Page 49 of 102

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-3
6
7*AchterremControleer de werking en het vloeistofniveau en contro-
leer de machine op vloeistoflekkage.√√√√√ √
Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
8*RemslangenControleer op scheurtjes en beschadigingen.√√√√ √
Vervangen. Elke 4 jaar
9*WielenControleer de speling en controleer op beschadigingen.√√√√
10*BandenControleer op slijtage en beschadigingen.
Vervang indien nodig.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.√√√√ √
11*WiellagersControleer op speling of beschadigingen.√√√√
12*AchterbrugControleer op een correcte werking en overmatige spe-
ling.√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 50000 km
13 AandrijfkettingControleer de spanning, uitlijning en conditie van de aan-
drijfketting.
Stel de ketting af en smeer deze grondig met een speciale
smering voor o-ringkettingen. Elke 800 km en na elke wasbeurt of rit in de regen
14*BalhoofdlagersControleer de lagers op speling en oppervlakteruwheid.√√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 20000 km
15*FramebevestigingenControleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn
vastgezet.√√√√ √
16 ZijstandaardControleer de werking.
Smeren.√√√√ √
17*ZijstandaardschakelaarControleer de werking.√√√√√ √ NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE 1 10203040
U5SLD2D0.book Page 3 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 50 of 102

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-4
6
18*Vo o r v o r kControleer op een correcte werking en olielekkage.√√√√
19*SchokdemperunitControleer op een correcte werking en olielekkage.√√√√
20*Relaisarm achterwie-
lophanging en schar-
nierpunten
verbindingsarmControleer de werking.√√√√
21*Elektronisch brandsto-
finjectiesysteemStel het stationair toerental en de synchronisatie af.√√√√√ √
22 MotorolieVerversen.
Controleer het olieniveau en controleer de machine op
olielekkage.√√√√√ √
23 OliefilterpatroonVervangen.√√√
24*KoelsysteemControleer het koelvloeistofniveau en controleer de ma-
chine op vloeistoflekkage.√√√√ √
Verversen. Elke 3 jaar
25*Voor- en achterrem-
schakelaarControleer de werking.√√√√√ √
26Bewegende delen en
kabelsSmeren.√√√√ √
27*Gaskabelhuis en gas-
kabelControleer de werking en speling.
Stel indien nodig de speling af.
Smeer het gaskabelhuis en de gaskabel.√√√√ √
28*LuchtinlaatsysteemControleer de luchtafsluitklep, de membraanklep en de
slang op beschadiging.
Vervang beschadigde onderdelen indien nodig.√√√√ √ NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE 1 10203040U5SLD2D0.book Page 4 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 51 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-5
6
DAU18670
OPMERKING:
Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloei-
stof worden ververst.De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
29*Uitlaatdemper en uit-
laatpijpControleer of de schroefklem goed vastzit.√√√√√
30*Lampen, richtingaan-
wijzers en schakelaarsControleer de werking.
Stel de koplamplichtbundel af.√√√√√ √ NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE 1 10203040
U5SLD2D0.book Page 5 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 52 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
6
DAU18711
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de afgebeelde stroom-
lijn- en framepanelen worden verwijderd.
Neem deze paragraaf door wanneer een
stroomlijn- of framepaneel moet worden
verwijderd of aangebracht.
DAU19012
Stroomlijnpanelen A en B
Verwijderen van een stroomlijnpaneelVerwijder de bouten en drukclips, schuif het
stroomlijnpaneel naar voren (bij A) of naar
achteren (bij B) en trek dan los zoals ge-
toond.
1. Stroomlijnpaneel A
2. Paneel A
1. Stroomlijnpaneel B
2. Paneel B
1. Drukclip
1. Bout
2. Stroomlijnpaneel A
U5SLD2D0.book Page 6 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 53 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
6
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel1. Breng de uitsteeksels en montage-
sleuven aan de achter/onderzijde van
het stroomlijnpaneel bij elkaar en
schuif dan het stroomlijnpaneel op zijn
plaats.
2. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
bouten en drukclips aan.OPMERKING:Controleer of de lippen vooraan beide
stroomlijnpanelen op de juiste wijze aanlig-
gen zoals in de afbeelding en of alle sleuvenen uitsteeksels in elkaar grijpen.
DAU19461
Panelen A en B
Om een van de panelen te verwijderenHaal de bouten los en verwijder dan het pa-
neel door dit naar voren te schuiven.
1. Bout
2. Stroomlijnpaneel B
1. Stroomlijnpaneel A
2. Stroomlijnpaneel B
1. Sleuf
2. Uitsteeksel
1. Lipje
1. Bout
U5SLD2D0.book Page 7 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 54 of 102

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
Aanbrengen van het paneel1. Plaats de lippen op het paneel in de
montagesleuven en schuif het paneel
naar achteren.
2. Breng de bouten aan.
DAU19651
Controleren van de bougies Bougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten worden
gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door verhit-
ting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden), en alle bougies
in de motor horen dezelfde verkleuring te
hebben. Wanneer een bougie een heel an-
dere kleur vertoont, is de motor mogelijk de-
fect. Probeer dergelijke problemen niet zelf
vast te stellen. Laat in plaats daarvan uw
motorfiets nakijken door een Yamaha
dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt.Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKING:Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
1. Lipje
2. Sleuf
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR9EK,CR10EK
1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9.0 ft·lbf)
U5SLD2D0.book Page 8 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 55 of 102

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-ment worden aangedraaid.LET OP:
DCA10840
Gebruik geen gereedschap om de bou-
giedop te verwijderen of aan te brengen,
om de bobinekabel niet te beschadigen.
De bougiedop is mogelijk lastig te ver-
wijderen omdat de rubber afdichting aan
het uiteinde stevig vastzit. Haal de bou-
giedop los door hem heen en weer te
draaien en tegelijkertijd los te trekken;
breng de bougiedop aan door heen en
weer te draaien en tegelijkertijd aan tedrukken.
DAU19931
Motorolie en oliefilterpatroon Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKIN
G:
Zorg dat de machine rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer de machine iets schuin staat, kan hetniveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen.
4. Verwijder de peilstok en veeg deze
schoon. Steek de peilstok terug in de
olievulopening (zonder vast te
draaien) en verwijder dan opnieuw om
het olieniveau te controleren.
OPMERKING:Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveaustaan.1. Peilstok
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Olievuldop
U5SLD2D0.book Page 9 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM
Page 56 of 102

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
5. Als de motorolie bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan de olievuldop en
vul voldoende olie van de aanbevolen
soort bij tot het correcte niveau.
6. Steek de peilstok in en draai deze vast
en installeer dan de olievuldop en
draai vast.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpatroon)
1. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor om
de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
OPMERKING:Sla de stappen 4–10 over als de oliefilterpa-troon niet wordt vervangen.
4. Verwijder het stroomlijnpaneel B. (Zie
pagina 6-6.)
5. Verwijder het deksel van het koelvloei-
stofreservoir door de bouten los te ha-
len.
6. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.
OPMERKING:De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutelleveren.
7. Smeer een dun laagje motorolie op de
o-ring van de nieuwe oliefilterpatroon.
1. Olieaftapplug
1. Kap koelvloeistofreservoir
2. Bout
1. Oliefiltersleutel
2. Oliefilterpatroon
1. O-ring
U5SLD2D0.book Page 10 Thursday, August 5, 2004 10:40 AM