DASHBOARD
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsknoppen, de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering
verschillen.
1.Vaste uitstroomopeningen zijkant - 2.Verstelbare uitstroomopeningen zijkant - 3.Linker hendel: bediening buitenverlichting
4.Instrumentenpaneel en waarschuwingslampjes - 5.Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achterruitwisser, trip computer
6.Verstelbare uitstroomopeningen midden - 7.Autoradio (indien aanwezig) - 8.Opbergvak/Frontairbag passagierszijde (indien aan-
wezig) - 9.Dashboardkastje - 10.Aansteker/12V-stekkerdoos - 11.Bedieningsknoppen verwarming/ventilatie/airconditioning
12.Bedieningsknoppen op het dashboard - 13.Versnellingspook - 14.Start-/contacslot - 15. Hendel stuurwielverstelling -
16.Frontairbag bestuurderszijde - 17.Schakelaarpaneel: koplampafstelling/digitaal display/multifunctioneel display.
5
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
F0N0320mfig. 1
25
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
MODE
MODE
MODE
▼ ▲
▼ ▲
▼ ▲
▼ ▲
F0N1001i
F0N1003iF0N1002i F0N1005i
F0N1006i F0N1002i
F0N1003i
Inschakeling/Uitschakeling van de
frontairbag aan passagierszijde en
de zij-airbag voor de bescherming
van borstkas (sidebag) (indien
aanwezig) (BAG P)
Met deze functie kan de airbag aan passa-
gierszijde worden in- en uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk:
❒druk op de knop MODEen druk, na-
dat op het display het bericht (BAG P
OFF) (voor uitschakeling) of het be-
richt (BAG P On) (voor inschakeling)
is verschenen door het indrukken van
de knop ▲of ▼, opnieuw op de knop
MODE;
❒op het display verschijnt het bericht
om de instelling te bevestigen;
❒selecteer door het indrukken van de
knop ▲of ▼(YES) (voor bevestiging
van de inschakeling/uitschakeling) of
(no) (om te annuleren);
❒druk kort op de knop MODE; er ver-
schijnt een bevestiging van de gekozen
instelling en er wordt teruggekeerd
naar het menuscherm of, wanneer de
knop even ingedrukt wordt gehouden,
naar het beginscherm zonder op te
slaan.
Inschakeling/Uitschakeling
van de frontairbag aan
passagierszijde en de zij-airbag
voor de bescherming van borstkas
(sidebag) (indien aanwezig) (Bag
passagier)
Met deze functie kan de airbag aan passa-
gierszijde worden in- en uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk:
❒druk op de knop MODE en druk, na
het verschijnen op het display van het
bericht (Bag pass: Off) (voor uitscha-
kelen) of het bericht (Bag pass: On)
(voor inschakelen) door op de knop
▲of ▼te drukken, nogmaals op de
knop MODE;
❒op het display verschijnt het bericht
om de instelling te bevestigen;
❒selecteer door het indrukken van de
knop ▲of ▼(Yes) (voor bevestiging
van de inschakeling/uitschakeling) of
(No) (om te annuleren);
❒druk kort op de knop MODE; er ver-
schijnt een bevestiging van de gekozen
instelling en er wordt teruggekeerd
naar het menuscherm of, wanneer de
knop even ingedrukt wordt gehouden,
naar het beginscherm zonder op te
slaan.
34
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING MODE
MODE
MODE
▼ ▲
▼ ▲
▼ ▲
▼ ▲
F0N1009i F0N1010i
F0N1011i F0N1013i
F0N1014i F0N1009iF0N1009i
F0N1015iF0N1016i
88
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 97F0N0056m
fig. 98F0N0057m
ZONNEKLEPPEN fig. 97
De zonnekleppen zitten aan beide zijden
naast de binnenspiegel. Ze kunnen voor
de voorruit of voor de zijruit worden ge-
draaid.
STEKKERDOOS (indien aanwezig)
Deze is in het midden op het dashboard
geplaatst, naast de aansteker fig. 98.
Open voor gebruik de dop A.SCHRIJF/LEESTAFELTJE
(indien aanwezig)
In het midden van het dashboard, boven
de inbouwplaats van de autoradio, bevindt
zich een schrijftafeltje A-fig. 99; op enkele
uitvoeringen kan het schrijftafeltje gebruikt
worden als leestafeltje door het aan de
achterzijde omhoog te trekken en de
steun op het dashboard te laten rusten,
zoals afgebeeld.
Op uitvoeringen met airbag aan passa-
gierszijde is het schrijftafeltje vast inge-
bouwd.BOVENSTE OPBERGRUIMTE IN
CABINE fig. 100 (indien aanwezig)
Deze ruimte bevindt zich boven in de be-
stuurderscabine en is geschikt voor het
opbergen van lichte voorwerpen.
Maximale belasting:
– op één plaats ...................................10 kg
– verdeeld over de gehele ruimte ...20 kg
fig. 99F0N0058mfig. 100F0N0190m
113
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSGORDELS ..................................................... 113
SBR-SYSTEEM ....................................................................... 114
GORDELSPANNERS .......................................................... 115
KINDEREN VEILIG VERVOEREN .................................... 119
MONTAGEVOORBEREIDING VOOR
“ISOFIX UNIVERSEEL”-KINDERZITJE............................ 124
FRONTAIRBAGS ................................................................. 126
ZIJ-AIRBAGS ......................................................................... 128
V
V V V
E E E E
I I I I
L L L L
I I I I
G G G G
H H H H
E E E E
I I I I
D D D D
120
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
GROEP 0 en 0+
Kinderen tot 13 kg moeten in zitjes wor-
den vervoerd die achterstevoren zijn ge-
plaatst, waardoor het achterhoofd wordt
gesteund en bij plotseling remmen de nek
niet wordt belast.
Het wiegje moet op zijn plaats worden ge-
houden door de veiligheidsgordel van de
auto fig. 7en het kind moet op zijn beurt
Monteer absoluut geen kin-
derzitje achterstevoren op
de passagiersstoel voor als de airbag
aan passagierszijde is ingeschakeld.
Als bij een ongeval de airbag in wer-
king treedt (opblaast), kan dit ernstig
letsel en zelfs de dood tot gevolg heb-
ben, ongeacht de zwaarte van het on-
geluk. Wij raden u aan kinderen altijd
in een kinderzitje op de zitplaatsen
achter te vervoeren, omdat die plaat-
sen bij een ongeval de meeste be-
scherming bieden.
ATTENTIE
ZEER GEVAARLIJK Als het
absoluut noodzakelijk is een
kind op de passagiersstoel voor te ver-
voeren, in een kinderzitje dat
achterstevoren is geplaatst,
moeten de airbags aan pas-
sagierszijde worden uitge-
schakeld (frontairbag en zij-
airbag voor de bescherming van borst-
kas/bekken (sidebag), indien aanwe-
zig) in het setup-menu. Controleer di-
rect of de airbags daadwerkelijk zijn
uitgeschakeld: het waarschuwings-
lampje Fop het instrumentenpaneel
moet continu branden. Bovendien
moet de stoel zo ver mogelijk naar
achteren zijn geschoven om te voor-
komen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
ATTENTIE
fig. 7F0N0123m
De afbeeldingen dienen alleen ter illustratie van de bevestiging. Houdt
u voor de montage van het kinderzitje aan de instructies. De fabri-
kant is verplicht deze instructies bij te leveren.
ATTENTIE
Er bestaan kinderzitjes die geschikt zijn voor de gewichtsgroepen 0 en
1. Deze kinderzitjes hebben aan de achterzijde een aansluiting voor be-
vestiging aan de veiligheidsgordels van de auto en hebben zelf gordels om het
kind te beschermen. Vanwege het gewicht kan het gevaarlijk zijn als ze verkeerd
worden gemonteerd (bijvoorbeeld als een kussen tussen het kinderzitje en de
veiligheidsgordels van de auto wordt geplaatst). Houdt u voor de montage strikt
aan de bijgeleverde instructies.
ATTENTIE
fig. 8F0N0124m
worden beschermd door de gordel van
het wiegje zelf.
GROEP 1
Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18
kg moeten worden vervoerd in kinder-
zitjes met een kussen die naar voren zijn
gekeerd, waarbij de veiligheidsgordel van
de auto zowel het kinderzitje als het kind
op zijn plaats moet houden fig. 8.
123
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
Hieronder zijn de richtlijnen voor
een veilig vervoer van kinderen
aangegeven, waaraan u zich dient
te houden:
1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur op
een van de zitplaatsen achter omdat de-
ze plaatsen bij een ongeval de meeste be-
scherming bieden.
2) Als de airbag aan passagierszijde bui-
ten werking wordt gesteld, moet altijd ge-
controleerd worden of het betreffende
gele lampje op het instrumentenpaneel
continu brandt.
3)Houdt u bij de montage van het kin-
derzitje strikt aan de instructies. De fa-
brikant is verplicht deze instructies bij te
leveren. Bewaar de instructies samen met
het instructieboekje in de auto. Monteer
geen gebruikte kinderzitjes waarvan de ge-
bruiksaanwijzingen ontbreken.4)Controleer of de gordels goed zijn
vastgemaakt door aan de gordelband te
trekken.
5)Ieder veiligheidssysteem is bedoeld
voor slechts één kind: vervoer nooit twee
kinderen in een systeem.
6)Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
7)Zorg er tijdens de rit voor dat het kind
geen afwijkende houding aanneemt of de
gordels losmaakt.
8) Vervoer kinderen nooit in uw armen,
ook geen pasgeboren kinderen. Niemand
is sterk genoeg om ze bij een ongeval vast
te houden.
9)Na een ongeval moet het zitje door
een nieuw exemplaar worden vervangen.
Monteer absoluut geen kin-
derzitje achterstevoren op
de passagiersstoel voor als de airbag
aan passagierszijde is ingeschakeld.
Als bij een ongeval de airbag in wer-
king treedt (opblaast), kan dit ernstig
letsel en zelfs de dood tot gevolg heb-
ben, ongeacht de zwaarte van het on-
geluk. Wij raden u aan kinderen altijd
in een geschikt kinderzitje op de zit-
plaatsen achter te vervoeren, omdat
die plaatsen bij een ongeval de mees-
te bescherming bieden.
ATTENTIE
126
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
FRONTAIRBAGS
De auto is voorzien van frontairbags voor
de bestuurder en de passagier.
De frontairbags (bestuurder/passagier)
beschermen de inzittenden voor bij mid-
delzware en zware frontale botsingen,
door het opblazen van een luchtkussen
tussen de inzittende en het stuurwiel of
het dashboard.
Als de airbags niet worden geactiveerd bij
andere soorten botsingen (zijdelings, van
achter, over de kop slaan enz), betekent
dit niet dat het systeem niet goed func-
tioneert.
Bij een frontale botsing zorgt een regel-
eenheid ervoor, indien nodig, dat het kus-
sen wordt opgeblazen. Het kussen blaast
onmiddellijk op, waardoor het lichaam van
de inzittenden voor wordt opgevangen en
de kans op letsel beperkt wordt. Direct
daarna loopt het kussen weer leeg.De frontairbags (bestuurder/passagier)
zijn geen vervanging voor de veiligheids-
gordels, maar een aanvulling. Draag dus al-
tijd veiligheidsgordels. Bovendien is het
dragen van veiligheidsgordels wettelijk ver-
plicht in Europa (en in de meeste landen
daarbuiten).
Als de frontairbags volledig opgeblazen
zijn, vullen zij het grootste deel van de
ruimte tussen het stuurwiel en de be-
stuurder en het dashboard en de voor-
passagier.
Bij een ongeval kan een inzittende die geen
veiligheidsgordel heeft omgelegd, in con-
tact komen met een airbag die nog niet
volledig opgeblazen is. Hierdoor wordt de
inzittende minder door de airbag be-
schermd.De frontairbags kunnen in de volgende ge-
vallen niet worden ingeschakeld:❒bij frontale botsingen, met een ander
deel van de auto dan het front, tegen
makkelijk vervormbare objecten (bijv.
als het voorspatbord tegen de vangrail
komt of tegen grindhopen);
❒als de auto onder andere auto’s of vei-
ligheidsvoorzieningen schuift (bijvoor-
beeld onder vrachtwagens of de vang-
rail); omdat geen enkele aanvullende
bescherming wordt geboden op de
veiligheidsgordels. Als de airbags in de-
ze gevallen niet geactiveerd worden,
betekent dit niet dat het systeem niet
goed functioneert.