Page 157 of 210
156
LAMPJES ENBERICHTEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
–
–
–
10
15 –
–
10
10 –
–
–
10
20
20
01
02
03
04
05
06
07
08
09
12
13
14
15
16
17
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Beschikbaar
Beschikbaar
Beschikbaar
Voeding bedieningsmotor lendensteunverstelling op voorstoel bestuurdersz\
ijde
Voeding stekkerdoos bagageruimte
Beschikbaar
Beschikbaar
Voeding verwarmingssysteem voorstoel bestuurderszijde
Voeding verwarmingssysteem voorstoel passagierszijde
Beschikbaar
Beschikbaar
Beschikbaar
Voeding vanaf accu: regeleenheid controlesysteem voor bandenspanning
Voeding vanaf accu: versterker subwoofer hifi-audiosysteem
Voeding vanaf accu: elektrisch bedienbaar opendak
Page 158 of 210

157
LAMPJES ENBERICHTEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De beschrijving voor het
opladen van de accu dient slechts ter in-
formatie. Wendt u bij voorkeur tot een
Abarth-dealer om deze werkzaamheden
uit te laten voeren.
We raden u aan de accu langzaam en met
een lage stroomsterkte (ampère) gedu-
rende ca. 24 uur op te laden. Als u de ac-
cu snel oplaadt met een hoge stroom-
sterkte, kan de accu worden beschadigd.De vloeistof in de accu is gif-
tig en corrosief. Vermijd het
contact met de huid en de ogen. Het
opladen van de accu moet worden
uitgevoerd in een goed geventileer-
de ruimte, ver verwijderd van open
vuur en vonkvormende apparaten:
brand- en ontploffingsgevaar.
ATTENTIEGa voor het opladen als volgt te werk:
❒maak de klem los van de minpool op de
accu;
❒sluit de kabels van het laadapparaat aan
op de accupolen; let hierbij op de
polariteit;
❒schakel de acculader in;
❒aan het einde van het opladen: schakel
eerst de acculader uit en koppel dan de
accu los;
❒sluit de klem weer aan op de minpool
van de accu.
Page 159 of 210
158
LAMPJES ENBERICHTEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
fig. 38F0M0237m
De auto mag uitsluitend worden opgekrikt
door de hefarm van de garagekrik of de
hefbrug te plaatsen, zoals in de figuur is af-
gebeeld.
BELANGRIJK Als de auto aan de zijkant
opgekrikt wordt met een garagekrik, zorg
dan dat de side-skirts niet beschadigd wor-
den.
OPKRIKKEN VAN DE
AUTO
Als de auto omhoog gezet moet worden,
wendt u dan tot de Abarth-dealer; deze
beschikt over een garagekrik of hefbrug.
Probeer een bevroren accu
niet op te laden: eerst moet
de accu ontdooid worden, anders
loopt u het risico dat de accu ont-
ploft. Als de accu bevroren is geweest,
moet door deskundig personeel wor-
den gecontroleerd of de cellen niet
beschadigd zijn en of de bak geen
scheuren vertoont, waardoor de gif-
tige en corrosieve vloeistof kan weg-
lekken.
ATTENTIE
Page 160 of 210

159
LAMPJES ENBERICHTEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
SLEPEN VAN DE AUTO
Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het
sleepoog bevindt zich in de gereedschap-
houder onder de bekleding in de bagage-
ruimte.
SLEEPOOG BEVESTIGEN fig. 39
Ga als volgt te werk:
❒verwijder de dop A;
❒pak het sleepoog B uit de houder;
❒draai het sleepoog geheel op de
schroefdraadpen voor of achter.
Houd er rekening mee dat de
rem- en stuurbekrachtiging
niet werken zolang de motor niet is
aangeslagen, waardoor meer kracht
nodig is voor de bediening van het
rempedaal en het stuur. Gebruik voor
het slepen geen elastische kabels en
rijd zo gelijkmatig mogelijk. Controleer
tijdens het slepen of de sleepkabel
geen carrosseriedelen kan beschadi-
gen. Houdt u bij het slepen van een
auto aan de wettelijke voorschriften.
Dit geldt zowel voor het slepen zelf als
voor het gedrag naar andere wegge-
bruikers.
ATTENTIE
fig. 39F0M043Ab
Page 161 of 210

160
LAMPJES ENBERICHTEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Schakel voordat de auto ge-
sleept wordt, het stuurslot uit
(zie de paragraaf “Start-/contactslot”
in het hoofdstuk “Dashboard en be-
diening”). Houd er tijdens het slepen
rekening mee dat de rem- en stuurbe-
krachtiging niet werken als de motor
niet draait, waardoor meer kracht
nodig is voor de bediening van het
rempedaal en het stuur. Gebruik voor
het slepen geen elastische kabels en
rijd zo gelijkmatig mogelijk. Controleer
tijdens het slepen of de sleepkabel
geen carrosseriedelen kan beschadi-
gen. Houdt u bij het slepen van een
auto aan de wettelijke voorschriften.
Dit geldt zowel voor het slepen zelf als
voor het gedrag naar andere wegge-
bruikers.
ATTENTIE
Start de motor niet als de
auto wordt gesleept.
ATTENTIE
Maak de schroefdraad zorg-
vuldig schoon, voordat u het
sleepoog op de schroefdraadpen
draait. Controleer, voordat de auto
wordt gesleept, of het sleepoog geheel
in de schroefdraadboring is gedraaid.
ATTENTIE
Page 162 of 210

161
LAMPJES ENBERICHTEN
TECHNISCHE GEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD .......................... 162
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA ...... 163
PERIODIEKE CONTROLES .............................................. 165
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO................................ 165
NIVEAUS CONTRO LEREN .............................................. 166
LUCHTFILTER ...................................................................... 170
POLLENFILTER .................................................................... 170
ACCU ........................................................................\
............. 171
WIELEN EN BANDEN ....................................................... 173
RUBBER SLANGEN ............................................................ 174
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER ...................... 174
CARROSSERIE ...................................................................... 176
INTERIEUR ......................................................................\
...... 179
O
O
O
O
N
N
N
N
D
D
D
D
E
E
E
E
R
R
R
R
H
H
H
H
O
O
O
O
U
U
U
U
D
D
D
D
E
E
E
E
N
N
N
N
Z
Z
Z
Z
O
O
O
O
R
R
R
R
G
G
G
G
Page 163 of 210

BELANGRIJK De servicebeurten van het
Geprogrammeerd Onderhoud zijn door
de fabrikant voorgeschreven. Het niet uit-
voeren van deze servicebeurten kan het
vervallen van de garantie tot gevolg heb-
ben.
De werkzaamheden van het geprogram-
meerd onderhoud kunnen door alle
Abarth-dealers tegen vaste tarieftijden
worden uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tij-
dens het uitvoeren van de diverse inspec-
ties en controles van het geprogrammeerd
onderhoud, worden uitsluitend na toe-
stemming van de klant uitgevoerd.BELANGRIJK Het is raadzaam eventuele
kleine defecten onmiddellijk door de
Abarth-dealer te laten verhelpen en daar-
mee niet te wachten tot de volgende ser-
vicebeurt.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor het
trekken van aanhangers, moeten er
kortere intervallen worden aangehouden
voor de werkzaamheden van het gepro-
grammeerd onderhoud.GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslissende
factor voor een lange levensduur, de
beste prestaties en een zo zuinig moge-
lijk gebruik van de auto.
Om dit te realiseren heeft Abarth een
reeks controle- en onderhoudsbeurten
samengesteld die iedere 30.000 km
moeten worden uitgevoerd.
Onthoud echter dat het geprogrammeerd
onderhoud niet volledig toereikend is om
de auto in optimale staat te houden: zo-
wel in de beginperiode voor de service-
beurt bij 30.000 kilometer als daarna,
tussen twee servicebeurten in, moet
regelmatig wat aandacht aan de auto wor-
den geschonken. Controleer bijvoorbeeld
regelmatig de bandenspanning en de vloei-
stofniveaus en vul deze laatste zo nodig bij.
162
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE GEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
Page 164 of 210

163
LAMPJES ENBERICHTEN
TECHNISCHE GEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
30 60 90 120 150 180
●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●● ●
●●●●● ●
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
De onderhoudsbeurten moeten iedere 30.000 km worden uitgevoerd
x 1000 km
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning
eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanw.,
waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur,
waarschuwings-/ controlelampjes enz.) controleren;
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren
Remblokken voor en achter (schijfremmen) op conditie en
slijtage controleren
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie,
bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen enz.) en rubber slangen
van het rem- en brandstofsysteem
Vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep
op vervuiling controleren en mechanismen smeren
Conditie van aandrijfriem(en) voor hulporganen visueel controleren
Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangen
Handrem controleren en eventueel afstellen