WAARSCHUWINGSSYMBOLEN
Stuurbekrachtiging
De vloeistof in het reservoir mag het maximum
niveau niet overschrijden. Gebruik uitsluitend de
vloeistof die is aangegeven in de “Vullingstabel”.
Remcircuit
De vloeistof in het reservoir mag het maximum
niveau niet overschrijden. Gebruik uitsluitend de
vloeistof die is aangegeven in de “Vullingstabel”. Katalysator
Parkeer niet boven brandbare materialen. Raad-
pleeg de paragraaf “Voorzorgsmaatregelen voor
het behoud van de emissiereductiesystemen”.
Riemen en poelies
Bewegende delen; niet dichtbij komen met
lichaamsdelen of kledingstukken.
Krik
Raadpleeg het instructieboekje.
Slangen van de airconditioning
Niet openen.
Gas onder hoge druk.
VERBODSSYMBOLEN
Accu
Houd kinderen op afstand. Accu
Niet dichtbij komen met open vuur.
Hitteschilden - riemen - poelies
ventilateur
Niet aanraken.
AIRBAG
Airbag passagierszijde
Plaats geen kinderzitjes op de passagiersstoel
voor.
5
10
1Uitstroomopeningen zijkant. 2Luchtroosters voor ontwasemen/ontdooien zijruiten voor. 3Luchtroosters boven aan zijkant. 4Bedieningshendel buiten-
verlichting. 5Snelheidsmeter-kilometerteller. 6Checkpanel. 7Toerenteller. 8Bedieningshendel ruitenwissers voor/achter. 9Brandstofmeter. 10Lucht-
roosters midden. 11Luchtrooster boven. 12Klokje. 13Koelvloeistoftemperatuurmeter. 14Autoradio. 15Airbag passagierszijde. 16Dashboardkastje.
17 Bedieningsorganen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning. 18Asbak en aansteker. 19Schakelaar voor waarschuwingsknipperlichten.
20 Temperatuursensor. 21Start-/contactslot. 22Hendel voor stuurwielverstelling. 23Airbag bestuurderszijde en claxon. 24Hendel voor motorkap-
ontgrendeling. 25Bedieningsorganen: verlichting instrumenten, op nul zetten dagteller/weergave buitentemperatuur en koplampve\
rstelling.
fig. 1
DASHBOARD
P4U00001
21
P4U00024
fig. 25
INSTRUMENTEN(fig. 25)
A.Snelheidsmeter
B. Kilometertellerdisplay (totaalstand,
dagstand en weergave
buitentemperatuur
(alleen auto’s met airconditioning)
C. Checkpanel
D. Toerenteller
E. Brandstofmeter
F. Klokje
G. Koelvloeistoftemperatuurmeter
H. Controle-/waarschuwingslampjes
BELANGRIJK Afhankelijk van de uit-
voering van de auto kunnen de wijzer-
platen van het instrumentenpaneel zijn
uitgevoerd in lichtgrijs of zwart en kun-
nen het rode gebied van de toerenteller
en de snelheidsmeter een ander bereik
en schaalverdeling hebben.
24
KLIMAATREGELING
BEDIENINGSKNOPPEN VOOR
UITVOERINGEN ZONDER
AIRCONDITIONING
(
fig. 33)
A-D raaiknop voor regeling luchttempe-
ratuur.
B -Draaiknop voor aanjagersnelheid.
C -Draaiknop voor regeling luchtverdeling.
D -Dr ukknop voor in-/uitschakeling
luchtrecirculatie.
E -Dr ukknop voor in-/uitschakeling ach-
terruitverwarming.
P4U00033
fig. 34
BEDIENINGKNOPPEN VOOR
UITVOERINGEN MET
AIRCONDITIONING (
fig. 34)
A-D raaiknop voor regeling luchttempe-
ratuur.
B -Draaiknop voor aanjagersnelheid.
C -Draaiknop voor regeling luchtverdeling.
D -Dr ukknop voor in-/uitschakeling air-
cocompressor.
E -Dr ukknop voor in-/uitschakeling lucht-
recirculatie.
F - Drukknop voor in-/uitschakelen ach-
terruit- en spiegelverwarming.
KOFFERDEKSEL
fig. 33
P4U00032P4U00035
fig. 35
Open het kofferdek-
sel alleen als de auto
stilstaat.
V an binnenuit openen ( fig. 35):
–T rek aan hendel ( A) naast de be-
stuurdersstoel.
Van buitenaf openen ( fig. 36):
– Draai het embleem (A) en open het
kofferdeksel met sleutel (B).
27
Wij raden u aan de volgende pagina’s te lezen terwijl u comforta-
bel in uw nieuwe auto zit.
Zo kunt u de in dit boekje beschreven delen direct herkennen en
leert u in enkele minuten de bedieningsorganen en installaties
kennen waarmee uw nieuwe auto is uitgerust.KINDEREN VEILIG VERVOEREN........................................................................\
53
GORDELSPANNERS
........................................................................\
.......................57
AIRBAGS VOOR EN ZIJ-AIRBAGS
....................................................................58
HENDELS AAN HET STUUR
........................................................................\
.........64
INSTRUMENTEN
........................................................................\
.............................67
KLIMAATREGELING
........................................................................\
.......................77
VERWARMING EN VENTILATIE
........................................................................\
..79
AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH
................................................................81
HULPVERWARMING
........................................................................\
.....................89
BEDIENINGSKNOPPEN
........................................................................\
................89
SELESPEED VERSNELLINGSBAK
........................................................................\
.94
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK Q-SYSTEM
.........................................104
INTERIEURUITRUSTING
........................................................................\
..............111
OPENDAK
........................................................................\
........................................116
BAGAGERUIMTE
........................................................................\
............................118
MOTORKAP
........................................................................\
.....................................120
KOPLAMPEN
........................................................................\
...................................121
ABS
........................................................................\
....................................................122
MOTORMANAGEMENTSYSTEEM (EOBD)
........................................................124
AUTORADIO
........................................................................\
....................................125
TA NKEN MET DE ALFA 156
........................................................................\
........127
BESCHERMING VAN HET MILIEU
.....................................................................129
ALFA ROMEO CODE
........................................................................\
............pag. 28
DIEFSTALALARM
........................................................................\
............................34
PORTIEREN MET AFSTANDSBEDIENING VER-/ONTGRENDELEN
...........38
START-/CONTACTSLOT
........................................................................\
.................39
PORTIEREN
........................................................................\
......................................40
ZITPLAATSEN
........................................................................\
..................................42
STUURWIEL VERSTELLEN
........................................................................\
............46
SPIEGELS VERSTELLEN
........................................................................\
................46
RUITBEDIENING
........................................................................\
.............................48
VEILIGHEIDSGORDELS
........................................................................\
................49
WEGWIJS IN UW AUTO
70
BELANGRIJKAfhankelijk van de uit-
voering kunnen de wijzerplaten van de in-
strumenten zijn uitgevoerd in lichtgrijs of
zwart. De zwarte wijzerplaten zijn altijd
verlicht als de contactsleutel in stand
MAR staat.
A - Snelheidsmeter
BELANGRIJK Het meetbereik van de
snelheidsmeter is afhankelijk van de
motoruitvoering van de auto.
B - Kilometerteller met display
met dubbele functie (totaal en
dagstand) en weergave buiten-
temperatuur (alleen bij uitvoerin-
gen met airconditioning)
Op het display wordt weergegeven:
– op de eerste regel (6 cijfers) de totaal-
stand;
– op de tweede regel (4 cijfers) de dag-
stand of de buitentemperatuur (indien van
toepassing).
Houd om de dagteller op nul te zetten
de drukknop (A-fig. 74) even inge-
drukt.
BELANGRIJK Als de accu wordt los-
gekoppeld, wordt de dagstand uit het ge-
heugen gewist. Druk voor weergave van de buitentempe-
ratuur (indien aanwezig) kort op knopje
( A ); als u opnieuw de knop indrukt, ver-
schijnt weer de dagtellerstand.
Als de buitentemperatuur gelijk is aan of
lager is dan 3°C geeft het display auto-
matisch de buitentemperatuur weer en
verschijnt het symbool (waarschuwing
voor mogelijke gladheid).De aanduiding
knippert gedurende 10 seconden en
wordt na 20 seconden herhaald.
Als u tijdens deze waarschuwingsfase
knopje (A ) indrukt, wordt de waarschu-
wingscyclus onderbroken.
C - Checkpanel (fig. 75)
Het checkpanel geeft eventuele defecten
of onregelmatigheden aan die de werking
van de auto of de veiligheid negatief kun-
nen beïnvloeden. Het checkpanel controleert het volgende:
1) Werking van de controle-/waarschu-
wingslampje.
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaan de lampjes branden. Na enkele
seconden doven de volgende lampjes:
A - Storing in ABS
B - Storing in airbag
C - Startblokkering Alfa Romeo CODE
D - Te laag remvloeistofniveau en/of
handrem aangetrokken
2) Portieren of kofferdeksel geopend.
Als u de sleutel in stand MAR draait en
één van de lampjes met het auto-symbool
( E ) gaat branden, dan betekent dit dat
het betreffende portier en het kofferdeksel
niet goed zijn gesloten.
P4U00093P4U00094
fig. 74 fig. 75
81
AIRCONDITIONING,
AUTOMATISCH
(indien aanwezig)
Met de airconditioning kan de gewens-
te temperatuur in het interieur constant
worden gehouden.
Ga hiervoor als volgt te werk:
– zet draaiknop ( A-fig. 83) op de ge-
wenste temperatuur;
– zet draaiknop ( B) in stand AUTO.
BELANGRIJK De aircocompressor kan
handmatig of automatisch worden in-/uit-
geschakeld. Voor het wisselen tussen de
twee mogelijkheden wordt verwezen naar
de paragraaf “Automatische of handma-
tige bediening van de compressor”.
ONTWASEMING EN/OF
ONDOOIIING VAN DE VOOR-
RUIT EN ZIJRUITEN VOOR
– Schakel de recirculatie uit (lampje op
knop (D ) gedoofd), als deze was inge-
schakeld. – Draai knop ( A) voor regeling van de
temperatuur rechtsom in de uiterste stand
(RODE gebied).
– Zet knop (B ) voor regeling van de
luchtopbrengst op de maximale aanjager-
snelheid.
– Zet knop (C ) voor de luchtverdeling
op symbool
-.
Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooid
zijn, kan een stand gekozen worden
waarbij het zicht en het comfort optimaal
blijven.
BELANGRIJK Ontdooien vindt het
snelst plaats bij een warme motor.
BELANGRIJK Als het buiten extreem
vochtig is en/of bij regen en/of bij grote
verschillen in interieur- en buitentempera-
tuur, raden wij u de volgende procedure
aan om het beslaan van de ruiten te voor-
komen: – luchtrecirculatie uitgeschakeld, lamp-
je op knop ( D) gedoofd; –
draaiknop voor temperatuur van de
lucht uit de uitstroomopeningen ( A) in
het rode gebied; – aanjager ten minste in stand 3;
– draaiknop voor luchtverdeling ( C) op
symbool
-met de mogelijkheid stand
≤in te schakelen als de ruiten dreigen
te beslaan;
Druk om de achterruit te ontdooien of
te ontwasemen op knop
((E).
VENTILATIE
– draai knop ( A) voor temperatuurre-
geling in het BLAUWE gebied. – draai knop ( B) voor regeling luchtop-
brengst in de gewenste stand. – zet knop (C) voor luchtverdeling op
symbool
¥.
Op kille dagen kan het nuttig zijn het in-
terieur iets te verwarmen.
Draai hiervoor knop (A ) iets rechtsom
(begin RODE gebied) en draai knop ( C)
op het symbool
µ. De airconditioning
maakt gebruik van het
koelmiddel “R134a”. Bij
lekkage is dit middel niet schade-
lijk voor het milieu. Gebruik in geen geval andere
middelen, omdat anders de com-
ponenten van het systeem be-
schadigd kunnen worden.
82
BESCHRIJVING BEDIENINGS-
KNOPPEN (
fig. 83)
A- Draaiknop regeling luchttemperatuur;
B - Draaiknop regeling aanjagersnelheid;
C - Draaiknop luchtverdeling;
D - Drukknop voor in-/uitschakeling air-
cocompressor;
E - Drukknop voor in-/uitschakeling lucht-
recirculatie;
F - Drukknop voor in-/uitschakeling ach-
terruit- en spiegelverwarming.
Draaiknop voor regeling lucht-
temperatuur
Draai de knop (A ) rechts- of linksom
om de temperatuur van de lucht naar het
interieur resp. te verhogen of verlagen
Als draaiknop (B ) in stand AUTO staat
en draaiknop (A ) in een uiterste stand
wordt gedraaid (linksom/rechtsom), wor- den resp. de functies voor maximale koeling
en maximale verwarming ingeschakeld.
Draaiknop voor regeling aanja-
gersnelheid
Zet draaiknop (B):
– in stand 0 om de airconditioning volledig
uit te schakelen en de luchtrecirculatie in te
schakelen: U kunt de recirculatiefunctie uit-
schakelen met drukknop ( E). Als de draai-
knop in stand 0 staat en de recirculatie is uit-
geschakeld, kan er rijwind in de auto komen;
– kies stand AUTO voor een optimale
werking van het systeem zodat zo snel
mogelijk de gewenste temperatuur wordt
bereikt;
– kies één van de vier aanjagersnelhe-
den om de beschikbare luchthoeveelheid
te regelen en zo de gewenste tempera-
tuur te handhaven.
P4U00102
fig. 83 Draaiknop voor luchtverdeling
Door draaiknop (C) met het merkteken
tegenover de symbolen te zetten, kunnen
de volgende standen worden gekozen:
¥Luchtstroom naar de bovenste lucht-
roosters in het midden en aan de zijkant,
naar de luchtroosters in het midden, en
uit de uitstroomopeningen voor aan de
zijkant en achter.
De luchtstroom kan worden geregeld met
de bedieningsorganen van de luchtroosters.
µLuchtstroom verdeeld over de hier-
voor beschreven luchtroosters en de uit-
stroomopeningen in de beenruimten.
wLuchtstroom naar de beenruimten.
≤Luchtstroom verdeeld over voor-
r uit/zijruiten voor en de beenruimten.
-Luchtstroom naar de voorruit en
zijruiten voor ontwasemen/ontdooien.
MAX-Luchtstroom en automatische wer-
king voor een snelle ontwaseming/ont-
dooiing van de voorruit en zijruiten voor,
en verwarming van de achterruit en spie-
gels (zie paragraaf “Snelle ontwaseming
en/of ontdooiing van de voorruit, de zij-
ru iten voor en de achterruit”).