60
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Drukknoppen
regeling
aanjagersnelheid (H)
Als u op de uiteinden
van knop H drukt, wordt
de aanjagersnelheid verhoogd of verlaagd
en daarmee de hoeveelheid lucht die in
het interieur wordt gevoerd om de
gewenste temperatuur te handhaven.
De aanjagersnelheid wordt weergegeven
door verlichte staafjes op het display:
❒Maximum aanjagersnelheid = alle
staafjes verlicht
❒Minimum aanjagersnelheid = één staaf-
je verlicht.De aanjager kan worden uitgeschakeld,
maar alleen als u de aircocompressor hebt
uitgeschakeld met de knop F-fig. 51.
BELANGRIJK Voor het hervatten van de
automatische werking van de aanjager na
een handmatige instelling, moet de knop
AUTO worden ingedrukt.
BELANGRIJK Als de auto met hoge snel-
heid rijdt, wordt door de rijwind de lucht-
opbrengst in het interieur verhoogd; dit
wordt niet door de streepjes van de aan-
jagersnelheid weergegeven.Knop AUTO
(A) (automatische
werking)
Als u de knop AUTO
indrukt, regelt het
systeem automatisch de hoeveelheid en
de verdeling van de naar het interieur
toegevoerde lucht en worden alle
voorafgaande handmatige instellingen
opgeheven.
Dit wordt aangeven door het verschijnen
van het opschrift FULL AUTO op het dis-
play voor.
Als er een of meerdere handmatige in-
stellingen zijn uitgevoerd (luchtrecircula-
tie, luchtverdeling, aanjagersnelheid of uit-
schakeling aircocompressor), dooft het
opschrift FULL op het display om aan te
geven dat het systeem niet langer alle func-
ties automatisch regelt (behalve de tem-
peratuur die altijd automatisch wordt ge-
regeld).
61
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BELANGRIJK Als het systeem vanwege
handmatige instellingen de gewenste tem-
peratuur niet meer kan garanderen en
handhaven, knippert de ingestelde tem-
peratuur om aan te geven dat het systeem
een probleem heeft gesignaleerd; daarna
dooft het opschrift AUTO.
Voor het hervatten van de automatische
werking van het systeem na een handma-
tige instelling (een of meerdere), moet de
knop AUTO worden ingedrukt.Drukknop in-/
uitschakelen
luchtrecirculatie (G)
De luchtrecirculatie
werkt als volgt:
❒handmatig ingeschakeld (recirculatie
altijd ingeschakeld); het lampje op de
knop Gen het symbool íop het
display branden;
❒geforceerde uitschakeling (recirculatie
altijd uitgeschakeld met luchttoevoer
van buiten); lampje op de knop en het
symbool êop het display gedoofd.Deze mogelijkheden kunnen worden in-
geschakeld door meerdere keren op de
recirculatieknop Gte drukken.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie
kunnen de gewenste omstandigheden
(verwarming of koeling van het interieur)
sneller worden bereikt.
62
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Het is echter niet raadzaam deze functie
handmatig in te schakelen op regenachti-
ge of koude dagen, omdat dan de ruiten
aan de binnenzijde aanzienlijk sneller kun-
nen beslaan, vooral als de airconditioning
niet is ingeschakeld.
Bij lage buitentemperaturen wordt de re-
circulatie uitgeschakeld (met luchttoevoer
van buiten) om het beslaan van de ruiten
te voorkomen.
Bij lage buitentemperaturen raden wij u
aan om de recirculatiefunctie niet te ge-
bruiken, omdat hierdoor de ruiten sneller
kunnen beslaan.Drukknop in-/
uitschakelen
aircocompressor
(F)
Als u op de knop √
drukt, wordt de
aircocompressor, indien ingeschakeld,
uitgeschakeld en dooft het symbool op
het display.
Als u op de knop drukt als het lampje
gedoofd is, wordt de inschakeling van de
compressor weer automatisch door het
systeem geregeld; dit wordt aangegeven
door een brandend symbool op het
display.
Als u de aircocompressor uitschakelt,
wordt de recirculatie uitgeschakeld om het
eventuele beslaan van de ruiten te voorko-
men. Ook als het systeem de ingestelde
temperatuur kan handhaven, verdwijnt het
opschrift FULL van het display. Als het sys-
teem de ingestelde temperatuur echter niet
meer kan handhaven, gaat de temperatuur
knipperen en dooft het opschrift AUTO.BELANGRIJK Met uitgeschakelde airco-
compressor is het niet mogelijk lucht in
het interieur in te voeren met een tem-
peratuur die lager is dan de buitentempe-
ratuur; bovendien kunnen (in bijzondere
omstandigheden) de ruiten zeer snel be-
slaan omdat de lucht niet gedroogd kan
worden.
De uitschakeling van de aircocompressor
blijft in het geheugen opgeslagen, ook na
het afzetten van de motor.
U kunt de automatische regeling van de
aircocompressor weer inschakelen door
nogmaals de knop √in te drukken (in dat
geval werkt het systeem alleen als ver-
warming) of de knop AUTO.
63
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Als bij uitgeschakelde compressor de bui-
tentemperatuur hoger is dan de ingestel-
de temperatuur, kan het systeem niet aan
de wens voldoen. Dit wordt als volgt aan-
gegeven: de ingestelde temperatuur knip-
pert enkele seconden op het display en
vervolgens dooft het opschrift AUTO.
Als de compressor is uitgeschakeld, kan
de aanjagersnelheid handmatig op nul wor-
den gezet (geen enkel staafje verlicht).
Als de compressor bij draaiende motor
wordt ingeschakeld, kan de aanjagersnel-
heid niet onder de minimale waarde (één
staafje verlicht) zakken.Drukknop voor
snelle ontwaseming/
ontdooiing van de
voorruit en de
zijruiten voor (D)
Als u deze knop indrukt,
schakelt de klimaatregeling automatisch
alle functies in die noodzakelijk zijn voor
het snel ontdooien/ontwasemen van de
voorruit en de zijruiten voor. D.w.z. dat
het systeem:
❒de aircocompressor inschakelt wan-
neer de klimatologische omstandighe-
den dit toestaan;
❒de luchtrecirculatie uitschakelt;
❒de maximale luchttemperatuur HI in
beide zones instelt;
❒een aanjagersnelheid inschakelt op ba-
sis van de koelvloeistoftemperatuur,
om toevoer van nog te koude lucht
voor de ontwaseming van de ruiten, te
beperken;
❒de luchtstroom naar de luchtroosters
voor de voorruit en de zijruiten voor
leidt;
❒de achterruitverwarming inschakeltBELANGRIJK De functie voor snelle ont-
waseming/ontdooiing van de ruiten blijft
ongeveer 3 minuten ingeschakeld nadat de
motorkoelvloeistof een geschikte tempe-
ratuur heeft bereikt om de ruiten snel te
ontwasemen.
Als de functie is ingeschakeld, gaan het
lampje op de betreffende knop en het
lampje op de knop van de achterruitver-
warming branden; op het display dooft het
opschrift FULL AUTO.
64
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BELANGRIJK Voor een snelle ontwase-
ming/ontdooiing moet, als er een extra
verwarming/airconditioning aanwezig is
(onder de zitplaats voor of achter bij Pano-
rama- en Combi-uitvoeringen), deze ver-
warming, indien ingeschakeld, worden uit-
geschakeld door op de knop F(lampje ge-
doofd) op het schakelaarpaneel te druk-
ken fig. 52.Systeem
uitschakelen
OFF (E)
Het systeem schakelt uit
en het display dooft als u op de knop E
drukt.
Als het systeem is uitgeschakeld:
❒is het display gedoofd;
❒wordt de ingestelde temperatuur niet
weergegeven;
❒is de recirculatie ingeschakeld, waarbij
geen lucht van buiten binnenkomt (re-
circulatielampje brandt);
❒is de compressor uitgeschakeld;
❒is de aanjager uitgeschakeld.
fig. 52F0N0185m
Als de functie is ingeschakeld, kunnen al-
leen de aanjagersnelheid en de uitschake-
ling van de achterruitverwarming hand-
matig worden geregeld.
Als u op de knop Bdrukt of op de recir-
culatieknop Gof op de knop van de com-
pressor Fof op de knop AUTO A, wor-
den de functies die hiervoor waren inge-
steld, weer geactiveerd.
65
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
EXTRA VERWARMING
(indien aanwezig)
Enkele uitvoeringen beschikken bovendien
over extra verwarming onder de be-
stuurdersstoel. Deze kan worden inge-
schakeld met de knop Fop het schake-
laarpaneel fig. 53.
fig. 53F0N0185m
Als u de volledig automatische werking van
het systeem weer wilt inschakelen, druk
dan op de knop AUTO.
66
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
AUTONOME EXTRA
VERWARMING
(indien aanwezig)
De auto kan als optional worden uitgerust
met twee verschillende typen autonome
verwarming: één die volledig automatisch
werkt en één die geprogrammeerd kan
worden.
AUTOMATISCHE UITVOERING
De extra verwarming wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart
en afhankelijk van de buitentemperatuur
en de koelvloeistoftemperatuur. Uitscha-
keling vindt altijd automatisch plaats.
BELANGRIJK Als in periodes met lage bui-
tentemperaturen het systeem inschakelt,
controleer dan of het brandstofniveau bo-
ven het reserveniveau staat. Als dit niet
het geval is, kan het systeem blokkeren en
moet u zich tot de Fiat-dealer wenden.PROGRAMMEERBARE
UITVOERING
De extra verwarming werkt volledig on-
afhankelijk van de werking van de motor
en zorgt ervoor dat:
❒het interieur van de auto wordt op-
gewarmd bij uitgezette motor;
❒de ruiten worden ontdooid;
❒de koelvloeistof van de motor en ver-
volgens de motor zelf voor het star-
ten wordt opgewarmd.Het systeem bestaat uit:
❒een dieselbrander voor het verwar-
men van de koelvloeistof, met een ge-
luidgedempte uitlaat;
❒een doseerpomp verbonden met de
brandstofleidingen van de auto voor
brandstoftoevoer naar de brander;
❒een warmtewisselaar verbonden met
de slangen van het koelsysteem van de
motor;
De extra verwarming ver-
bruikt, hoewel in geringe ma-
te, evenals de motor brandstof. Om
mogelijke vergiftiging en verstikking
te voorkomen, mag de extra verwar-
ming nooit, ook niet voor een korte
periode, worden ingeschakeld in een
afgesloten ruimte zoals een garage of
werkplaats die niet is uitgerust met
een afzuigsysteem voor uitlaatgassen.
ATTENTIE
67
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
De extra verwarming verwarmt (in de
winter) het interieur, houdt het op tem-
peratuur en laat gedurende een vastge-
stelde tijd de koelvloeistof van de motor
circuleren. Bij het starten van de motor
bent u zo verzekerd van een optimale
temperatuur van de motor en van het in-
terieur.
De extra verwarming kan automatisch
worden ingeschakeld als het systeem ge-
programmeerd is met de digitale timer, of
handmatig door op de toets “directe ver-
warming” van de timer te drukken.
Nadat de verwarming hetzij handmatig
hetzij automatisch is geactiveerd, schakelt
de elektronische regeleenheid de circula-
tiepomp in en wordt de brander ontsto-
ken op een vastgestelde en gecontroleer-
de manier.
❒een regeleenheid verbonden met het
verwarmings-/ventilatiesysteem van
het interieur, die de automatische
werking ervan mogelijk maakt;
❒een elektronische regeleenheid voor
controle en regeling van de in de ver-
warming geïntegreerde brander;
❒een digitale timer A-fig. 54voor het
handmatig inschakelen van de verwar-
ming of om het inschakeltijdstip te
programmeren.De opbrengst van de circulatiepomp
wordt ook gecontroleerd door de elek-
tronische regeleenheid, zodat de op-
warmperiode tot een minimum beperkt
blijft. Als het systeem in werking is, scha-
kelt de regeleenheid de aanjager van het
verwarmingssysteem in het interieur in op
de tweede snelheid.
Het vermogen van de brander wordt au-
tomatisch door de elektronische regel-
eenheid geregeld op basis van de koel-
vloeistoftemperatuur.
fig. 54F0N0150m