Page 25 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
3
2. Druk de “SELECT”-toets in om het ge-
selecteerde motortoerental te bevesti-
gen. De instelfunctie gaat over naar de
functie deactivering controlelampje
schakelmoment.
Om de functie deactivering controlelampjeschakelmoment in te stellenOPMERKING:
De functie deactivering controlelampje
motortoerental kan worden ingesteld
tussen 10000 tpm en 16000 tpm. Van
10000 tpm tot 12000 tpm kan het con-
trolelampje worden ingesteld met
stappen van 500 tpm. Van 12000 tpm
tot 16000 tpm kan het controlelampje
worden ingesteld met stappen van 200
tpm.
Denk eraan dat de deactiveerfunctie
op een hoger toerental moet worden
ingesteld dan de activeerfunctie, om-
dat het controlelampje schakelmo-ment anders gedeactiveerd blijft.
1. Druk de “RESET”-toets in om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten deactiveren.2. Druk de “SELECT”-toets in om het ge-
selecteerde motortoerental te bevesti-
gen. De instelfunctie gaat over naar de
functie helderheid controlelampje
schakelmoment.
Om de helderheid van het controlelampje
schakelmoment in te stellen1. Druk de “RESET”-toets in om de ge-
wenste helderheid van het controle-
lampje te kiezen.
2. Druk de “SELECT”-toets in om het ge-
selecteerde helderheidsniveau van
het controlelampje te bevestigen. De
multifunctionele display gaat terug
naar de weergave kilometerteller, rit-
teller of klok.
DAU12330
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie) Deze motor kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidief-
stal-alarmsysteem. Neem contact op met
een Yamaha dealer voor nadere informatie.
U5SLD2D0.book Page 11 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 26 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
3
DAU12343
Stuurschakelaars Links
Rechts
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” voor grootlicht
en op “” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “/”
Druk deze schakelaar naar “” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “”. Zet deze schakelaar op “” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12710
Startknop “”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien.LET OP:
DCA10050
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voor-dat u de motor start.
DAU12731
Schakelaar alarmverlichting “”
Met de sleutel in de stand “ON” of “” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP:
DCA10060
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de accuontladen raken.
1. Lichtsignaalschakelaar “”
2. Dimlichtschakelaar “/”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “/”
4. Claxonschakelaar “”
5. Schakelaar alarmverlichting “”
1. Noodstopschakelaar “/”
2. Startknop “”U5SLD2D0.book Page 12 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 27 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
3
DAU12820
Koppelingshendel De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-23.)
DAU12870
Schakelpedaal Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij het
schakelen van de versnellingen van de 6-
traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
DAU33850
Remhendel De remhendel bevindt zich aan de rechter-
stuurgreep. Trek de hendel naar het stuur
toe om de voorrem te bekrachtigen.
De remhendel is voorzien van een stelknop
voor afstelpositie. Om de afstand tussen de
remhendel en de stuurgreep af te stellen,
wordt de stelknop gedraaid terwijl de hendel
van het stuur vandaan wordt gehouden. Als
de gewenste positie is bereikt, stel deze dan
in door een groef op de stelknop uit te lijnen
met het merkteken “” op de remhendel.
1. Koppelingshendel
1. Schakelpedaal
1. Remhendel
2.“”-merkteken
3. Stelknop voor afstelpositie van remhendel
4. Afstand tussen remhendel en stuurgreep
U5SLD2D0.book Page 13 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 28 of 102
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
3
DAU12941
Rempedaal Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU13070
Tankdop Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan een
kwartslag rechtsom. Het slot wordt ontgren-
deld en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de sleu-
tel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
OPMERKING:De tankdop kan alleen worden gesloten met
de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct gesloten en vergren-deld is.
WAARSCHUWING
DWA11090
Controleer voor u gaat rijden of detankdop correct is afgesloten.
1. Rempedaal
1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
U5SLD2D0.book Page 14 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 29 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-15
3
DAU13210
Brandstof Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de brand-
stoftank tot onderaan de vulpijp zoals ge-
toond.
WAARSCHUWING
DWA10880
Overvul de brandstoftank niet, an-
ders zal benzine uitstromen zodra
deze warm wordt en uitzet.
Mors geen brandstof op een heetmotorblok.
LET OP:
DCA10070
Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, de
brandstof kan immers schade toebren-
gen aan de lak of aan kunststof onderde-len.
DAU13390
LET OP:
DCA11400
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt ern-
stige schade aan inwendige motoron-
derdelen als kleppen en zuigerveren enook aan het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als demotor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Door
loodvrije benzine te gebruiken gaan bou-
gies langer mee en blijven de onderhouds-
kosten beperkt.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND LOODVRIJE SUPER-
BENZINE
Inhoud brandstoftank:
17.0 L (4.49 US gal) (3.74 Imp.gal)
Hoeveelheid reservebrandstof (als
het waarschuwingslampje brandstof-
niveau gaat branden):
3.5 L (0.92 US gal) (0.77 Imp.gal)
U5SLD2D0.book Page 15 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 30 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-16
3
DAU34071
Tankbeluchtingsslang/overloop
slang Alvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer de aansluiting van de tank-
beluchtingsslang/overloopslang.
Controleer de tankbeluchtings-
slang/overloopslang op scheuren of
beschadiging en vervang indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de tank-
beluchtingsslang/overloopslang niet
verstopt is en reinig indien nodig.
Zorg dat het uiteinde van de tankbe-
luchtingsslang/overloopslang buiten
het stroomlijnpaneel geplaatst is.
DAU13440
Uitlaatkatalysator Deze machine heeft een uitlaatkatalysator
die gemonteerd is in de uitlaatdemper.
WAARSCHUWING
DWA10860
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Controleer of het uit-
laatsysteem is afgekoeld alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voe-ren.LET OP:
DCA10700
De volgende voorzorgsmaatregelen
moeten worden genomen om brand of
andere schaderisico’s te voorkomen.
Gebruik uitsluitend loodvrije benzi-
ne. Bij gebruik van loodhoudende
benzine zal onherstelbare schade
worden toegebracht aan de uitlaat-
katalysator.
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlamvat.
Laat de motor niet te lang aaneenstationair draaien.
DAU14091
Zadels Bestuurderszadel
Verwijderen van het bestuurderszadelLicht het bestuurderszadel op aan de ach-
terzijde zoals afgebeeld, verwijder de bou-
ten en neem het zadel los.
Aanbrengen van het bestuurderszadelSteek het uitsteeksel aan de voorzijde van
het bestuurderszadel in de zadelbevesti-
ging zoals afgebeeld, plaats het zadel in de
oorspronkelijke positie en breng dan de
bouten aan.
1. Tankbeluchtingsslang/overloopslang
1. Bout
U5SLD2D0.book Page 16 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 31 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-17
3
Duozadel
Verwijderen van het duozadel1. Steek de sleutel in het zadelslot en
draai linksom.2. Houd de sleutel in deze stand vast,
trek het duozadel aan de voorzijde om-
hoog en trek dan het zadel naar voren.
Aanbrengen van het duozadel
1. Steek het uitsteeksel aan de achterzij-
de van het duozadel in de zadelbeves-
tiging zoals afgebeeld en druk dan de
voorzijde van het zadel omlaag om te
vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit.OPMERKING:Controleer of de zadels stevig zijn vergren-deld alvorens te gaan rijden.
DAU14380
Helmbevestiging De helmbevestigingen bevinden zich aan
de onderzijde van het duozadel.
Om een helm aan een helmbevestiging
te bevestigen
1. Verwijder het duozadel. (Zie pagina
3-16.)
2. Maak de helm vast aan een helmbe-
vestiging en breng dan het duozadel
stevig aan.
WAARSCHUWING
DWA11040
Rijd nooit met een helm aan de helmbe-
vestiging. De helm kan ergens tegenaan
slaan waardoor de machine mogelijk on-
bestuurbaar wordt en een ongeval nietuitgesloten is.
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1. Vergrendeling duozadel
2. Ontgrendelen.
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1. Helmbevestiging
U5SLD2D0.book Page 17 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 32 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-18
3
LET OP:
DCA11600
Door hun maatvoering of vorm kunnen
sommige helmen in aanraking komen
met de uitlaatdemper wanneer ze aan de
rechter helmbevestiging worden vastge-
maakt. Controleer of uw helm de uitlaat-
demper niet raakt terwijl deze aan dehelmbevestiging is vastgemaakt.
Om een helm los te maken van de helm-
bevestiging
Verwijder het duozadel, neem de helm los
van de helmbevestiging en breng het zadel
weer aan.
DAU14431
Opbergcompartiment Het opbergcompartiment bevindt zich on-
der het duozadel. (Zie pagina 3-16.)
Dit opbergcompartiment is bedoeld voor het
opbergen van een origineel Yamaha U-slot.
(Andere typen sloten passen mogelijk niet.)
WAARSCHUWING
DWA10961
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 3 kg (7 lb)voor het op-
bergcompartiment niet.
Overschrijd het maximumgewicht
van 192 kg (423 lb) voor het voertuigniet.Om een U-slot in het opbergcomparti-
ment te plaatsen
1. Verwijder de rubber dop uit het gat in
de bodem van het opbergcomparti-
ment en berg deze op een veilige
plaats op om verlies te voorkomen.
2. Steek de uiteinden van het U-slot in de
gaten in de bodem van het opberg-
compartiment, zoals getoond.
3. Plaats het slotgedeelte van het U-slot
in de aangegeven positie.
4. Zet de slotstang van het U-slot stevig
vast en borg met de riem, zoals in de
afbeelding.
OPMERKIN
G:
Als het U-slot niet in het opbergcom-
partiment is aangebracht, moet het gat
in de bodem van het compartiment
met de rubber dop worden afgesloten.
Spullen die in het opbergcompartiment
worden bewaard moeten met plastic
worden omwikkeld om ze niet te verlie-zen.
1. Stang u-slot (optie)
2. Vergrendeling van u-slot (optie)
3. Riem
4. Rubber dop
U5SLD2D0.book Page 18 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM