Page 41 of 90

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-3
6
8*RemslangenControleer op scheurtjes en beschadigingen.√√√√ √
Vervangen. Elke 4 jaar
9*WielenControleer de speling en de spaakspanning en controleer
op beschadigingen.
Trek indien nodig de spaken aan.√√√√√
10*BandenControleer op slijtage en beschadigingen.
Vervang indien nodig.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.√√√√ √
11*WiellagersControleer op speling of beschadigingen.√√√√
12*AchterbrugControleer op een correcte werking en overmatige spe-
ling.√√√√
13 AandrijfkettingControleer of de ketting correct is aangespannen.
Controleer of het achterwiel correct is uitgelijnd.
Reinigen en smeren.Elke 500 km na elke wasbeurt of rit in de regen
14*BalhoofdlagersControleer de lagers op speling en oppervlakteruwheid.√√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 20000 km
15*FramebevestigingenControleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn
vastgezet.√√√√ √
16 ZijstandaardControleer de werking.
Smeren.√√√√ √
17*ZijstandaardschakelaarControleer de werking.√√√√√ √
18*Vo o r v o r kControleer op een correcte werking en olielekkage.√√√√
19*SchokdemperunitControleer op een correcte werking en olielekkage.√√√√ NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE 1 10203040
Page 42 of 90

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-4
6
20*Relaisarm achterwie-
lophanging en schar-
nierpunten
verbindingsarmControleer de werking.√√√√
21*Elektronisch brandsto-
finjectiesysteemStel het stationair toerental af.√√√√√ √
22 MotorolieVerversen.
Controleer het olieniveau en controleer de machine op
olielekkage.√√√√√ √
23 OliefilterelementVervangen.√√√
24*KoelsysteemControleer het koelvloeistofniveau en controleer de ma-
chine op vloeistoflekkage.√√√√ √
Verversen. Elke 3 jaar
25*Voor- en achterrem-
schakelaarControleer de werking.√√√√√ √
26Bewegende delen en
kabelsSmeren.√√√√ √
27*Gaskabelhuis en gas-
kabelControleer de werking en speling.
Stel indien nodig de speling af.
Smeer het gaskabelhuis en de gaskabel.√√√√ √
28*LuchtinlaatsysteemControleer de luchtafsluitklep, de membraanklep en de
slang op beschadiging.
Vervang indien nodig het volledige luchtinlaatsysteem.√√√√ √
29*Uitlaatdempers en uit-
laatpijpenControleer of de schroefklemmen goed vastzitten.√√√√√ √
30*Lampen, richtingaan-
wijzers en schakelaarsControleer de werking.
Stel de koplamplichtbundel af.√√√√√ √ NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE 1 10203040
Page 43 of 90
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-5
6
DAUM1890
OPMERKING:
Vervang het luchtfilterelement vaker als u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinder worden vervangen en de remvloeistof worden ververst.De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
Page 44 of 90
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
6
DAU18711
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de afgebeelde stroom-
lijn- en framepanelen worden verwijderd.
Neem deze paragraaf door wanneer een
stroomlijn- of framepaneel moet worden
verwijderd of aangebracht.
DAUM1682
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneelVerwijder de bouten en afstandsringen en
trek dan het stroomlijnpaneel omhoog om
dit te verwijderen.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats de lip van de bevestigingssteun
van het stroomlijnpaneel tussen de be-
schermer en de bevestigingssteun
aan beide zijden.
1. Stroomlijnpaneel A
1. Paneel A
1. Stroomlijnpaneel B
2. Paneel B
1. Bout
1. Bescherming
2. Lip stroomlijnpaneel
3. Steun
Page 45 of 90

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
6
2. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
bouten en afstandsringen aan.
DAUM1691
Stroomlijnpaneel B
Verwijderen van stroomlijnpaneel1. Verwijder het zadel en het paneel B.
(Zie pagina’s 3-11 en 6-6.)
2. Verwijder de bouten, verwijder de
snelsluitschroeven nadat u ze een
kwartslag linksom heeft gedraaid en
trek daarna het stroomlijnpaneel los bij
het aangegeven gedeelte.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie, draai dan de snel-
sluitschroeven vast en breng de
bouten aan.
2. Monteer het paneel.
3. Breng het zadel aan.
DAUM1701
Paneel A
Verwijderen van het paneel1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-11.)
2. Verwijder de bouten en de afstands-
ring en trek dan het paneel los bij het
aangegeven gedeelte.Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie, monteer de afstandsring en
breng dan de bouten aan.
2. Breng het zadel aan.
1. Bout
2. Snelsluitschroef
1. Bout
2. Afstandsring
Page 46 of 90
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
DAUM1710
Paneel B
Verwijderen van het paneel1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-11.)
2. Verwijder de bout en trek het paneel
dan los bij de aangegeven gedeelten.
Aanbrengen van het paneel1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de bout aan.2. Breng het zadel aan.
DAU19602
Controleren van de bougie De bougie is een belangrijk motoronderdeel
dat gemakkelijk te controleren is. Door hitte
en aanslag slijten bougies op de lange duur.
Daarom moeten bougies worden verwijderd
en gecontroleerd volgens het periodieke
onderhouds- en smeerschema. Bovendien
kan aan het uiterlijk van de bougie de con-
ditie van de motor worden afgelezen.
De bougie verwijderen
1. Verwijder de bougiedop.
2. Verwijder de bougie zoals weergege-
ven met behulp van de bougiesleutel
uit de boordgereedschapsset.
1. Bout
1. Bougiedop
Page 47 of 90

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isolator
rondom de centrale elektrode van de
bougie een middeldonkere tot lichte
kleur vertoont (de ideale kleur bij nor-
maal gebruik van de machine).OPMERKIN
G:
De motor is misschien defect als de bougie
een duidelijk andere kleur heeft. Probeer
dergelijke problemen niet zelf vast te stel-
len. Laat in plaats daarvan uw motorfietsnakijken door een Yamaha dealer.
2. Controleer de bougie op afslijting van
de elektroden en op overmatige kool-
stof- of andere aanslag. Vervang in-
dien nodig de bougie.De bougie monteren
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKING:Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-ment worden aangedraaid.
4. Installeer de bougiedop.
1. Bougiesleutel
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR7E
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9.0 ft·lbf)
Page 48 of 90

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
DAUM1841
Motorolie en oliefilterelement Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKIN
G:
Zorg dat de machine rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer de machine iets schuin staat, kan hetniveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat deze 10–15 minu-
ten warmdraaien en zet hem dan uit.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen, verwijder de olie-
vuldop, veeg de peilstok schoon, steek
deze weer in de vulopening (zonder
vast te draaien) en neem dan weer uit
om het olieniveau te controleren.OPMERKING:
Het motoroliereservoir bevindt zich
binnen het frame.
Het motorolieniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-mumniveau staan.
LET OP:
DCA10010
Gebruik de machine alleen als u weet dathet motorolieniveau voldoende hoog is.
WAARSCHUWING
DWA10360
Draai de oliereservoirdop nooit los di-
rect nadat op hoge snelheid is gereden,
de hete motorolie kan dan naar buiten
spuiten en schade of brandwonden ver-
oorzaken. Geef de motorolie steeds degelegenheid voldoende af te koelen
voordat de oliereservoirdop wordt ver-
wijderd.
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
5. Breng de olievuldop aan.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging oliefilterelement)
1. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
2. Bevestig het hulpstuk voor motorolie
aftappen (in de boordgereedschaps-
set) onder de aftapplug van het carter.
1. Olievuldop
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Olieaftapplug (carter)
2. Hulpstuk voor motorolie aftappen