85
Voor een gematigde koeling moet u de
temperatuur verhogen door draaiknop
(A) rechtsom te draaien.
Als de werking van de compressor auto-
matisch wordt geregeld en met draaiknop
( A ) een lagere temperatuur wordt inge-
steld dan de buitentemperatuur, wordt de
compressor automatisch ingeschakeld en
gaat het lampje op knop ( D) bran-
den.
BELANGRIJK Ga voor maxima-
le koeling als volgt te werk:
– draai knop (A) linksom in de uiter-
ste stand (minimale temperatuur);
– zet draaiknop ( B) op AUTO.
Op deze manier wordt een minimale
temperatuur verkregen met maximale
luchtopbrengst.
Als de recirculatie wordt ingeschakeld
met knop (E ), wordt de lucht sneller
gekoeld.
Het verdient aanbeveling om de aircondi-
tioning slechts zeer kort of alleen bij zeer
hoge temperaturen maximaal te laten koe-
len. Hierdoor wordt een te sterke afkoeling
van het interieur voorkomen.Pollenfilter met actieve-
kooldeeltjes
Het filter reinigt de lucht mechanisch via
het elektrostatische principe, zodat de in
het interieur ingevoerde lucht gezuiverd is
en geen stofdeeltjes, pollen enz. bevat.
Door de laag actieve kool aan de onder-
zijde van het pollenfilter wordt ook de
concentratie van luchtverontreinigende
bestanddelen verminderd.
Het filter werkt als er buitenlucht in het
interieur stroomt (recirculatie uitgescha-
keld) en functioneert het best als de rui-
ten zijn gesloten
Laat het filter ten minste één keer per
jaar controleren door de Alfa Romeo-
dealer, bij voorkeur aan het begin van het
zomerseizoen.
Als de auto veel over stoffige wegen of
bij geconcentreerde luchtvervuiling rijdt,
moet het pollenfilter vaker worden gecon-
troleerd en vervangen dan in het onder-
houdsschema staat aangegeven.
KOELING
Ga voor het koelen van de lucht, bij
draaiende motor en gesloten ruiten, als
volgt te werk:
– zet knop ( A) voor de temperatuurre-
geling in de gewenste stand.
– zet knop ( B) voor de luchtopbrengst
op de
–gewenste snelheid om de lucht-
toevoer te regelen
– op AUTO als u de automatische
werking van de aanjager wilt inschakelen
(de gewenste temperatuur wordt hier-
door sneller bereikt).
– zet knop ( C) voor de luchtverdeling
op symbool
¥.
– Zijroosters en bovenste luchtroosters
geheel open.
– Knop (D ) voor inschakeling com-
pressor ingedrukt (lampje brandt).
Een niet tijdig vervan-
gen filter kan het ren-
dement van de klimaat-
regeling aanzienlijk beperken.
145
ALGEMENE OPMERKINGEN
ONDERHOUD VAN DE AUTODoelmatig onderhoud is een beslissen-
de factor voor een lange levensduur, de
beste prestaties en een zo zuinig moge-
lijk gebruik van de auto.Laat daarom de
bougies, de vloeistofniveaus, de lucht-
/brandstoffilters, de inspuitventielen,
enz, regelmatig controleren en even-
tueel afstellen, zoals in het onderhouds-
schema is aangegeven.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste één
keer per maand, de spanning van de
banden. Als de spanning te laag is,
wordt de weerstand groter en neemt
het verbruik toe. Bovendien slijten hier-
door de banden sneller en verslechtert
de wegligging van de auto, waardoor
de veiligheid in gevaar kan worden ge-
bracht.
Overbodige bagage
Rijd niet met een te zwaar beladen
bagageruimte. Het gewicht van de auto
(vooral in stadsverkeer) en de wieluit-
lijning hebben grote invloed op het brand-
stofverbruik en de stabiliteit. Imperiaal/skidrager
Ve rw ijder de imperiaal of skidrager als
u deze niet meer gebruikt. Ze vermin-
deren de aërodynamica van de auto,
waardoor het brandstofverbruik toe-
neemt. Gebruik voor het vervoer van
volumineuze voorwerpen bij voorkeur
een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische installaties al-
leen als u ze nodig hebt. De achter-
r uitverwarming, de verstralers, de rui-
tenwissers en de aanjager van het
ventilatie-/verwarmingssysteem vra-
gen veel stroom, waardoor het brand-
stofverbruik toeneemt (tot aan 25% in
stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie, waardoor de motor zwaar
wordt belast en het brandstofverbruik
sterk toeneemt (met gemiddeld 20%).
Gebruik wanneer de buitentemperatuur
het toelaat bij voorkeur de functies van
het ventilatiesysteem. Aërodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde
aërodynamische accessoires kan de aëro-
dynamica negatief beïnvloeden, waardoor
het brandstofverbruik zal toenemen.
RIJSTIJL
Het starten
Laat de motor als de auto stilstaat, niet
warmdraaien met stationair toerental en
ook niet met een hoog toerental: onder
deze omstandigheden warmt de motor
veel langzamer op, terwijl het verbruik en
de schadelijke uitlaatgasemissie toene-
men. Het is beter om rustig weg te rijden
en geen hoge toerentallen te gebruiken.
Op deze manier warmt de motor sneller
op.
– Schakel het diefstalalarm (indien aan-
wezig) uit met de afstandsbediening; stel
vervolgens het systeem buiten werking
met de noodsleutel.
– Maak de accukabels los van de accu
(koppel altijd eerst de minkabel los) en
controleer de acculading. Gedurende het
stallen moet deze controle iedere vier we-
ken worden herhaald. Laad de accu op
als de spanning lager is dan 12,5 Volt.
149
Deze handelingen
moeten in de open lucht
worden uitgevoerd.Het
uitlaatgas bevat koolmonoxide;
een zeer giftig en dodelijk gas.
WEER IN GEBRUIK NEMEN
Als de auto langdurig niet gebruikt is en
u wilt de auto weer in gebruik nemen,
voer dan de volgende handelingen uit:
– Stof de buitenzijde van de auto niet
droog af.
– Controleer de auto visueel op lekka-
ge van vloeistoffen (olie, rem- en koppe-
lingsvloeistof, koelvloeistof enz.).
– Vervang de motorolie en het oliefilter.
– Controleer de volgende vloeistofni-
veaus:
versnellingsbak-/differentieelolie.
rem-/koppelingsvloeistof.
koelvloeistof.
– Controleer het luchtfilter en vervang
het zonodig.
– Controleer de bandenspanning en
controleer de banden op beschadigingen,
inkepingen of scheuren. Vervang zonodig
de banden.
– Controleer de conditie van de riemen
in de motor.
– Controleer de acculading en sluit de
accukabels aan. –
Stel het diefstalalarm (indien aanwe-
zig) weer in werking met de sleutelschake-
laar.
– Zet de versnellingspook in de vrij-
stand, start de motor en laat de motor
enige minuten stationair draaien. Trap
hierbij een aantal malen het koppelings-
pedaal in.
– Controleer of de verschillende
stroomgebruikers (koplampen, richting-
aanwijzers, enz.) goed functioneren.
BELANGRIJK Voor de correcte uit-
voering van de vermelde werkzaamheden
wordt verwezen naar de betreffende pa-
ragrafen in het hoofdstuk “Technische ge-
gevens”.
171
ZEKERINGEN EN RELAIS IN DE
MOTORRUIMTE
In de motorruimte, op een houder voor
de accu, bevinden zich enkele afge-
schermde zekeringen en relais (het aan-
tal is afhankelijk van de uitvoering).
BELANGRIJK De plaats van de zeke-
ringen en relais is afhankelijk van de uit-
voering en het land; het is daarom raad-
zaam, ook in geval van een eventuele
storing, contact op te nemen met de Alfa
Romeo-dealer. Ver
wijder de bescherming (A-fig. 54)
om de volgende relais te bereiken ( fig.
55):
A. Relais 2esnelheid elektroventilateur
(bij uitvoering T.SPARK met airconditio-
ning).
B. Relais 1
esnelheid elektroventilateur.
C. Relais brandstofpomp.
D. Relais elektronische inspuiting.
E. Relais aircocompressor.
F. Relais nokkenasversteller (alleen
1.6 T.SPARK), of relais 2
esnelheid elek-
troventilateur (alleen uitvoering 2.5 V6
24V en JTD).
G. Relais brandstoffilterverwarming (al-
leen JTD-uitvoeringen).
P4U00195
fig. 54
P4U00196
fig. 55
P4U00197
fig. 56 Op de JTD-uitvoeringen is, afhankelijk
van de in de auto gemonteerde accessoi-
res, een tweede houder gemonteerd te-
gen de achterwand van de motorruimte
met de volgende relais ( fig. 56):
A. Relais hulpverwarming niveau 1.
B. Relais hulpverwarming niveau 2.
C. Beveiligingsrelais hulpverwarming.
173
(*) Componenten en amperage afhankelijk van uitvoering/markt. Bij twijfel en\
vooral bij het vervangen van de zekeringen voor de veiligheidssystemen (Airbag, ABS,enz.) verdient het aanbeveling de Alfa Romeo dealer te raadplegen, die \
bovendien de oorzaak voor het doorbranden van de zekering kan vaststellen.
Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats
Afstandsbediening13 10A fig. 50
Verlichting bedieningsorganen 3 10A fig. 52
Opendak 6 25A fig. 52
Stoelverwarming8 30A fig. 52
Airbagsysteem(2)* (10A)* fig. 52
ABS 9 50A fig. 49
(10)* (10A)* fig. 52
Alfa Romeo CODE startblokkering 12 7,5A fig. 52
Klimaatregeling 9 15A fig. 50
Elektroventilateur van
motorkoelsysteem:
Eerste snelheid
– T.SPARK uitvoeringen met verwarming 6 40A fig. 49
– T.SPARK uitvoeringen met airco 6 50A fig. 49
– JTD-uitvoeringen 6 60A fig. 49
– 2.5 V6 24V-uitvoeringen 6 40A fig. 49
T weede snelheid
– T.SPARK uitvoeringen met airco 7 30A fig. 49
– JTD-uitvoeringen 7 40A fig. 49
– 2.5 V6 24V-uitvoeringen 7 30A fig. 49
Aanjager van klimaatregeling 4 40A fig. 49
Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats
Elektronische inspuiting/ - 12 7,5A fig.
52
ontsteking 13 15A fig. 52
14 15A fig. 52
530A fig.
49
V oorgloeibougies en brandstofvoorverwarming
op brandstoffilter (alleen dieseluitvoeringen 8 70A fig.
49
Brandstofvoorverwarming
(alleen JTD-uitvoeringen) – 25Afig. 55
Tijdens starten uitgeschakelde verbruikers 1 7,5A fig. 52
Verbruikers met permanente voeding
ook bij uitgenomen sleutel 11 7,5A fig. 52
V erbruikers met voeding bij
contactsleutel op MAR 2 30A fig.
49
Alle overige systemen en elektrische 1 80A fig. 49
componenten3 70A fig.
49
Extra verwarming
(alleen dieseluitvoeringen) 10 70A fig. 49
Selespeed versnellingsbak 7 30A fig. 49
(Uitvoering 2.0 T. SPARK)8 20A fig.
49
Automatische versnellingsbak 7 40A fig. 49
(Uitvoering 2.5 V6 24V)8 20A fig.
49
185
x 1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180
Brandstoffilter vervangen (turbodieselmotor)•••••••••
Luchtfilter vervangen (benzinemotor)••••
Luchtfilter vervangen (turbodieselmotor)•••••••••
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (remsysteem, hydrau\
lische koppeling, stuurbekrachtiging, ruitenwissers, accu, motorkoelsysteem, enz.)•••••••••
Olie van Selespeed versnellingsbak controleren en eventueel bijvullen (\
2.0 T.SPARK)•••••••••
Getande distributieriem (*) (**) en Poly-V-aandrijfriem vervangen•
Aandrijfriem tegengesteld draaiende balansassen vervangen (2.0 T.SPARK)•
Bougies vervangen (T.SPARK 16V en 2.5 V6 24V)•
Werking regeleenheden controleren (via diagnosestekker)••••
Olie van handgeschakelde versnellingsbak en differentieel controleren en\
eventueel bijvullen••
Olie van automatische versnellingsbak controleren en eventueel bijvullen\
(2.5 V6 24V)•••••••••
Motorolie en oliefilter vervangen •••••••••
Remvloeistof vervangen (of om het jaar)•••
Stof-/pollenfilter vervangen•••••••••
(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig station\
air draaiende motor).
Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.
(**) Vanwege de zeer veeleisende bedrijfsomstandigheden moet in Nederland bij \
uitvoeringen met een T.Spark-motor de distributieriem
(**) om de 60.000 km of om de 36 maanden worden vervangen.
186
JAARLIJKS
INSPECTIESCHEMA
V
oor auto’s waarmee jaarlijks minder
dan 20.000 km wordt gereden (bijvoor-
beeld ongeveer 10.000 km) is er een
JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA dat het vol-
gende omvat:
– Banden op conditie en slijtage contro-
leren en bandenspanning eventueel her-
stellen (inclusief het reservewiel).
– Werking verlichting (koplampen, rich-
tingaanwijzers, waarschuwingsknipper-
lichten, bagageruimte, interieur, dash-
boardkastje, waarschuwings-/controle-
lampjes, enz.) controleren.
– Werking ruitenwissers/-sproeiers
voor/achter controleren en sproeiermon-
den afstellen.
– Stand wisserbladen controleren en
wisserbladen op slijtage controleren.
– Remblokken voor (schijfremmen) op
conditie en slijtage controleren.
– Visueel de conditie controleren van:
motor, versnellingsbak, aandrijfassen, uit-
laat-, brandstof- en remleidingen, rubber
delen (stofkappen, hoezen, enz.) en r
ubber slangen van rem- en brandstofsys-
teem.
– Acculading controleren.
– Conditie van diverse aandrijfriemen
visueel controleren.
– Vloeistofniveaus controleren en even-
tueel bijvullen (motorkoelsysteem, rem-
systeem, ruitensproeiers, accu, enz.).
– Motorolie verversen.
– Motoroliefilter vervangen.
– Pollenfilter vervangen.
AANVULLENDE
WERKZAAMHEDEN
Iedere 1000 km of voor een lange
reis controleren en eventueel bijvullen:
– niveau van de motorkoelvloeistof
– niveau van de remvloeistof/vloeistof-
niveau hydraulische koppelingbediening
– niveau van de olie van de stuurbe-
krachtiging
– niveau van de ruiten-/koplamp-
sproeiervloeistof
– conditie en spanning van de banden. Iedere 3000 km het motoroliepeil
controleren en eventueel bijvullen.
Iedere 5000 km (alleen dieselmo-
toren): condens uit brandstoffilter aftap-
pen. Gebruik bij voorkeur producten van
de FL Group omdat die speciaal zijn afge-
stemd op de Alfa Romeo-modellen (zie
de “Specificaties van de smeermiddelen
en vloeistoffen” in het hoofdstuk “Tech-
nische gegevens”).
BELANGRIJK - Motorolie
Ver
vang de motorolie vaker dan in het
onderhoudsschema staat aangegeven als
de auto overwegend onder zware bedrijfs-
omstandigheden rijdt, zoals:
– trekken van aanhangers of caravans;
– stoffige wegen;
– veel korte ritten (minder dan 7-8 km)
en bij buitentemperaturen onder nul;
– veel langdurig stationair draaiende
motor of lange ritten bij lage snelheden
(bijv. bij gebruik als taxi of bij huis-aan-
huis bezorging of als de auto lang stil-
staat).
196
Afgetapte motorolie en
gebruikte oliefilters be-
vatten stoffen die
schadelijk zijn voor het milieu.
Het is raadzaam om het verver-
sen van de motorolie en het ver-
vangen van het oliefilter door de
Alfa Romeo-dealer te laten uit-
voeren. De dealer beschikt over
de uitrusting voor het op milieu-
vriendelijke wijze en conform de
wettelijke bepalingen verwerken
van afgewerkte olie en oliefilters.
– Reinig de aftapplug en monteer de
plug.
– Giet nieuwe olie in de vulopening
(zie voor het type olie en de hoeveelheid
de tabel “Specificaties van de smeermid-
delen en vloeistoffen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”).
– Sluit de vuldop.
– Start de motor en laat de motor 10-
15 seconden stationair draaien. Zet de
motor af en controleer na ongeveer 15
minuten het motoroliepeil, zodat de olie
in de oliepan heeft kunnen terugstromen.
– Maak de peilstok schoon en contro-
leer of het oliepeil niet boven het MAX-
merkteken staat.
– Steek de peilstok geheel in de ope-
ning.
– Controleer de aftapplug en het olie-
filter op lekkage.
– Monteer de beschermplaat. BELANGRIJK
Vanwege de toegevoegde reinigingsmid-
delen, kan de nieuwe olie al na een korte
tijd een donkere kleur krijgen. Dit is een
normaal verschijnsel en het is dus niet no-
dig om de olie vaker te verversen dan is
voorgeschreven. Wanneer de olieproduc-
ten van de aanbevolen merken (zie de ta-
bel “Specificaties van de smeermiddelen
en vloeistoffen” in het hoofdstuk “Tech-
nische gegevens”) niet verkrijgbaar zijn,
dan kunt u producten van andere merken
gebruiken, mist ze de voorgeschreven
classificatie en viscositeit hebben.
In dat geval is het raadzaam de motorolie
en het oliefilter na 10.000 km te vervangen
Dankzij de onderzoeks- en ontwikkelings-
programma’s van de smeermiddelenfabri-
kanten en de voortdurende technologische
verbeteringen, kunnen er nieuwe handels-
namen ontstaan die afwijken van de na-
men die vermeld staan in de tabel “Speci-
ficaties van de smeermiddelen en vloeistof-
fen”. Raadpleeg in geval van twijfel de
Alfa Romeo-dealer. In ieder geval moeten
de gebruikte smeermiddelen altijd voldoen
aan de voorgeschreven specificaties.
Houdt u bij het verwerken van afge-
werkte olie aan de geldende voorschrif-
ten.
MOTOROLIEFILTER
VERVANGEN
Fig. 17: uitvoeringen T.SPARK
Fig. 18: uitvoering 2.5 V6 24V
Fig. 19: uitvoeringen JTD
Ver
wijder de aftap-
plug voorzichtig; de olie
kan zeer warm zijn.