27
Wij raden u aan de volgende pagina’s te lezen terwijl u comforta-
bel in uw nieuwe auto zit.
Zo kunt u de in dit boekje beschreven delen direct herkennen en
leert u in enkele minuten de bedieningsorganen en installaties
kennen waarmee uw nieuwe auto is uitgerust.KINDEREN VEILIG VERVOEREN........................................................................\
53
GORDELSPANNERS
........................................................................\
.......................57
AIRBAGS VOOR EN ZIJ-AIRBAGS
....................................................................58
HENDELS AAN HET STUUR
........................................................................\
.........64
INSTRUMENTEN
........................................................................\
.............................67
KLIMAATREGELING
........................................................................\
.......................77
VERWARMING EN VENTILATIE
........................................................................\
..79
AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH
................................................................81
HULPVERWARMING
........................................................................\
.....................89
BEDIENINGSKNOPPEN
........................................................................\
................89
SELESPEED VERSNELLINGSBAK
........................................................................\
.94
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK Q-SYSTEM
.........................................104
INTERIEURUITRUSTING
........................................................................\
..............111
OPENDAK
........................................................................\
........................................116
BAGAGERUIMTE
........................................................................\
............................118
MOTORKAP
........................................................................\
.....................................120
KOPLAMPEN
........................................................................\
...................................121
ABS
........................................................................\
....................................................122
MOTORMANAGEMENTSYSTEEM (EOBD)
........................................................124
AUTORADIO
........................................................................\
....................................125
TA NKEN MET DE ALFA 156
........................................................................\
........127
BESCHERMING VAN HET MILIEU
.....................................................................129
ALFA ROMEO CODE
........................................................................\
............pag. 28
DIEFSTALALARM
........................................................................\
............................34
PORTIEREN MET AFSTANDSBEDIENING VER-/ONTGRENDELEN
...........38
START-/CONTACTSLOT
........................................................................\
.................39
PORTIEREN
........................................................................\
......................................40
ZITPLAATSEN
........................................................................\
..................................42
STUURWIEL VERSTELLEN
........................................................................\
............46
SPIEGELS VERSTELLEN
........................................................................\
................46
RUITBEDIENING
........................................................................\
.............................48
VEILIGHEIDSGORDELS
........................................................................\
................49
WEGWIJS IN UW AUTO
54
Wij raden u aan kinde-
ren altijd op de zitplaat-
sen achter te vervoe-
ren, omdat die plaatsen bij een
ongeval de meeste bescherming
bieden. Monteer absoluut geen
kinderzitje op de stoel van de
passagier voor als deze is uitge-
rust met een airbag. Als bij een
ongeval de airbag in werking
treedt (opblaast), kan dit ernstig
letsel en zelfs de dood tot gevolg
hebben, onafhankelijk van de
zwaarte van het ongeluk. Kinde-
ren kunnen op de passagiersstoel
voor worden vervoerd bij auto’s
die zijn uitgerust met een uit-
schakelbare airbag aan passa-
gierszijde. In dit geval moet u er
absoluut zeker van zijn dat de
airbag is uitgeschakeld (het gele
waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel moet bran-
den).GROEP 0
Baby’s tot 10 kg moeten achterstevoren
( fig. 52) worden vervoerd in wiegjes,
die het achterhoofd steunen en er voor
zorgen dat bij abrupte snelheidswisselin-
gen de nek niet wordt belast.
Het wiegje moet op zijn plaats worden
gehouden door de veiligheidsgordel, zoals
in de afbeelding is aangegeven, en het
kind moet op zijn beurt worden be-
schermd door de gordel van het wiegje
zelf.
De afbeeldingen die-
nen alleen ter illustratie
van de bevestiging.
Houdt u voor de montage van
het kinderzitje aan de instructies.
De fabrikant is verplicht deze in-
structies bij te leveren.
P4U00071
fig. 52
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke over-
lapping tussen de groepen; daarom zijn
in de handel systemen verkrijgbaar die
geschikt zijn voor verschillende gewichts-
groepen.
Alle systemen moeten zijn voorzien van
de typegoedkeuring en van een goed vast-
gehecht plaatje met het controlemerk, dat
absoluut niet mag worden verwijderd.
Kinderen met een gewicht boven 36 kg
of met een lengte van meer dan 1,50 m
worden, met betrekking tot de veilig-
heidssystemen, gelijkgesteld met volwas-
senen en moeten dan ook normaal de
veiligheidsgordels omleggen.
In het Alfa Romeo Lineaccessori-pro-
gramma zijn kinderzitjes opgenomen
voor elke gewichtsgroep, die speciaal ont-
worpen en ontwikkeld zijn voor de Alfa
Romeo-modellen.
60
AIRBAG VOOR AAN
PASSAGIERSZIJDE
UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een
kind op de passagiersstoel voor te vervoe-
ren, kan de airbag voor aan passagierszij-
de worden uitgeschakeld.
U schakelt de airbag uit door de contact-
sleutel in de daarvoor bestemde sleutel-
schakelaar, rechts van het dashboard, te
steken (fig. 60). De schakelaar is alleen
bereikbaar bij geopend portier. De sleutelschakelaar (fig. 60) heeft
twee standen:
1) Airbag voor passagierszijde inge-
schakeld: (stand ON) het waarschu-
wingslampje op het instrumentenpaneel
brandt niet: het is absoluut verboden kin-
deren op de voorstoel te vervoeren.
2) Airbag voor passagierszijde uitge-
schakeld: (stand OFF ) het waar-
schuwingslampje op het instrumentenpa-
neel brandt: het is mogelijk om kinderen
in goedgekeurde kinderzitjes op de voor-
stoel te vervoeren.
Het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel blijft continu branden
totdat de airbag aan passagierszijde op-
nieuw wordt ingeschakeld.
De werking van de zij-airbags (side-bags
en headbags) wordt niet uitgeschakeld
als de airbag voor aan passagierszijde
wordt uitgeschakeld.
De sleutel kan bij geopend portier in bei-
de standen in de schakelaar worden ge-
stoken of worden uitgenomen.
Het waarschuwings-
lampje voor uitgescha-
kelde airbag aan passa-
gierszijde voor geeft even-
tuele storingen aan in het waar-
schuwingslampje van de airbag zelf. In dat geval is de situ-
atie op het instrumentenpaneel
als volgt: – waarschuwingslampje storing
airbag is gedoofd; – waarschuwingslampje voor
uitgeschakelde airbag aan passa-
gierszijde knippert (langer
dan de normale 4 seconden). Zet de motor onmiddellijk uit en
wendt u tot de Alfa Romeo-
dealer.
¬
¬
Bedien de schakelaar
alleen als de motor uit
staat en de contactsleu-
tel is uitgenomen.
P4U00079
fig. 60
63
Laat bij diefstal of een
poging tot diefstal, bij
beschadiging of als de
auto bij een overstroming onder
water is geweest, de airbag door
een Alfa Romeo-dealer controle-
ren.Als de contactsleutel in
stand MAR staat, kun-
nen, ook bij uitgezette
motor, de airbags inschakelen als
de auto stilstaat en de auto fron-
taal wordt aangereden door een
andere auto die met voldoende
snelheid rijdt. Daarom mogen, ook
als de auto stilstaat, absoluut
geen kinderen op de passagiers-
stoel voor worden geplaatst. Als bij een stilstaande auto en
met uitgenomen contactsleutel de
airbags bij een ongeval niet in
werking treden, betekent dit niet
dat het systeem niet goed
werkt.
Bij auto’s met side-bags
mag de rugleuning van
de voorstoelen niet wor-
den bedekt met hoezen of kleden.
Bij auto’s die zijn uitge-
rust met side-bags, mag
de rugleuning van de
stoel niet met water of stoom on-
der hoge druk worden gereinigd in
een automatisch wasapparaat.
De airbag is geen ver-
vanging voor de veilig-
heidsgordels, maar een
aanvulling. De inzittenden worden
uitsluitend door de veiligheidsgor-
dels beschermd bij frontale bot-
singen bij lage snelheid, bij zijde-
lingse aanrijdingen en als de auto
over de kop slaat. De gordels
moeten dus altijd gedragen wor-
den.
De airbag treedt in
werking als de botsing
zwaarder is dan een bot-
sing waarbij alleen de gordelspan-
ners worden geactiveerd. Bij aanrijdingen die tussen die
twee drempelwaarden in liggen,
treden alleen de gordelspanners
in werking.
70
BELANGRIJKAfhankelijk van de uit-
voering kunnen de wijzerplaten van de in-
strumenten zijn uitgevoerd in lichtgrijs of
zwart. De zwarte wijzerplaten zijn altijd
verlicht als de contactsleutel in stand
MAR staat.
A - Snelheidsmeter
BELANGRIJK Het meetbereik van de
snelheidsmeter is afhankelijk van de
motoruitvoering van de auto.
B - Kilometerteller met display
met dubbele functie (totaal en
dagstand) en weergave buiten-
temperatuur (alleen bij uitvoerin-
gen met airconditioning)
Op het display wordt weergegeven:
– op de eerste regel (6 cijfers) de totaal-
stand;
– op de tweede regel (4 cijfers) de dag-
stand of de buitentemperatuur (indien van
toepassing).
Houd om de dagteller op nul te zetten
de drukknop (A-fig. 74) even inge-
drukt.
BELANGRIJK Als de accu wordt los-
gekoppeld, wordt de dagstand uit het ge-
heugen gewist. Druk voor weergave van de buitentempe-
ratuur (indien aanwezig) kort op knopje
( A ); als u opnieuw de knop indrukt, ver-
schijnt weer de dagtellerstand.
Als de buitentemperatuur gelijk is aan of
lager is dan 3°C geeft het display auto-
matisch de buitentemperatuur weer en
verschijnt het symbool (waarschuwing
voor mogelijke gladheid).De aanduiding
knippert gedurende 10 seconden en
wordt na 20 seconden herhaald.
Als u tijdens deze waarschuwingsfase
knopje (A ) indrukt, wordt de waarschu-
wingscyclus onderbroken.
C - Checkpanel (fig. 75)
Het checkpanel geeft eventuele defecten
of onregelmatigheden aan die de werking
van de auto of de veiligheid negatief kun-
nen beïnvloeden. Het checkpanel controleert het volgende:
1) Werking van de controle-/waarschu-
wingslampje.
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaan de lampjes branden. Na enkele
seconden doven de volgende lampjes:
A - Storing in ABS
B - Storing in airbag
C - Startblokkering Alfa Romeo CODE
D - Te laag remvloeistofniveau en/of
handrem aangetrokken
2) Portieren of kofferdeksel geopend.
Als u de sleutel in stand MAR draait en
één van de lampjes met het auto-symbool
( E ) gaat branden, dan betekent dit dat
het betreffende portier en het kofferdeksel
niet goed zijn gesloten.
P4U00093P4U00094
fig. 74 fig. 75
75
Airbag passagierszijde uitgeschakeld
(indien aanwezig)
Het lampje gaat branden als de airbag
aan passagierszijde is uitgeschakeld.
Als de passagiersairbag is ingeschakeld
en u zet de contactsleutel in stand
MAR, dan gaat het lampje ongeveer 4
seconden branden en vervolgens 4 se-
conden knipperen. Hierna moet het
lampje doven.
De auto is uitgerust
met een elektronische
remdrukverdeling (EBD).
Als bij een draaiende motor tege-
lijkertijd de waarschuwingslamp-
jes
>en xgaan branden, dan
is er een storing in het EBD-sys-
teem; in dat geval kunnen bij
hard remmen de achterwielen
vroegtijdig blokkeren waardoor
de auto kan gaan slippen. Rijd
zeer voorzichtig naar de dichtstbij-
zijnde Alfa Romeo-dealer om het
systeem te laten controleren.
Als bij een draaiende
motor alleen het waar-
schuwingslampje
>
gaat branden, dan is er een sto-
ring in het ABS-systeem. In dat
geval werkt het conventionele
remsysteem op de normale ma-
nier, terwijl geen gebruik wordt
gemaakt van het anti-blokkeer-
systeem. Onder deze omstandig-
heden kan ook de werking van
het EBD-systeem verminderen.
Ook in dit geval raden wij u aan
onmiddellijk en zeer voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde Alfa
Romeo-dealer te rijden, om het
systeem te laten controleren.
Storing in ABS
Het lampje gaat branden bij
een storing in het ABS-systeem. Het con-
ventionele remsysteem blijft werken.
Neem zo spoedig mogelijk contact op
met de Alfa Romeo-dealer. Als u de sleutel in stand MARdraait,
gaat het lampje branden. Het moet na 4
seconden weer doven>
Als het lampje lan-
ger dan de normale 4
seconden gaat knipperen
en het lampje storing airbag
is gedoofd, dan is er een storing
in het lampje zelf. Wendt u in
dit geval onmiddellijk tot de Alfa
Romeo-dealer.
¬
¬
110
SLEPEN VAN DE AUTO
BELANGRIJKHoudt u bij het
slepen van de auto aan de wettelijke
voorschriften. Houdt u bovendien aan de
aanwijzingen in het hoofdstuk “Nood-
gevallen”.
Bij het slepen moeten de volgende voor-
zorgsmaatregelen in acht worden ge-
nomen:
– vervoer de auto, indien mogelijk, op
de laadvloer van een bergingsauto;
– als er geen bergingsauto beschikbaar
is, moet de auto met de aangedreven
wielen (voorwielen) los van de grond ge-
sleept worden;
–a ls ook deze oplossing onmogelijk is,
kan de auto over een afstand van maxi-
maal 50 km en met een snelheid lager
dan 50 km/h, gesleept worden.
Bij het slepen moet de selectorhendel in
stand Nstaan. Start de motor niet als
de auto wordt gesleept.
Als zich tijdens het rij-
den een storing in de ver-
snellingsbak voordoet,
kan de blokkering van de achteruit
niet zijn ingeschakeld: plaats tij-
dens het rijden de selectorhendel
absoluut niet in stand R.
Als de bovenstaande
voorzorgsmaatregelen
niet in acht worden ge-
nomen, kan ernstige schade aan
de automatische versnellingsbak
worden toegebracht.
Auto’s met een auto-
matische versnellings-
bak kunnen slechts over
korte afstanden en met lage
snelheid gesleept worden: indien
over een langere afstand wordt
gesleept, moet dit gebeuren met
de aangedreven wielen los van de
grond, zodat de versnellingsbak
tijdens het slepen wordt aange-
dreven.
AKOESTISCH WAAR-
SCHUWINGSSYSTEEM
Dit systeem treedt ongeveer 18 secon-
den in werking als:
– het portier aan bestuurderszijde
wordt geopend, de motor is afgezet en
de selectorhendel niet in stand Pstaat;
– als stand R (achteruit) wordt inge-
schakeld.
ROLLEND STARTEN
De auto kan niet worden gestart door
hem aan te duwen of te slepen.In geval
van nood (storingen, lege accu, enz.)
kan de auto worden gestart met een
hulpaccu volgens de aanwijzingen in het
hoofdstuk “Noodgevallen”.
122
Als bij een storing niet meer op het anti-
blokkeersysteem kan worden gerekend,
zal de remcapaciteit van de auto absoluut
niet minder zijn.
Als u niet eerder in een auto met ABS
hebt gereden, raden wij u aan het sys-
teem eerst een paar keer uit te proberen
op een glad wegdek. Verlies hierbij de
veiligheid niet uit het oog en houdt u aan
de wetgeving van het land waarin u zich
bevindt. Bovendien raden wij u aan de
volgende aanwijzingen aandachtig te le-
zen.
Het voordeel van het ABS ten opzichte
van het traditionele remsysteem is dat de
auto optimaal bestuurbaar blijft, doordat
het blokkeren van de wielen wordt voor-
komen, ook bij een noodstop en in om-
standigheden waarbij de grip op het weg-
dek beperkt is.
Het gebruik van het ABS leidt niet altijd
tot een kortere remweg: als bijv. ijs of
verse sneeuw op de weg ligt, kan de
remweg langer zijn.
Als het ABS in werking is getreden,
merkt de bestuurder dit aan een trilling in
het rempedaal, die gepaard gaat met
enig geluid.
Dit betekent niet dat het remsysteem
niet goed werkt, maar geeft aan dat het
ABS in werking treedt. Het geeft ook aan
dat de grip op de weg verminderd is. Het
is daarom noodzakelijk uw snelheid aan
te passen aan de conditie van de weg.
Het ABS is een aanvulling op het con-
ventionele remsysteem; bij een storing
schakelt het ABS zichzelf automatisch uit,
waarna alleen het conventionele remsys-
teem werkt.ABS
De auto is uitgerust met een anti-blok-
keerremsysteem (ABS). Het systeem
voorkomt dat de wielen blokkeren, waar-
door de beschikbare grip optimaal wordt
benut en de auto ook tijdens een nood-
stop bestuurbaar en stabiel blijft.
Voor controle of afstel-
ling kunt u contact opne-
men met de Alfa Romeo-
dealer.
P4U00133
fig. 143