2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
20
o Laat uw voet niet op het rem-ofkoppelingpedaal rusten. Hierdoor kan het brandstofverbruik toenemen en neemt de slijtage aan deze componenten ook toe. Bovendienkan het remvoeringmateriaal te heet worden waardoor de remmen niet meer optimaal functioneren.
o Houd de bandenspanning op de voorgeschreven waarde. Een te hogeof een te lage bandenspanning heeftonnodige bandenslijtage tot gevolg. Controleer de bandenspanning tenminste éénmaal per maand.
o De wielen moeten goed zijn uitgelijnd. Het raken van stoepranden of het tesnel rijden over een ongelijkmatigwegdek kan tot gevolg hebben dat de wielen niet meer correct zijn uitgelijnd. Dit kan o.a. een snellerebandenslijtage tot gevolg hebben evenals een hoger brandstofverbruik. o Houd uw wagen in een goede conditie.
Onderhoud uw wagen voor een gunstig brandstofverbruik en lagere onderhoudskosten; zie het onderhoudsoverzicht in hoofdstuk 5.Als uw wagen in zware omstandigheden wordt gebruikt, dan is frequenter onderhoud vereist (ziehoofdstuk 5 voor bijzonderheden).
o Houd uw wagen schoon. Voor een
maximale levensduur moet uwHyundai schoon worden gehouden en vrij van corrosieve elementen. Laat geen modder, vuil, ijs etc.aankoeken op de onderzijde van de wagen. Dit extra gewicht kan een verhoogd brandstofverbruik en tevenscorrosie tot gevolg hebben.
o Vervoer geen onnodige bagage. Ex-
tra gewicht heeft een hogerbrandstofverbruik tot gevolg.
o Laat de motor niet langer stationair
draaien dan nodig is. Zet de motor bijlangere wachtperiodes af.
o Het is niet nodig de motor langdurig
warm te laten draaien. Zodra de motorgelijkmatig draait kunt u wegrijden. Bij zeer koud weer is het aan te bevelen de motor een iets langereperiode te laten warm draaien. o Rijd niet met een te laag of een te
hoog motortoerental. Rijdt u telangzaam in een hoge versnelling, dan heeft dit tot gevolg dat de motor te zwaar wordt belast. Schakel tijdigeen lagere versnelling in. Vermijd een te hoog toerental door de aanbevolen schakelsnelheden aante houden.
o Gebruik de airconditioning niet
onnodig. De airconditioning wordtbediend door de motor waardoor bij gebruik van de airconditioning het brandstofverbruik toeneemt.
2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
28
14. Schakel bij het afdalen van eenhelling naar een lagere versnelling om gebruik te maken van de remmende werking van de motor. Bij langdurig heuvelopwaarts rijdenmoet worden teruggeschakeld naar een lagere versnelling en met gematigde snelheid worden geredenom de kans op overbelasting en oververhitting van de motor te verkleinen.
15. Houd de wagen tijdens een stop bij heuvelopwaarts rijden niet op zijnplaats door gas te geven. Hierdoorkan de automatische transmissie oververhit raken. Gebruik de voetrem of de parkeerrem.
N.B.: Controleer bij het rijden met aanhanger de olie in de transmissie vaker. LET OP:
Als bij het rijden met aanhanger oververhitting plaatsvindt (tempera- tuurmeter gaat naar het rode gebied),kunnen de volgende maatregelen de oververhitting verminderen of opheffen:
1. Zet de airconditioning uit.
2. Matig de snelheid.
3. Schakel bij het heuvelopwaartsrijden een lagereversnelling in.
4. Laat de motor bij fileverkeer tijdens stilstaan versneld stationairdraaien met de transmissie inneutraal of de parkeerstand.
!
3IN GEVAL VAN PECH
4
!
ALS DE MOTOR TE HEET WORDT
4. Controleer of de V-riem van dewaterpomp ontbreekt. Is dit niet het geval controleer dan of deze strak zit. Is de V-riem in orde, controleer dan de radiateur, de slangen en onderde wagen op koelvloeistoflekkage. (Is de airconditioning ingeschakeld geweest, dan is het gebruikelijk dater koud water uitstroomt).
SD040A1-FX Staat de koelvloeistoftemperatuurmeter te hoog, levert de motor weinig vermogenof "pingelt" de motor, dan is de motor waarschijnlijk te heet. Ga dan als volgt te werk:
1. Breng de wagen zo snel mogelijk op
een veilige plaats tot stilstand.
2. Plaats bij een automatische transmissie de keuzehandel in stand "P" of bij een handgeschakeldeversnellingsbak de versnellingshandel in neutraal en trek de handrem aan. Schakel eventueelde airconditioning uit.
3. Bij koelvloeistoflekkage of
stoomvorming onder de motorkap;zet de motor dan af. Wacht met het openen van de motorkap tot geen koelvloeistof meer weglekt en ergeenstoom zichtbaar is. Is er geen merkbaar verlies van koelvloeistof en geen stoom, laat demotor dan draaien en controleer of de ventilator werkt. Is dit niet het geval zet dan de motor af.
4. Sluit de klemmen van de
hulpstartkabel aan in de volgordezoals in de afbeelding wordt weergegeven. Sluit één klem van de hulpstartkabel aan op de pluspool ofkabel van de ontladen accu. Sluit vervolgens het andere eind van dezelfde kabel aan op de pluspool ofkabel van de hulpaccu. Sluit vervolgens één klem van de andere kabel aan op de negatieve (min) poolof-kabel van de hulpaccu. Sluit vervolgens het andere eind van de kabel aan op een massief metalengedeelte van de motor. Sluit de kabel niet aan op een bewegend gedeelte.
5. Start de motor. Laat nadat de motor is aangeslagen de hulpstartkabelsaangesloten en laat de motor enkele minuten draaien met 2000 t/min.
6. Verwijder voorzichtig de hulpstartkabels in omgekeerdevolgorde van aansluiten.
Bij onzekerheid omtrent de reden vande ontladen accu, moet u hetlaadsysteem laten controleren door uw Hyundai dealer. WAARSCHUWING:
Houd uw handen uit de buurt van bewegende delen zoals de ventilatoren V-riemen terwijl de motor draait.
5ONDERHOUDSVOORSCHRIFTEN
6
F030C02FC-GXT V : Vervangen C : Controleren en reinigen, afstellen, repareren of zonodig vervangen
NR
1 2 3 4 5 6 7 8 9
1011 12 13 14 15 *1
45 36
C C C C C C C C C CV 60 48
C C C C C C C C C C C C CV
ALGEMEEN ONDERHOUDKOELSYSTEEM KOELVLOEISTOF OLIE VERSNELLINGSBAK VLOEISTOF AUTOMATISCHE TRANSMISSIE REMSLANGEN EN REMLEIDINGEN REMVLOEISTOF REMTROMMELS, ACHTER/REMVOERINGEN/HANDREM REMBLOKKEN, REMKLAUWEN EN REMSCHIJVEN UITLAATPIJP EN UITLAATDEMPER BEVESTIGINGSBOUTEN WIELOPHANGING STUURHUIS, VERBINDINGEN EN MANCHETTEN/ONDERSTE FUSEEKOGELS STUURBEKRACHTIGINGSPOMP, AANDRIJFRIEM EN SLANGEN AANDRIJFASSEN EN HOEZEN KOELMIDDEL AIRCONDITIONING LUCHTFILTER (VOOR DE AANJAGER)
75 60
C C C C C C C C C CV 105
84
CC C C C C C C C CV
90 72
C CV
C C C C C C C C C C V 120
96
C C C C C C C C C C C C CV
15 12
C C C C C C C C C CV 30 24
C C C C C C C C C C C C CV
Kilometers x 1000MaandenBESCHRIJVING
*1. De koelvloeistof moet voor de eerste keer na 90.000 km of 60 maanden worden ververst. Hierna na elke 45.000 km of 24 maanden.
Motorruimte................................................................... 6-2
Algemene Controles ..................................................... 6-5
Oliepeil Controleren ...................................................... 6-6
Motorolie Verversen En Oliefilter Vervangen ............... 6-9 Koelvloeistof Controleren En Verversen .....................6-13
Luchtfilter Vervangen .................................................. 6-16
Oliepeil In Versnellingsbak Controleren ......................6-19
Vloeistofpeil Automatische Transmissie Controleren ..6-20
Het Remsysteem Controleren ....................................6-22
Vloeistof Voor De Doppelingbediening Controleren .... 6-24
Onderhoud Airconditioning ..........................................6-25
Speling van het stuurwiel controleren ......................... 6-26
V-riemen Controleren .................................................. 6-27
Zekeringen Controleren En Vervangen ......................6-28
Vloeistofpeil Stuurbekrachtiging ..................................6-31
Aftappen Van Water In Het Brandstoffilter ................. 6-33
Gloeilamp Vervangen .................................................. 6-35
Beschrijving Zekeringhouder .......................................6-38
EENVOUDIG ONDERHOUD
6
6
6
EENVOUDIG ONDERHOUD
5ALGEMENE CONTROLES
SG020A1-FX
Motorruimte
onderstaande punten moeten regelmatig worden gecontroleerd:
o Motoroliepeil en -conditie
o Transmissie-oliepeil en -conditie
o Remvloeistofpeil
o Koelvloeistofpeil
o Peil in sproeierreservoir
o Toestand van V-riem
o Toestand van koelvloeistofslangen
o Toestand van luchtfilterelement
o Toestand van uitlaatsysteem
o Vloeistoflekkage (op of onder componenten)
o Peil en conditie van
stuurbekrachtiging-svloeistof o Werking van de claxon
o Werking van de aanjager (en
airconditioning, indien gemonteerd)
o Werking en toestand van de stuurinrichting
o Werking en toestand van de spiegels
o Werking van de richtingaanwijzers
o Werking van het gaspedaal
o Werking van de remmen, incl. de handrem
o Werking van de handgeschakelde versnellingsbak, incl. de koppeling
o Werking van de automatische transmissie, incl. het parkeermechanisme
o Toestand en werking van de stoelverstelling
o Toestand en werking van de veiligheidsgordels
o Bediening van de zonnekleppen Als bij deze controles onregelmatigheden of onjuisthedenworden aangetroffen, moet zonodig de hulp van een Hyundai dealer worden ingeroepen.
SG020B1-FX
Buitenzijde
onderstaande punten moeten
maandelijks worden gecontroleerd:
o Uiterlijk van de wagen
o Toestand van de velgen en
bevestiging van de wielmoeren
o Toestand van het uitlaatsysteem
o Toestand en werking van de verlichting
o Toestand van de voorruit
o Conditie van de ruitewissers
o Conditie van de lak en eventuele corrosie
o Vloeistoflekkage
o Toestand van portier en motorkapscharnieren
o Bandenspanning en conditie van de banden (incl. reservewiel)
SG020C1-FX
Interieur
De volgende punten moeten worden
gecontroleerd voordat met de wagen wordt gereden:
o Werking van de verlichting
o Werking van de ruitewissers
6
EENVOUDIG ONDERHOUD
25ONDERHOUD AIRCONDITIONING
SG140A1-FX
Condensor schoonhouden
De condensor van de airconditioning en de radiateur moeten regelmatig worden gecontroleerd op vuil, dode insekten, bladeren enz. Dit kan dekoelcapaciteit nadelig beinvloeden. Verwijder aangekoekt vuil enz. Ga bij het verwijderen van vuil voorzichtig tewerk om schade aan de ventilator te voorkomen.
SG140C1-FX
Controle van de werking van de Airconditioning
1. Start de motor en laat deze enkele
minuten versneld stationair draaien met de airconditioning ingesteld opmax. koude situatie.
2. Als de uit de dashboardopeningen
stromende lucht niet koud is, moetde installatie door de HYUNDAI dealer gecontroleerd worden. SG140D1-FX
Smering
Voor de smering van de compressor en de afdichtingen in het systeem moet de airconditioning elke week tenminste 10 minuten draaien. Dit isvooral van belang bij koude weersomstandigheden als het airconditioningsysteem niet wordtgebruikt. LET OP:
Als het airconditioning systeemgedurende langere tijd werkt meteen te laag koelmiddelniveau, zal beschadiging van de compressor plaatsvinden.
!
SG140B1-FX
Aandrijfriem van compressor controleren (Benzinemotor) Bij regelmatig gebruik van de airconditioning moet de spanning van de aandrijfriem van de compressor tenminste één maal per maand wordengecontroleerd. Krukaspoelie
G140D01A
A/C
Spanpoelie 8mm (0.315 in.)
6
EENVOUDIG ONDERHOUD
31
Controleer of het vloeistofpeil tussen de merktekens "MAX" en "MIN" op hetvloeistofreservoir ligt.
N.B.: Als een koude motor (beneden -20°C) wordt gestart kan de stuurbekrachtigingspomp een schurend geluid veroorzaken. Alsdit geluid verdwijnt naarmate de motor warmer wordt is dat een normaal verschijnsel. Dit komt doorde eigenschappen van de stuurbekrachtigingsvloeistof onder extreem koude omstandigheden.
!
WERKING VAN ELEKTRISCHE KOELVEN- TILATOR CONTROLEREN
SG220A1-FX
WAARSCHUWING:
Het in werking treden van de
koelventilator is afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur, waardoor de ventilator ook bij uitgeschakelde ontsteking soms kan blijven draaien.Raak de ventilator niet aan tot hij volledig tot stilstand is gekomen.VLOEISTOFPEIL STUURBEKRACHTIGING
SG230A1-FX
HFC5004
G230A02FC
Benzinemotor
Dieselmotor
Het vloeistofpeil van de stuurbekrachtiging moet regelmatig worden gecontroleerd. Hierbij moet het contact zijn afgezet.
Zodra de koelvloeistoftemperatuur daaltwordt de ventilator automatischuitgeschakeld.
Koelventilator controleren De koelventilator moet automatisch inwerking treden zodra een bepaalde koelvloeistoftemperatuur wordt bereikt.
Koelventilator van condensor (airconditioning) controleren Deze ventilator moet in werking treden zodra de airconditioning wordt ingeschakeld. SG230D1-FX Aanbevolen vloeistof Gebruik PSF-3 automatische transmissie vloeistof. N.B.: Start de motor niet als het vloeistofreservoir droog staat.