoffil-
ter aftappen.
188