1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
7
HFC2009
B040C01FC-GXT Portieren van buitenaf afsluiten De portieren kunnen zonder sleutel worden vergrendeld. Druk hiertoe eerst devergrendelingsknop in de "LOCK"-stand, zodat de rode markering op de knop niet meer zichtbaar is, en sluit vervolgenshet portier. Het portier kan niet worden vergrendeld als bij gesloten voorportieren de sleutelzich nog in het contactslot bevindt. Dit is normaal. (Indien gemonteerd)
!
PORTIERSLOTEN
B040A02Y-AXT
WAARSCHUWING:
o Niet goed gesloten portieren kunnen gevaarlijk zijn. Controleer alvorens weg te rijden, vooral alszich kinderen in de wagen bevinden, of alle portieren goed zijn gesloten. Hierdoor wordtvoorkomen dat de portieren tijdens het rijden abusievelijk worden geopend. Bovendien wordt opdeze manier, in combinatie met het juiste gebruik van de veiligheidsgordels, voorkomendat inzittenden in geval van een ongeluk naar buiten worden geslingerd.
o Let er alvorens een portier te openen op dat geen verkeer vanachteren komt.
o Bij een ongeval wordt het portier automatisch ontgrendeld.(Indien gemonteerd) Ontgrendelen
Vergrendelen
HFC2004
B040B01A-AXT Portieren met behulp van sleutel afsluiten en openen.
o Het portier wordt vergrendeld en
ontgrendeld met behulp van een sleutel.
o Vergrendelen geschiedt door de
sleutel naar de voorzijde van dewagen te draaien en ontgrendelen door hem naar de achterzijde van de wagen te draaien.
1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
9
B040H02L-GXT Snelheidsafhankelijke automatischeportiervergrendeling
(Indien gemonteerd)
Wanneer de snelheid gedurende 2~3 seconden boven 40 km/h is, worden voor de veiligheld van de bestuurder enpassagiers alle portieren vergrendeld. Als de contactsleutel wordt verwijderd worden alle portieren automatischontgrendeld.B040G02FC-GXT Centraal Vergrendelingss- ysteem (Indien gemonteerd)
De portieren worden centraal vergrendeld door de vergrendelingsknop van het bestuurdersportier naar voren of naar achteren te drukken. Als hetportier aan passagierszijde of de achterportieren zijn geopend terwijl de knop wordt ingedrukt, worden dezevergrendeld als ze worden gesloten. B040G01FCN.B.:
o Wanneer de schakelaar naar
achteren wordt gedrukt, worden alle portieren en de achterklepontgrendeld. Wanneer de schakelaar naar voren wordt gedrukt, worden alleportieren en de achterklep vergrendeld.
o Wanneer het portier is ontgrendeld, zijn het rodemerkteken en het woord "LOCK" op de schakelaar zichtbaar.
o De centrale portiervergrendeling wordt bediend door de sleutel naarde voor- of achterzijde van de autote draaien (met diefstalbeveiliging: bestuurders en passagiersportier, zonder diefstalbeveiliging: alleenbestuurdersportier).
o Als de portieren meerdere keren
snel achter elkaar worden ver- enontgrendeld met de sleutel of de slotschakelaar, dan is het mogelijk dat het systeem tijdelijk niet werkt.Hierdoor wordt het circuit beschermd en wordt beschadiging van componenten voorkomen.
Het portier kan van buitenaf met dehandgreep aan de buitenzijde wordengeopend.
1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
11
3A9BA21
B070D02O-AXT UITSCHAKELFASE
Het systeem wordt op de volgende wijze uitgeschakeld: Het bestuurders- of passagiersportier wordt ontgrendeld door het indrukken van de "UNLOCK" toets van deafstandsbediening. Na het uitvoeren van de bovengenoemde handelingen knipperen de richtingaanwijzers tweemaal om aan te geven dat het systeem isuitgeschakeld. LET OP:
De alarminstallatie kan alleen met de afstandsbediening worden uitgeschakeld. Kan de installatie nietmet de afstandsbediening worden uitgeschakeld, ga dan als volgt te werk:
1. Ontgrendel het portier met de sleutel; hierdoor wordt het alarm geactiveerd.
2. Steek de sleutel in het contactslot en draai de sleutel in de stand"ON".
3. Wacht 30 seconden. Nadat de bovenstaande handelingen zijn uitgevoerd, wordt dealarminstallatie uitgeschakeld.
!
N.B.: Nadat het systeem is uitgeschakeld, kan het alleen weer worden ingeschakeld door deinschakelprocedure opnieuw uit te voeren.
B070F02A-GXT Afstandsbediening (Keyless Entry System) Portieren vergrendelen
1. Sluit alle portieren.
2. Druk de toets "LOCK" op de
afstandsbediening in.
3. Nadat de portieren zijn vergrendeld, knipperen de richtingaanwijzers eenmaal, om aan te geven dat hetsysteem is ingeschakeld.
Portieren ontgrendelen
1. Druk de toets "UNLOCK" op de afstandsbediening in.
2. Nadat de portieren zijn ontgrendeld,
knipperen de richtingaanwijzers tweemaal, om aan te geven dat het systeem is uitgeschakeld.
N.B.: In de volgende omstandigheden werkt de afstandsbediening niet:
- Als het contact aan staat.
- Als de afstandsbediening buiten het bereik van de ontvanger is (10m).
1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
33
Als de auto sterk wordt afgeremd of als de inzittende zich te snel naar vorenbeweegt, blokkeert de veiligheidsgordel. Bij een voldoende zware frontale aanrijding wordt de gordelspannergeactiveerd, waardoor de veiligheidsgordel strakker tegen het lichaam van de inzittende wordtgetrokken.
HXG229
B180B01A-GXT Veiligheidsgordel met gordelspanner Uw Hyundai is voorzien van veiligheidsgordels met gordelspannersvoor de bestuurder en de voorpassagier. De gordelspanner zorgt er bij een zware frontale aanrijding voor dat deveiligheidsgordel strak tegen het lichaam van de inzittende wordt getrokken. De gordelspanners kunnen wordengeactiveerd met de airbags. De veiligheidsgordel met gordelspanner werkt op dezelfde wijze als de veiligheidsgordel met oprolautomaatELR (Emergency Locking Retractor = noodblokkeringssysteem).
B180B01O
Aribageenheid voor bestuurderszijde1
2 3Airbageenheid voor passagierszijde
Het systeem van veiligheidsgordels met gordelspanner bestaat uit de volgende belangrijke onderdelen. De montageplaatsen zijn in de afbeeldingaangegeven.
1.SRS airbag controlelamp
2.Veiligheidsgordel met gordelspanner
3.SRS regeleenheid
o Als gebruik wordt gemaakt van het “ISOFIX”-systeem om een kinderzitje op de achterbank te installeren, dan moeten de metalengespen vast in de gordelsluitingen worden geplaatst en moet de riem achter het kinderzitje wordengetrokken, zodat het kind een losse veiligheidsriem niet kan bereiken. Door losse metalen gespen kanhet kind mogelijk een niet- uitgetrokken veiligheidriem bereiken, waardoor het kind in hetzitje verwurgd zou kunnen worden met ernstige verwondingen of zelfs de dood als gevolg.
o Bevestig niet meer dan één kinderzitje met een enkelvoudigegordel of aan het onderstebevestigingspunt. Door de hogere belasting kunnen de bevestigingspunten kan de gordelbreken, met ernstig of dodelijk letsel als gevolg.
o Bevestig ISOFIX of ISOFIX-
vergelijkbare kinderzitjes alleenop de afgebeelde plaatsen.
o Volg altijd de montage- en
gebruiksvoorschriften van defabrikant van het kinderzitje op.
1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
38
o Alvorens een zekering te
vervangen of een accukable los te maken, moet de contactsleutel in de stand "LOCK" worden gedraaidof worden verwijderd. Vervang nooit zekering nummer 12 als de contactsleutel in de stand "ON''staat. Als deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, gaat de onderhoudsindicatie branden.!WAARSCHUWING:
o Het in werking treden van de airbag gaat gepaard met een luide knal, terwijl eveneens enige rookvrijkomt. Dit is normaal en is niet gevaarlijk. De rook die bij het in werking treden van de airbagvrijkomt kan echter huidirritatie veroorzaken. Na een aanrijding waarbij de airbag in werking isgetreden, moeten de handen en het gezicht grondig met lauwwarm water en een milde zeep wordengewassen.
o Het airbagsysteem werkt alleen met
het contactslot in de stand "ON".Als de onderhoudsindicatie niet gaat branden of continu brandt wanneer de motor is gestart, ofgaat branden tijdens het rijden, is er een storing in het airbagsysteem. Laat dit zo snelmoeglijk controleren door een Hyundai dealer. B990B04Y-AXT Zij-airbag (Indien gemonteerd) Deze airbag heeft tot taak om de bestuurder en/of voorpassagiers extrabescherming te geven naast de werking van alleen de veiligheidsgordel. De zij- airbags zijn ontworpen om in werking tetreden bij een aanrijding van opzij, afhankelijk van de ernst van de aanrijding, de hoek, de snelheid en hetaanrijdingspunt. De airbags zijn niet ontworpen om bij alle aanrijdingen van opzij in werking te treden.
B990B02Y HFC2092
Zij-airbag- sensor
Uw Hyundai heeft in elke voorstoel een zij-airbag.
1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
46INSTRUMENTENPANEEL EN CONTROLELAMPEN
SB210G1-FX Controlelamp Richtingaanwijzers
Als de richtingaanwijzers worden ingeschakeld gaat deze groenecontrolelamp knipperen. Als de lamp wel brandt, maar niet knippert, sneller knippert dan normaal of niet brandt,geeft dit een storing in de richtingaanwijzerinstallatie aan.
SB210C1-FX Onderhoudsindicatie (SRI) van airbagsysteem
De SRS onderhoudsindicatie (SRI) in het instrumentenpaneel knippert ca. 6 seconden nadat de contactsleutel in destand "ON" is gedraaid of nadat de motor is gestart en dooft vervolgens. Deze onderhoudsindicatie gaateveneens branden als het airbagsysteem niet correct werkt. Als bij het aanzetten van het contact of hetstarten van de motor de onderhoudsindicatie niet gaat branden of continu blijft branden nadat zegedurende 6 seconden heeft geknipperd, of wanneer ze gaat branden tijdens het rijden, moet het airbagsysteem wordengecontroleerd door een officiële Hyundai dealer. B260C02E-GXT
Traction Control Controlelampen(Indien gemonteerd)
De tractiecontrole-indicator functioneert afhankelijk van de stand van het contactslot en of het systeem isingeschakeld. Hij gaat ook branden wanneer het con- tact wordt aangezet en gaat vervolgensbinnen enkele seconden uit. Als de TCS-indicator blijft branden moet u uw Hyundai dealer het systeem latencontroleren. Zie deel 2 voor meer informatie over het TCS-systeem.
B260C01A-AXT Controlelamp Overdrive (Alleen automatische transmissie)
Als de overdriveschakelaar in de stand "ON" staat en de vierde versnelling is ingeschakeld dooft deze controlelamp. Deze controlelamp gaat branden zodrade overdriveschakelaar in de stand "OFF" staat.
B260U01TB-GXT Controlelamp Immobilizer (Diefstalbeveiliging)
Deze controlelamp gaat enkele seconden branden nadat de contactsleutel in stand "ON" is gedraaid. U kunt nu de motor starten. Decontrolelamp dooft zodra de motor loopt. Als de controlelamp dooft voordat de motor wordt gestart, moet u decontactsleutel in stand "LOCK" draaien en de motor opnieuw starten. Als de controlelamp gedurende 5 secondengaat knipperen wanneer de sleutel in stand "ON" wordt gedraaid, betekent dit dat het imobilizersysteem niet werkt. Raadpleeg de uitleg van de "Limphome"-procedure (noodloopprocedure,zie pag. 1-5) of wend u tot uw Hyundai- dealer.
2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
4
!
SLEUTELSTANDEN
N.B.: Bedien de startmotor niet langer dan 15 seconden achtereen. o "ON" In deze stand is de ontsteking ingeschakeld en kunnen alle elektrische accessoires in werking worden gesteld.Als de motor niet draait mag de contactsleutel niet in de "ON" stand blijven staan. Hierdoor wordt de accuontladen en kan schade aan het ontstekingssysteem ontstaan. N.B.: Zie voor meer informatie de rubriek "Starten van de motor". o "ACC" Met de contactsleutel in de stand "ACC" kunnen de radio en sommige andere elektrische verbruikers worden ingeschakeld.
SC050A2-FX
C040A01E
LOCK
ACC
ON
START
WAARSCHUWING:
Als de wagen rijdt mag de motor nietworden afgezet en mag de contactsleutel niet worden verwijderd, omdat het stuurslot danwordt ingeschakeld. o "START" In deze stand wordt de motor gestart. De startmotor blijft draaien totdat de sleutel wordt losgelaten. o "LOCK" In deze stand kan de contactsleutel worden verwijderd of aangebracht. Als beveiliging tegen diefstal treedt hetstuurslot in werking als de contactsleutel wordt verwijderd. N.B.:
Draai het stuurwiel naar links en
naar rechts om de contactsleutel om te kunnen draaien.