68
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BELANGRIJK De extra verwarming is uit-
gerust met een thermische beveiliging die
de brander uitschakelt bij oververhitting
door een te laag koelvloeistofniveau of
koelvloeistoflekkage. Als dit het geval is,
moet na het repareren van het defect in
het koelsysteem en/of het bijvullen van de
koelvloeistof en voordat de verwarming
weer wordt ingeschakeld, de programma-
keuzetoets worden ingedrukt.
De verwarming kan spontaan uitgaan door
gebrek aan brandstof of als tijdens de wer-
king de vlam dooft. Voer in dat geval de
procedure uit voor het uitschakelen en
probeer de verwarming weer in te scha-
kelen; als de verwarming dan nog niet
werkt, wendt u dan tot de Fiat-dealer.Extra verwarming inschakelen
Als de auto is uitgerust met automatische
airconditioning, stelt de regeleenheid de
temperatuur en de luchtverdeling in bij het
inschakelen van de standverwarming.
Bij handbediende airconditioning/verwar-
ming moet voor een maximale werking
van de verwarming gecontroleerd worden
of de draaiknop voor het regelen van de
luchttemperatuur in het interieur in de
stand “warme lucht” staat.
Om het interieur voor te verwarmen,
moet u de draaiknop van de luchtverde-
ling in stand
©zetten.
Om de voorruit te ontdooien, moet u de
draaiknop van de luchtverdeling in stand
-zetten.
Voor beide functies moet u de draaiknop
voor de luchtverdeling in stand
®zetten.Digitale timer fig. 55
1) Branderindicatie
2) Displayverlichting
3) Voorkeuzenummer
4) Toets klokje
5) Toets voor vooruitzetten tijd
6) Programma-keuzetoets
7) Toets voor terugzetten tijd
8) Toets voor directe inschakeling
verwarming
9) Controlelampje voor het instellen/
aflezen van de tijd
fig. 55F0N0151m
69
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Programmeren van de
inschakeltijd fig. 58
De inschakeltijd kan van 1 minuut tot 24
uur van te voren worden geprogram-
meerd. U kunt drie verschillende inscha-
keltijden kiezen, waarvan er echter slechts
één kan worden geactiveerd.
Programmeren van de inschakeltijd:
❒druk op toets 6: op het display wor-
den het symbool 10 of de juist inge-
stelde tijd en het nummer 3van de
daarvoor ingestelde tijd 10 seconden
verlicht. Instellen van de juiste tijd
❒Druk op toets 4: het display en het
controlelampje 9-fig. 57worden ver-
licht.
❒Druk binnen 10 seconden op toets 5
of 7totdat de juiste tijd is geselec-
teerd.
Als het display dooft, blijft de huidige tijd
opgeslagen.
Als toets 5of 7ingedrukt wordt gehou-
den, verspringen de cijfers van het klokje
sneller voor- of achteruit.
Aflezen van de juiste tijd fig. 57
Druk om de juiste tijd af te lezen op toets
4. De tijd verschijnt ongeveer 10 secon-
den op het display en gelijktijdig wordt het
controlelampje 9verlicht. Directe inschakeling
van de verwarming fig. 56
Druk op toets 8van de timer als u het sys-
teem handmatig wilt inschakelen: het dis-
play en het controlelampje 1worden ver-
licht en blijven verlicht zolang het systeem
in werking is.
Geprogrammeerde inschakeling
van de verwarming
Voordat de inschakeling van het systeem
wordt geprogrammeerd, moet de klok op
tijd worden gezet.
fig. 56F0N0152mfig. 57F0N0153mfig. 58F0N0154m
70
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BELANGRIJK Als u de andere vooraf in-
gestelde tijden wilt oproepen, druk dan
binnen 10 seconden een of meer keren op
toets 6.
– druk binnen 10 seconden op toets 5of
7totdat de gewenste inschakeltijd is ge-
selecteerd.
BELANGRIJK Als de tijd is opgeslagen:
❒verdwijnt de inschakeltijd;
❒verschijnt het voorkeuzenummer 3;
❒wordt het display verlicht.
BELANGRIJK Als de brander wordt in-
geschakeld:
❒gaat de branderindicatie 1 op het dis-
play branden;
❒dooft het voorkeuzenummer 3.
Uitschakelen van de
geprogrammeerde inschakeltijd
fig. 58
Als u de geprogrammeerde inschakeltijd
wilt wissen, druk dan kort op toets 6: de
verlichting van het display dooft en het
nummer 3van de vooraf ingestelde tijd
verdwijnt.Oproepen van een van de
geprogrammeerde inschakeltijden
fig. 59
Druk een of meerdere keren op toets 6
totdat op het display het nummer 3van
de vooraf ingestelde inschakeltijd ver-
schijnt. Na 10 seconden verdwijnt de tijd
van het display maar blijft in het geheu-
gen opgeslagen en worden het nummer
3 en het display verlicht.
BELANGRIJK De geprogrammeerde in-
schakeltijd kan worden gewijzigd of gewist
volgens de hiervoor beschreven instruc-
ties.Uitschakelen van de verwarming
Het systeem kan, afhankelijk van de ma-
nier waarop het is ingeschakeld (automa-
tisch of handmatig) op twee manieren
worden uitgezet:
❒automatisch,aan het eind van de
vastgestelde inschakeltijd (60 minuten
met rood verlicht display);
❒handmatig, door opnieuw op de
knop “directe verwarming” van de ti-
mer te drukken (toets 1).
In beide gevallen doven het controlelampje
van de verwarming en de verlichting van
het display, schakelt de aanjager van het
verwarmingssysteem in het interieur uit
en wordt de verbranding onderbroken.
De vloeistof-circulatiepomp blijft nog on-
geveer 2 minuten werken om de grootste
warmte van de verwarming af te voeren;
ook in deze fase is het mogelijk de ver-
warming weer in te schakelen.fig. 59F0N0155m
71
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
❒Schakel de verwarming tijdens het tan-
ken en in de nabijheid van tankstations
altijd uit om brandgevaar en/of ont-
ploffingen te voorkomen.
❒Parkeer niet boven brandbaar materi-
aal zoals papier, gras of droge blade-
ren: brandgevaar!
❒De temperatuur in de nabijheid van de
verwarming mag niet boven 120°C ko-
men (na spuitwerkzaamheden kan de
temperatuur van de carrosserie in een
moffeloven boven deze waarde uit-
stijgen). Hogere temperaturen kunnen
de componenten van de elektronische
regeleenheid beschadigen.
❒Tijdens de werking bij een stilstaande
motor verbruikt de verwarming elek-
trische energie van de accu; daarom is
een goede werking van de dynamo bij
draaiende motor noodzakelijk om de
accu weer voldoende op te laden.
❒Houdt u voor de controle van het ni-
veau van de koelvloeistof aan hetgeen
beschreven is in de paragraaf “Koel-
vloeistof” in het hoofdstuk “Onder-
houd van de auto”. Het water in het
motorkoelsysteem moet ten minste
10% antivries bevatten.
❒Wendt u voor onderhoud en repara-
ties uitsluitend tot de Fiat-dealer en
gebruik uitsluitend originele onderde-
len.
ONDERHOUD
Laat de extra verwarming regelmatig (in
ieder geval voor het winterseizoen) con-
troleren door de Fiat-dealer om verze-
kerd te zijn van een veilige en economi-
sche werking en een lange levensduur van
de verwarming.
De extra verwarming ver-
bruikt, hoewel in geringe ma-
te, evenals de motor brandstof. Om
mogelijke vergiftiging en verstikking
te voorkomen, mag de extra verwar-
ming nooit, ook niet voor een korte
periode, worden ingeschakeld in een
afgesloten ruimte zoals een garage of
werkplaats die niet is uitgerust met
een afzuigsysteem voor uitlaatgassen.
ATTENTIE
BELANGRIJK De standverwarming scha-
kelt uit als de accuspanning laag is, zodat
de motor nog kan worden gestart.
BELANGRIJK Voordat u het systeem in-
schakelt, moet gecontroleerd worden of
het brandstofniveau boven het reserve-
niveau staat. Als dit niet het geval is, kan
het systeem blokkeren en moet u zich tot
de Fiat-dealer wenden.
72
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
EXTRA VERWARMING ACHTER
(Panorama- en Combi-
uitvoeringen - indien aanwezig)
De Panorama- en Combi-uitvoeringen be-
schikken over een hoofdverwarmingssys-
teem en een extra verwarming (optional),
waarvan de bedieningsknop zich in de he-
melbekleding boven de tweede rij stoelen
fig. 60bevindt.
U schakelt deze verwarming in door op
de knop F-fig. 61 op het schakelaarpaneel
te drukken.❒Als u de draaiknop Din stand “geheel
koud” (draaiknop in het blauwe ge-
bied) zet, komt er lucht met de bui-
tentemperatuur uit de uitstroomope-
ningen voor de beenruimte achter
(onder de stoelen van de 2e-3e rij bij
de Panorama-uitvoering en uit het
rooster aan de zijde van de linker wiel-
kuip bij de Combi-uitvoeringen).
❒Als u de draaiknop Din stand “geheel
warm” (draaiknop in het rode gebied)
zet, komt er warme lucht uit de uit-
stroomopeningen voor de beenruim-
te achter (onder de stoelen van de 2e-
3e rij bij de Panorama-uitvoering en uit
het rooster aan de zijde van de linker
wielkuip bij de Combi-uitvoeringen).
fig. 60F0N0233mfig. 61F0N0185m
73
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
EXTRA AIRCONDITIONING
ACHTER (Panorama- en Combi-
uitvoeringen - indien aanwezig)
De Panorama- en Combi-uitvoeringen be-
schikken over een hoofdverwarming/air-
condtioning en een extra airconditioning
(optional), waarvan de bediening zich in de
hemelbekleding boven de tweede rij stoe-
len fig. 60bevindt.
U schakelt deze airconditioning in door op
de knop F-fig. 61op het schakelaarpaneel
te drukken. Deze airconditioning werkt al-
leen als de hoofdairconditioning is inge-
schakeld.❒Als u de draaiknop Din stand “geheel
koud” (draaiknop in het blauwe ge-
bied) zet, komt er koude lucht uit de
uitstroomopeningen op de hemelbe-
kleding.
❒Als u de draaiknop Din stand “geheel
warm” (draaiknop in het rode gebied)
zet, komt er warme lucht (bij warme
motor) uit de uitstroomopeningen
voor de beenruimte achter (onder de
stoelen van de 2e-3e rij bij de Pano-
rama-uitvoering en uit het rooster aan
de zijde van de linker wielkuip bij de
Combi-uitvoeringen).
❒Als u de draaiknop Din een tussen-
liggende stand zet, wordt de lucht ver-
deeld over de uitstroomopeningen op
de hemelbekleding en de uitstroom-
openingen voor de beenruimte achter,
en wijzigt de temperatuur.BELANGRIJK Als de compressor van de
hoofdairconditioning wordt ingeschakeld
(door knop Ein te drukken), wordt
automatisch de 1e aanjagersnelheid inge-
schakeld, ook als de aanjager van de extra
airconditioning in stand 0staat, om ijs-
vorming en daarmee beschadiging van de-
ze component te voorkomen.
74
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel bedient u de buiten-
verlichting.
De buitenverlichting werkt uitsluitend als
de contactsleutel in stand MARstaat.
VERLICHTING UIT fig. 62
Draaiknop in stand
å.
fig. 62F0N0030m
fig. 63F0N0031m
fig. 64F0N0032m
BUITENVERLICHTING fig. 63
Draai de draaiknop in stand
6.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje 3branden.DIMLICHT fig. 64
Draai de draaiknop in stand
2.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje 3branden.
75
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
GROOTLICHT fig. 65
Trek de hendel naar het stuurwiel, als de
draaiknop reeds in stand
2staat (2e on-
vergrendelde stand).
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje 1branden.
Als de hendel opnieuw naar het stuurwiel
wordt getrokken, dooft het grootlicht en
wordt het dimlicht weer ingeschakeld.GROOTLICHTSIGNAAL fig. 66
Trek de hendel naar het stuurwiel (1e on-
vergrendelde stand), ongeacht de stand
van de draaiknop. Op het instrumenten-
paneel gaat het controlelampje 1bran-
den.RICHTINGAANWIJZERS
fig. 67
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
❒omhoog (stand 1): inschakeling rech-
ter richtingaanwijzer;
❒omlaag (stand 2): inschakeling linker
richtingaanwijzer.
Op het instrumentenpaneel knippert het
controlelampje
FofD.
De richtingaanwijzers schakelen automa-
tisch uit als de auto weer rechtuit rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven, voor het
uitvoeren van een handeling waarvoor het
stuurwiel slechts weinig hoeft te worden
verdraaid, dan drukt u de hendel iets om-
hoog of omlaag zonder dat de hendel ver-
grendelt. Zodra u de hendel loslaat, gaat
deze automatisch terug.
fig. 65F0N0033mfig. 66F0N0034mfig. 67F0N0035m