Page 185 of 283

WEGWIJS IN UW AUTO
183
TANKDOP (fig. 176)
De tankdop (A ) is voorzien van een slot
met sleutel en een koord ( B) om verlies van
de dop te voorkomen. Dit koord is vast met
het tankklepje ( C) verbonden. De tankdop
kan worden bereikt door het tankklepje te
openen. Draai vervolgens de contactsleutel in
het slot van de dop linksom en draai de dop
los.
Haak tijdens het tanken de dop aan het
klepje, zoals is afgebeeld.
Vervang de tankdop zo
nodig alleen door een ander
exemplaar van hetzelfde
type, anders kan de werking van
het benzinedampopvangsysteem in
gevaar worden gebracht.
fig. 176
A0A0146m
Kom niet dicht bij de vulo-
pening met open vuur of
een brandende sigaret: brandge- vaar. Houd uw hoofd ook nietdichtbij de vulopening om te voor-komen dat u schadelijke dampen in-ademt.
ATTENTIEBELANGRIJK Omdat de tank herme-
tisch is afgesloten, kan een kleine overdruk
worden waargenomen. Het is daarom nor-
maal als u bij het losdraaien van de tank-
dop een sissend geluid hoort.
Draai na het tanken de dop rechtsom, tot-
dat u een of meer klikken hoort; draai ver-
volgens de sleutel rechtsom en verwijder de
sleutel. Sluit het klepje.
BELANGRIJK Controleer voordat u de
motor start voor uw eigen veiligheid of het
vulpistool goed in de brandstofpomp is te-
ruggeplaatst.
110-185 Alfa147 Q2 NL 05-06-2008 15:33 Pagina 183
Page 186 of 283
WEGWIJS IN UW AUTO
184
De emissiereductiesystemen voor diesel-
motoren zijn:
– oxidatiekatalysator;
– uitlaatgasrecirculatiesysteem (EGR);
– roetfilter (DPF).
Onder normale bedrijfsom-standigheden bereiken de
katalysator en het roetfilter (DPF) hoge temperaturen. Parkeer daar-om niet boven brandbare materia-len (gras, droge bladeren, dennen-naalden enz.): brandgevaar.
ATTENTIEBESCHERMING VAN
HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor benzi-
nemotoren zijn:
– driewegkatalysator;
– lambdasondes;
– benzinedamp-opvangsysteem.
Laat de motor nooit, ook niet tijdens test-
werkzaamheden, met losgenomen bougie-
kabels draaien.
110-185 Alfa147 Q2 NL 05-06-2008 15:33 Pagina 184
Page 187 of 283

WEGWIJS IN UW AUTO
185
ROETFILTER DPF
(Diesel Particulate Filter)
Het roetfilter (Diesel Particulate Filter) is
een mechanisch filter in het uitlaatsysteem
dat de partikels in het uitlaatgas van die-
selmotoren opvangt.
Het roetfilter (Diesel Particulate Filter)
vangt bijna de totale hoeveelheid roetdeel-
tjes op om te voldoen aan de huidige/toe-
komstige wettelijke normen.
Tijdens het normale gebruik van de auto
registreert de inspuitregeleenheid een aan-
tal gegevens met betrekking tot het gebruik
(gebruiksduur, type traject, bereikte tem-
peratuur enz.) en berekent de hoeveelheid
verzameld roet in het filter. Omdat het filter de roetdeeltjes verzamelt,
moet het periodiek worden geregenereerd
(schoongemaakt) door de roetdeeltjes te
verbranden. De regeneratieprocedure wordt
geregeld door de inspuitregeleenheid op ba-
sis van de hoeveelheid opgevangen roet-
deeltjes en de bedrijfsomstandigheden van
de auto. Tijdens de regeneratie kan het vol-
gende worden waargenomen: een beperk-
te toerentalverhoging, inschakeling van de
elektroventilator, een beperkte toename van
de rook uit de uitlaat en een hogere tem-
peratuur bij de uitlaat.
Dit zijn geen storingen en deze situatie
heeft geen invloed op het milieu of het ge-
drag van de auto. Verstopt roetfilter
Als het roetfilter verstopt is, gaat het
lampje h op het instrumentenpa-
neel branden (op enkele uitvoeringen ver-
schijnt het symbool h op het dis-
play). Rijd in dat geval verder totdat het
lampje h dooft (of het symbool
h op het display verdwijnt).
110-185 Alfa147 Q2 NL 05-06-2008 15:33 Pagina 185
Page 188 of 283

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO
186
Het contactslot is voorzien van een her-
startbeveiliging. Als de motor bij de eerste
poging niet aanslaat, moet u de sleutel
terugdraaien in stand STOPen nogmaals
starten.
Het start-/contactslot is voorzien van
een beveiligingsmechanisme, waardoor
het slot niet van stand MAR in AV V kan
worden gezet bij een draaiende motor.
MOTOR STARTEN
BELANGRIJK De auto is uitgerust met
elektronische startonderbreking. Zie “Alfa
CODE” als de motor niet wil starten.
C C
C
C
O
O
O
O
R
R
R
R
R
R
R
R
E
E
E
E
C
C
C
C
T
T
T
T
G
G
G
G
E
E
E
E
B
B
B
B
R
R
R
R
U
U
U
U
I
I
I
I
K
K
K
K
V
V
V
V
A
A
A
A
N
N
N
N
D
D
D
D
E
E
E
E
A
A
A
A
U
U
U
U
T
T
T
T
O
O
O
O
Het is raadzaam om
gedurende de eerste
gebruiksperiode geen
maximale prestaties van uw auto
te verlangen (bijv. krachtig acce-
lereren, langdurig rijden met hoge
toerentallen en bruusk remmen).
Laat de contactsleutel
niet in stand MAR staan
als de motor stilstaat,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
Het is zeer gevaarlijk om
de motor in afgesloten
ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en pro-
duceert koolmonoxide, een zeer
giftig en dodelijk gas.
AT T ENTIE
186-196 Alfa147 Q2 NL 06-11-2006 14:00 Pagina 186
Page 189 of 283

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO
187
de katalysator kunnen beschadigen.
Wendt u in dat geval tot de Alfa Romeo-
dealer.
MOTOR STARTEN
BIJ JTD-UITVOERINGEN
1) Zorg ervoor dat de handrem is aan-
getrokken.
2) Zet de versnellingspook in de vrij-
stand.
3) Draai de contactsleutel in stand
MAR. Op het instelbare multifunctionele
display gaat het lampje
mbranden.
4) Wacht tot het lampje
mgedoofd
is. Hoe warmer de motor, hoe sneller het
lampje dooft. Bij een warme motor kan
het lampje zo snel doven dat dit niet
wordt opgemerkt.
5) Trap het koppelingspedaal geheel in.
6) Draai de contactsleutel in stand
AV V zodra het lampje
mgedoofd is.
Als u te lang wacht, zijn de voorgloeibou-
gies weer afgekoeld.
STARTEN
V AN BENZINEMOTOREN
BELANGRIJK Het gaspedaal mag pas
worden ingetrapt nadat de motor is
gestart.
1) Zorg ervoor dat de handrem is aange-
trokken.
2) Zet de versnellingspook in de vrij-
stand.
3) Trap het koppelingspedaal geheel in,
zodat de startmotor de tandwielen in de
versnellingsbak niet hoeft aan te drijven.
4) Controleer of elektrische systemen en
verbruikers zijn uitgeschakeld. Let vooral
op systemen die veel vermogen vragen
(bijv. de achterruitverwarming).
5) Draai de contactsleutel in stand AV V
en laat de sleutel los zodra de motor aan-
slaat.
6) Als de motor niet aanslaat, dan moet
de sleutel eerst in stand STOPworden
gezet en vervolgens opnieuw een startpo-
ging worden ondernomen.
BELANGRIJK Als de startpoging moei-
zaam verloopt, blijf dan niet langdurig pro-
beren de motor te starten. Hierdoor zou BELANGRIJK
De elektrische installa-
ties die veel stroom verbruiken (aircondi-
tioning, achterruitverwarming enz.) scha-
kelen tijdens het starten tijdelijk uit. Als de
motor bij de eerste poging niet aanslaat,
moet u de sleutel terugdraaien in stand
STOP en nogmaals starten.
Als de startpoging moeizaam verloopt
(bij een goed werkende Alfa CODE), pro-
beer dan niet langdurig de motor te star-
ten.
Maak alleen gebruik van een hulpaccu
als de motor niet aanslaat door een onvol-
doende geladen boordaccu. Gebruik nooit
een acculader om de motor te starten.
186-196 Alfa147 Q2 NL 06-11-2006 14:00 Pagina 187
Page 190 of 283

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO
188
BELANGRIJK Als de motor afslaat bij een
rijdende auto kan, als de motor wordt
gestart, het CODE-controlelampje (
Y)
gaan branden. Zet, als dit gebeurt, de
motor uit, start opnieuw bij stilstaande
auto en controleer of het lampje uitgaat.
Als dat niet het geval is, wendt u dan tot
de Alfa Romeo-dealer. Geef niet bruusk gas vlak
voordat de motor wordt
uitgezet. Dit geldt voor
alle motoren, maar in het bijzon-
der voor motoren die voorzien zijn
van een turbocompressor.
Gasgeven voordat u de motor uit-
zet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is zeer schadelijk
voor de lagers in de turbocom-
pressor.
NOODSTART
Als de regeleenheid van de Alfa CODE de
via de contactsleutel gezonden code niet
herkent (controlelampje
Yop het instru-
mentenpaneel brandt constant), kan een
noodstart worden uitgevoerd met de code
die op de CODE-card vermeld staat.
Zie voor de juiste procedure het hoofd-
stuk “Noodgevallen”.
Probeer auto’s nooit te
starten door ze aan te
duwen, te slepen of van
een helling af te laten rijden. Op
die wijze kan er onverbrande
benzine in de katalysator terecht-
komen, waardoor deze onher-
stelbaar zal beschadigen.
Houd er rekening mee dat
de rem- en stuurbekrach-
tiging niet werken zolang de
motor niet is aangeslagen, waar-
door meer kracht nodig is voor de
bediening van het rempedaal en
het stuur.
AT TENTIE
MOTOR OPWARMEN
– Rijd rustig weg, laat de motor niet met
hoge toerentallen draaien en trap het gas-
pedaal niet bruusk in.
– Verlang de eerste kilometers geen
maximale prestaties, maar wacht tot de
koelvloeistoftemperatuur 50-60°C
bedraagt.
MOTOR UITZETTEN
– Laat het gaspedaal los en wacht tot de
motor met stationair toerental draait.
– Draai de contactsleutel in stand
STOP. Hierdoor wordt de motor uitgezet.
BELANGRIJK Het is beter om de
motor na een zware rit even “op adem”
te laten komen. Zet de motor niet onmid-
dellijk uit, maar laat hem even stationair
draaien. Hierdoor kan de temperatuur in
de motorruimte dalen.
186-196 Alfa147 Q2 NL 06-11-2006 14:00 Pagina 188
Page 191 of 283

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO
189
PARKEREN
Voer voor het parkeren van de auto de
volgende handelingen uit:
– Zet de motor uit.
– Trek de handrem aan.
– Schakel de eerste versnelling in als de
auto op een helling omhoog staat en de
achteruit bij een helling omlaag (gezien
vanuit de rijrichting).
– Zet de voorwielen in een zodanige
stand dat de auto onmiddellijk stopt als de
handremhefboom per ongeluk naar bene-
den wordt gezet.
BRANDSTOFBESPA-
RING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waar-
door het brandstofverbruik zo laag moge-
lijk blijft en de uitstoot van schadelijke uit-
laatgassen zoveel mogelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de
auto door de controles en registraties die
in het “Onderhoudsschema” staan ver-
meld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een
keer per maand, de spanning van de ban-
den: als de spanning te laag is, wordt de
weerstand groter en neemt het verbruik
toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagage-
ru imte. Het gewicht van de auto (vooral in
stadsverkeer) en de wieluitlijning hebben
grote invloed op het brandstofverbruik en
de stabiliteit.
Laat de contactsleutel
niet in stand MAR staan
als de motor stilstaat,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
Laat kinderen nooit alleen
achter in de auto. Neem
de sleutels altijd uit het contact-
slot als u de auto verlaat en neem
de sleutels mee.
AT TENTIE
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische installaties alleen
als u ze nodig hebt. De achterruitverwar-
ming, de verstralers, de ruitenwissers en
de aanjager van het ventilatie-/verwar-
mingssysteem vragen veel stroom, waar-
door het brandstofverbruik toeneemt (tot
aan 25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie, waardoor het brandstofverbruik
sterk toeneemt (tot gemiddeld +20%):
gebruik wanneer de buitentemperatuur het
toelaat, bij voorkeur de functies van het
ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aero-
dynamische accessoires kan de aerodyna-
mica negatief beïnvloeden, waardoor het
brandstofverbruik zal toenemen.
186-196 Alfa147 Q2 NL 06-11-2006 14:00 Pagina 189
Page 192 of 283

CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO
190
RIJSTIJL
StartenLaat de motor als de auto stilstaat, niet
warmdraaien met stationair toerental en
ook niet met een hoog toerental: onder
deze omstandigheden warmt de motor
veel langzamer op, terwijl het verbruik en
de schadelijke uitlaatgasemissie toene-
men. Het is beter om rustig weg te rijden
en geen hoge toerentallen te gebruiken:
op deze manier warmt de motor sneller
op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat
voor een stoplicht of voordat u de motor
afzet. Deze handeling heeft evenals het
overschakelen met tussengas, geen enkel
nut. Het kost brandstof en verhoogt de uit-
stoot van schadelijke uitlaatgassen. Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het
toelaten de hoogste versnelling.
Het inschakelen van een lage versnelling
voor een snelle acceleratie verhoogt het
brandstofverbruik.
Bij het oneigenlijke gebruik van een
hoge versnelling neemt het verbruik en de
schadelijke uitlaatgasemissie toe.
Bovendien slijt de motor hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk
toe bij een hogere snelheid. Rijd daarom
zoveel mogelijk met een gelijkmatige
snelheid, vermijd overbodig remmen en
optrekken. Dit kost brandstof en verhoogt
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brand-
stof en verhoogt de uitstoot van schadelij-
ke uitlaatgassen: het is beter geleidelijk
op te trekken en het toerental waarbij het
maximum koppel wordt geleverd, niet te
overschrijden.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud star-
ten bereikt de motor niet de optimale
bedrijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet
alleen het brandstofverbruik toe (van 15
tot aan 30% in stadsverkeer), maar ook
de uitstoot van uitlaatgassen.
V erkeerssituatie en conditie van
het wegdek
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij file-
rijden, waarbij overwegend lage versnel-
lingen worden gebruikt, of in de stad waar
zich veel verkeerslichten bevinden, zal het
brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn.
Bochtige trajecten, bergwegen en een
slecht wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoor-
wegovergangen), is het raadzaam de
motor uit te zetten.
186-196 Alfa147 Q2 NL 06-11-2006 14:00 Pagina 190