52
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Draairing C voor de luchtverdeling
¶voor lucht uit de uitstroomopeningen
in het midden en aan de zijkanten;
ßvoor luchttoevoer naar de beenruim-
ten en voor een iets lagere tempera-
tuur uit de uitstroomopeningen op het
dashboard (“bilevel”-stand);
©voor verwarming bij lage buitentem-
peraturen: voor maximale luchttoe-
voer naar de beenruimten;Draaiknop D voor het in-/
uitschakelen van de
luchtrecirculatie
Als u op de knop drukt (lampje op de
knop brandt), schakelt de luchtrecircula-
tie in.
Als u nogmaals op de knop drukt (lampje
op de knop gedoofd), schakelt de lucht-
recirculatie uit.
Knop E voor het in-/uitschakelen
van de airconditioning
Als u op de knop drukt (lampje op de knop
brandt), schakelt de airconditioning in.
Als u nogmaals op de knop drukt (lampje
op de knop gedoofd), schakelt de aircon-
ditioning uit.
VENTILATIE VAN HET
INTERIEUR
Ga voor een goede ventilatie van het
interieur als volgt te werk:
❒draai de ring Ain het blauwe vlak;
❒schakel de luchtrecirculatie uit door
de knop Din stand
Úte zetten;
❒draai de ring Cin stand
❒draai de knopBop de gewenste
snelheid.
fig. 48F0N0029m
®voor verwarming van de beenruimten
en ontwaseming van de voorruit;
-voor een snelle ontwaseming van de
voorruit.
53
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
AIRCONDITIONING (koeling)
Ga voor een snelle koeling als volgt te
werk:
❒draai de ring Ain het blauwe vlak;
❒schakel de luchtrecirculatie in door de
knop Din stand
Òte zetten;
❒draai de ringCin stand¶;
❒schakel de airconditioning in door
de knopEin te drukken; het
lampje op de knopEgaat branden;
❒draai de knopBin stand4-(maximale aanjagersnelheid).
Regeling van de koeling
❒draai de ring Anaar rechts voor ver-
hoging van de temperatuur;
❒schakel de luchtrecirculatie uit door
de knop Din stand
Úte zetten;
❒draai de knopBvoor verlaging
van de aanjagersnelheid.
BELANGRIJK Als u op de knopEvan
de aircocompressor drukt, wordt de
functie alleen ingeschakeld als de aan-
jager ten minste op de eerste snelheid
is ingeschakeld (draaiknopB).VERWARMING VAN HET
INTERIEUR
Ga als volgt te werk:
❒draai de ring Ain het rode vlak;
❒draai de ring Cop het gewenste sym-
bool;
❒draai de knop Bop de gewenste snel-
heid.
SNELLE VERWARMING VAN
INTERIEUR
Ga voor een snelle verwarming als volgt
te werk:
❒draai de ring Ain het rode vlak;
❒schakel de luchtrecirculatie in door de
knop Din stand
Òte zetten;
❒draai de ring Cin stand ©;
❒draai de knop Bin stand 4-(maxi-
male aanjagersnelheid).
Vervolgens kan een stand gekozen wor-
den waarbij het comfort optimaal blijft.
Draai de knop Din stand
Úom de
luchtrecirculatie uit te schakelen (lampje
op de knop gedoofd).
BELANGRIJK Bij een koude motor moet
enige minuten worden gewacht totdat de
vloeistof van het systeem de optimale be-
drijfstemperatuur heeft bereikt.SNELLE ONTWASEMING/
ONTDOOIING VAN DE RUITEN
VOOR (VOORRUIT EN
ZIJRUITEN)
Ga als volgt te werk:
❒draai de ring Ain het rode vlak;
❒draai de knop Bin stand 4-(maxi-
male aanjagersnelheid);
❒draai de ring Cin stand -;
❒schakel de luchtrecirculatie uit door
de knop Din stand
Úte zetten.
BELANGRIJK Voor een snelle ontwase-
ming/ontdooiing moet als er een extra
verwarming/airconditioning aanwezig is
(onder de zitplaats voor of achter bij Pano-
rama- en Combi-uitvoeringen), deze ver-
warming, indien ingeschakeld, worden uit-
geschakeld door op de knop F(lampje ge-
doofd) op het schakelaarpaneel te druk-
ken fig. 49.
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een
stand gekozen worden waarbij het com-
fort optimaal blijft.
BELANGRIJK De airconditioning kan goed
gebruikt worden om de ruiten sneller te
ontwasemen, omdat de lucht wordt ont-
vochtigd. Stel de bedieningsorganen in zo-
als hiervoor beschreven en schakel de air-
conditioning in door de knop Ein te druk-
ken; het lampje op de knop gaat branden.
54
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Beslaan van de ruiten voorkomen
Als het buiten extreem vochtig is en/of bij
regen en/of bij grote verschillen in interi-
eur- en buitentemperatuur, raden wij u de
volgende procedure aan om het beslaan van
de ruiten te voorkomen:
❒draai de ring Ain het rode vlak;
❒schakel de luchtrecirculatie uit door
de knop Din stand
Úte zetten;
❒draai de ringCin stand-met de
mogelijkheid stand
®in te schake-
len als de ruiten niet beslaan;
❒draai de knopBop de 2esnel-
heid.
BELANGRIJK De airconditioning is
zeer bruikbaar om het beslaan van de
ruiten te voorkomen bij een hoge
luchtvochtigheid, omdat de in het
interieur gevoerde lucht wordt ont-
vochtigd.
fig. 49F0N0185m
RECIRCULATIE INSCHAKELEN
Draai de knop D in stand
Ò;
Het verdient aanbeveling om de luchtre-
circulatie in te schakelen in de file of in tun-
nels. Hiermee wordt voorkomen dat ver-
vuilde lucht het interieur bereikt. Het is
niet raadzaam dit systeem langdurig te
laten werken, omdat anders, vooral als u
met meerdere personen in de auto zit, de
kans aanzienlijk toeneemt dat de ruiten
beslaan.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie
kunnen, afhankelijk van de werking van het
systeem (“verwarming” of “koeling”), de
gewenste omstandigheden sneller bereikt
worden.
Het is echter niet raadzaam deze functie
in te schakelen op regenachtige of koude
dagen, omdat dan de ruiten aan de bin-
nenzijde aanzienlijk sneller kunnen beslaan. ONTWASEMING/
ONTDOOIING ACHTERRUIT EN
BUITENSPIEGELS
(indien aanwezig) fig. 50
Druk op de knop Avoor het inschake-
len van deze functie: als deze functie wordt
ingeschakeld, gaat het lampje op de knop
branden.
De functie is voorzien van een tijdscha-
keling, waardoor de functie na 20 minuten
automatisch wordt uitgeschakeld. U kunt
de functie eerder uitschakelen door nog-
maals de knop Ain te drukken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-
re plaatjes op de elektrische weerstands-
draden aan de binnenzijde van de achter-
ruit, om beschadiging van de achterruit-
verwarming te voorkomen.
fig. 50F0N0043m
55
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD VAN HET
SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditioning 1
keer per maand gedurende 10 minuten in.
Laat voor het zomerseizoen de werking
van de airconditioning door de Fiat-dealer
controleren.
De airconditioning maakt ge-
bruik van het koelmiddel
R134a. Bij lekkage is dit mid-
del niet schadelijk voor het
milieu. Gebruik in geen geval andere
middelen, zoals R12, omdat anders de
componenten van het systeem be-
schadigd kunnen worden.AIRCONDITIONING,
AUTOMATISCH
(indien aanwezig)
ALGEMENE INFORMATIE
De automatische airconditioning regelt de
temperatuur, de luchtopbrengst en de
luchtverdeling in het interieur. De tem-
peratuurregeling is gebaseerd op “tempe-
ratuurgelijkheid”: d.w.z. dat het systeem
continu werkt om het comfort in het in-
terieur constant te houden en eventuele
verschillen in de weersomstandigheden
buiten te compenseren, ook zonnestraling
(gesignaleerd door een zonnestralings-
sensor).
De automatisch gecontroleerde parame-
ters en functies zijn:
❒luchttemperatuur uit de uitstroom-
openingen;
❒luchtverdeling uit de uitstroom-
openingen;
❒aanjagersnelheid (traploze regeling van
de luchtstroom);
❒inschakeling van de compressor (voor
koelen en drogen van de lucht);
❒luchtrecirculatie.Deze functies kunnen handmatig worden
gewijzigd, d.w.z. dat u het systeem kunt
regelen door naar wens een of meer func-
ties te selecteren en te wijzigen. Op deze
manier worden de functies die handma-
tig zijn gewijzigd niet langer automatisch
door het systeem geregeld. Het systeem
grijpt alleen in om veiligheidsredenen (bijv.
kans op beslaan).
De handmatige instellingen hebben voor-
rang boven de automatische instellingen
en blijven in het geheugen opgeslagen tot-
dat de gebruiker de regeling weer over-
laat aan de automatische werking door op-
nieuw op de knop AUTO te drukken, be-
halve in de gevallen dat het systeem om
veiligheidsredenen ingrijpt.
Als handmatig een functie wordt ingesteld,
blijven de andere functies echter automa-
tisch geregeld.
De luchttemperatuur in het interieur
wordt altijd automatisch geregeld op ba-
sis van de ingestelde temperatuur op het
display (behalve als het systeem is uitge-
schakeld of in enkele omstandigheden als
de compressor is uitgeschakeld).
56
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
De volgende parameters en functies kun-
nen handmatig worden ingesteld en ge-
wijzigd:
❒luchttemperatuur;
❒aanjagersnelheid (traploze regeling);
❒luchtverdeling in zeven standen;
❒inschakelen van de compressor;
❒snelle ontwaseming/ontdooiing;
❒luchtrecirculatie;
❒uitschakelen van het systeem.
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 51
AKnop AUTO voor automatische re-
geling van alle functies.
BKeuzeknop voor luchtverdeling.
CDisplay.
DDrukknop functie MAX DEF.
EDrukknop voor uitschakelen systeem.FDrukknop voor in-/uitschakelen com-
pressor.
GDrukknop voor luchtrecirculatie.
HDrukknoppen voor verlagen/verhogen
aanjagersnelheid.
IDraaiknop voor verlagen/verhogen
temperatuur.
fig. 51F0N0200m
57
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
GEBRUIK VAN
AIRCONDITIONING
Het systeem kan op verschillende manie-
ren worden ingeschakeld, maar wij raden
u aan te beginnen met het indrukken van
de knop AUTO en vervolgens de draai-
knop te draaien om op het display de ge-
wenste temperatuur in te stellen.
Op deze wijze begint het systeem geheel
automatisch te werken, zodat zo snel mo-
gelijk de ingestelde temperatuur wordt be-
reikt. Het systeem regelt de temperatuur,
de luchthoeveelheid en de luchtverdeling
in het interieur, de recirculatiefunctie en
het inschakelen van de aircocompressor.Tijdens de volledig automatische werking
van het systeem, moeten alleen de vol-
gende functies eventueel handmatig wor-
den ingeschakeld:
❒Òluchtrecirculatie, om de recircu-
latie altijd in- of uitgeschakeld te hou-
den;
❒Zvoor een snelle ontwaseming/ont-
dooiing van de ruiten voor, de ach-
terruit en de buitenspiegels.
Tijdens de volledig automatische werking
van het systeem kunt u op ieder moment
de ingestelde temperatuur, de luchtver-
deling en de aanjagersnelheid wijzigen
m.b.v. de desbetreffende knoppen: het sys-
teem zal automatisch de eigen instellingen
wijzigen en aanpassen aan de nieuwe in-
stellingen. Als tijdens de volledige automatische wer-
king (FULL AUTO) de luchtverdeling en/of
de luchtopbrengst gewijzigd worden en/of
de inschakeling van de compressor en/of
de recirculatie, dan verdwijnt het opschrift
FULL. Op deze manier worden de func-
ties niet langer automatisch geregeld maar
moeten met de hand worden bediend,
totdat u opnieuw de knop AUTO indrukt.
Als een of meer functies handmatig zijn in-
geschakeld, dan blijft de regeling van de
luchttemperatuur automatisch plaatsvin-
den, behalve als de compressor is uitge-
schakeld: in dat geval kan er geen lucht in
het interieur worden gevoerd waarvan de
temperatuur lager is dan de buitentempe-
ratuur.
58
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BEDIENINGSKNOPPEN
Draaiknop
regeling
luchttemperatuur
(I)
Als u de draaiknop rechts- of linksom
draait, wordt de gewenste interieur-
temperatuur verhoogd of verlaagd.
De ingestelde temperatuur wordt op het
display weergegeven.
Als u de knop helemaal naar rechts of he-
lemaal naar links draait, tot aan de uiter-
ste waarden HI of LO, wordt respectie-
velijk de functie van de maximale verwar-
ming of de maximale koeling ingeschakeld:
❒Functie HI (maximale verwarming):
wordt ingeschakeld als de draaiknop van
de temperatuur naar rechts wordt ge-
draaid, voorbij de maximale waarde (32
°C). Deze functie kan worden ingeschakeld als
u het interieur wilt verwarmen, waarbij
maximaal van het vermogen van het sys-
teem gebruik wordt gemaakt. Als deze
functie wordt ingeschakeld, wordt de tem-
peratuur niet meer automatisch geregeld;
de lucht wordt maximaal verwarmd en de
aanjagersnelheid en de luchtverdeling wor-
den door het systeem bepaald.
Als de motorkoelvloeistof niet warm ge-
noeg is, schakelt het systeem niet onmid-
dellijk de maximale aanjagersnelheid in, om
de toevoer van te koude lucht in het in-
terieur te beperken.
Als deze functie is ingeschakeld, zijn alle
handmatige instellingen toegestaan.Voor het uitschakelen van de functie is het
voldoende om de draaiknop voor de tem-
peratuur naar links te draaien en de ge-
wenste temperatuur in te stellen.
❒Functie LO (maximale koeling):
wordt ingeschakeld als de draaiknop van
de temperatuur naar links wordt gedraaid,
voorbij de minimale waarde (16 °C).
Deze functie kan worden ingeschakeld als
u het interieur wilt koelen, waarbij maxi-
maal van het vermogen van het systeem
gebruik wordt gemaakt. Als deze functie
wordt ingeschakeld, wordt de tempera-
tuur niet meer automatisch geregeld; de
lucht wordt maximaal gekoeld en de aan-
jagersnelheid en de luchtverdeling worden
door het systeem bepaald. Als deze func-
tie is ingeschakeld, zijn alle handmatige in-
stellingen toegestaan.
Voor het uitschakelen van de functie is het
voldoende om de draaiknop voor de tem-
peratuur naar rechts te draaien en de ge-
wenste temperatuur in te stellen.
59
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Drukknoppen
luchtverdeling
(B)
Als u op een van deze
knoppendrukt, kunt u
handmatig een van de zeven instellingen
voor de luchtverdeling kiezen:
▲Lucht uit de luchtroosters voor ont-
dooiing/ontwaseming van de voorruit
en de zijruiten voor.
˙Lucht uit de luchtroosters in het mid-
den en aan de zijkant van het dash-
board voor een koele luchtstroom op
het lichaam en het gezicht bij warm
weer.
▼Lucht uit de luchtroosters in de been-
ruimte voor en achter. Met deze lucht-
verdeling kan in een zo kort mogelij-
ke tijd de lucht in het interieur wor-
den verwarmd, omdat warme lucht
opstijgt. Dit geeft snel een behaaglijk
gevoel.
˙Lucht uit deluchtroosters in de been-▼ruimte (warmere lucht) en de uit-
stroomopeningen in het midden en aan de
zijkant van het dashboard (koelere lucht).
Deze luchtverdeling is bijzonder nuttig in
de gematigde seizoenen (voor- en najaar)
als de zon schijnt.
▲Lucht uit de luchtroosters in de been- ▼ruimte en de luchtroosters voor ont-
waseming/ontdooiing van de voorruit en
zijruiten voor. Deze luchtverdeling zorgt
voor een goede verwarming van het in-
terieur en voorkomt het eventuele be-
slaan van de ruiten.
▲Lucht uit de luchtroosters voor ont-˙waseming/ontdooiing van de voorruit
en de zijruiten voor en de uitstroomope-
ningen in het midden en aan de zijkant van
het dashboard. Met deze luchtverdeling
wordt het interieur voldoende gekoeld (in
de zomer) en blijft het comfort behouden.
▲Lucht uit de luchtroosters voor ont-˙waseming/ontdooiing van de voorruit▼en de zijruiten voor, uit de uit-
stroomopeningen in het midden en aan de
zijkant van het dashboard en uit de luch-
troosters in de beenruimte. Deze lucht-
verdeling zorgt voor een goede luchtver-
spreiding waarbij het comfort zowel in de
zomer als in de winter behouden blijft.
De ingestelde luchtverdeling wordt aan-
gegeven door een brandend lampje op de
geselecteerde knoppen.
Voor het hervatten van de automatische
werking van de luchtverdeling na een
handmatige instelling, moet de knop AU-
TO worden ingedrukt.