Page 57 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
2
3
4
5
67
8
9
LET OP:
DCA11620
Om het slippen van de koppe-
ling te voorkomen (de motorolie
smeert immers ook de koppe-
ling) mogen geen chemische
additieven worden toegevoegd.
Gebruik geen olieën met een
“CD” dieselspecificatie of
olëeen met een hogere kwaliteit
dan gespecificeerd. Gebruik
ook geen oliën met een “ENER-
GY CONSERVING II” of hogereaanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigin-
gen in het carter terecht komen.
9. Start de motor, laat hem een paar
minuten stationair draaien en con-
troleer daarbij op olielekkage. Als
er sprake is van olielekkage, zet
de motor dan direct af en zoek de
oorzaak.
10. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien no-
dig.
Terugstellen van het controlelamp-
je olieverversingstermijn
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Houd de terugstelknop gedurende
twee tot acht seconden ingedrukt.3. Laat de terugstelknop los, het con-
trolelampje olieverversingstermijn
zal nu uitgaan.
OPMERKING:
Als de motorolie werd ververst voordat
het controlelampje olieverversingster-
mijn brandde (dus voordat de periodie-
ke intervalperiode voor olieverversing
was verstreken), moet het controle-
lampje na de olieverversing worden te-
ruggesteld om het eerstvolgende
tijdstip voor olieverversing correct aan
te geven. Volg de hierboven beschre-
ven werkwijze ook om het controle-
lampje olieverversingstermijn terug te
stellen voordat de olieverversingster- Aanbevolen motorolie:
SAE 10W-30 of SAE 10W-40
(API SE, SF, SG of hoger)
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefil-
terpatroon:
2.80 L (2.96 US qt)
(2.46 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpa-
troon:
2.90 L (3.07 US qt)
(2.55 Imp.qt)
1. Terugstelknop “OIL CHANGE”
1
Page 58 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
mijn was verstreken, maar kijk wel of
het controlelampje ca. 1.4 seconde
brandt nadat de terugstelknop is losge-
laten; zo niet, herhaal dan de procedu-
re.
DAU19992
Kettingkastolie
De kettingkastolie moet als volgt wor-
den ververst op de tijdstippen aange-
geven in het periodieke onderhouds-
en smeerschema.
1. Verwijder het paneel F. (Zie
pagina 6-6.)
2. Zet een oliecarter onder de aan-
drijfkettingkast om de gebruikte
olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de af-
tapplug om de olie uit de ketting-
kast af te tappen.
4. Installeer de aftapbout in de ket-
tingkast en draai deze dan vastmet het voorgeschreven aanhaal-
moment.
5. Voeg de aangegeven hoeveelheid
van de aanbevolen ketttingkastolie
toe.
6. Veeg de peilstok schoon, steek
deze in de vulopening (zonder vast
te draaien) en verwijder hem dan
om het olieniveau te controleren.
1. Olievuldop kettingkast
2. Aftapbout kettingkastolie1
2
Aanhaalmoment:
Aftapbout kettingkastolie:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14.5 ft·lbf)
Voorgeschreven kettingkastolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0.6–0.7 L (0.63–0.74 US qt)
(0.53–0.62 Imp.qt)
Page 59 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
2
3
4
5
67
8
9
OPMERKING:
Het motorolieniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
7. Als de motorolie beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, vul dan voldoende olie, van
de aanbevolen soort, bij tot het
correcte niveau.
8. Steek de peilstok in de vulopening
en draai dan de olievuldop vast.
LET OP:
DCA11260
Zorg dat er geen verontreinigingen
in aandrijfkettingkast terecht ko-
men.
DAU20070
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofni-
veau worden gecontroleerd. Ook moet
de koelvloeistof worden ververst vol-
gens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU20122
Controleren van het koelvloeistofni-
veau
1. Zet de machine op een vlakke on-
dergrond en houd deze rechtop.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet wor-
den gecontroleerd terwijl de motor
koud is, temperatuurverschillen
zijn namelijk van invloed op het ni-
veau.
Zorg dat de machine rechtop staat
bij het controleren van het koel-
vloeistofniveau. Wanneer de ma-
chine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Verwijder de afdekkap over het
koelvloeistofreservoir door de
schroef los te halen.
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
1
2
Page 60 of 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3. Controleer het koelvloeistofniveau
in het reservoir.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.4. Open de reservoirdop, vul koel-
vloeistof bij tot de merkstreep voor
maximumniveau en sluit de reser-
voirdop weer als de koelvloeistof
bij of beneden de merkstreep voor
minimumniveau staat.
LET OP:
DCA10470
Als er geen koelvloeistof voor-
handen is, gebruik in plaats
daarvan dan gedistilleerd water
of zacht leidingwater. Gebruik
geen hard water of zout water,
hierdoor kan de motor worden
beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ver-
1. Kap koelvloeistofreservoir
2. Schroef
1
2
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
12
1. Dop koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir
(tot aan de merkstreep voor
maximumniveau):
0.35 L (0.37 US qt)
(0.31 Imp.qt)
1
Page 61 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
2
3
4
5
67
8
9 vers dan zo snel mogelijk met
koelvloeistof, anders wordt de
motor onvoldoende gekoeld en
is het koelsysteem niet be-
schermd tegen bevriezing en
corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel
mogelijk een Yamaha dealer het
antivries percentage van de
koelvloeistof te controleren, an-
ders zal de koelvloeistof minder
effectief zijn.
WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog
heet is.
5. Monteer het koelvloeistofreservoir
door de schroef aan te brengen.
OPMERKING:
De radiatorkoelvin schakelt auto-
matisch aan of uit, afhankelijk van
de temperatuur van de koelvloei-
stof in de koelvloeistofradiator.
Als de motor oververhit raakt,staan op pagina 6-35 nadere in-
structies vermeld.
DAU21120
Reinigen van het
luchtfilterelement
Het luchtfilterelement moet worden ge-
reinigd volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema. Reinig het luchtfil-
terelement vaker als u in zeer stoffige
of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het stroomlijnpaneel A.
(Zie pagina 6-6.)
2. Verwijder de kuipruit door de
schroeven los te halen.
3. Verwijder het luchtfilterdeksel door
de schroeven los te halen en trek
dan het luchtfilterelement eruit.
1. Schroef
1
1(×5)
Page 62 of 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
1
2
3
4
5
6
7
8
9
4. Geef een paar tikjes tegen het
luchtfilterelement om het meeste
stof en vuil te verwijderen en blaas
dan het nog achtergebleven vuil
weg met perslucht zoals afge-beeld. Vervang het luchtfilterele-
ment als dit beschadigd is.
5. Steek het luchtfilterelement in het
luchtfilterhuis.
LET OP:
DCA10480
Controleer of het luchtfilterele-
ment correct in het luchtfilter-
huis is geplaatst.
Laat de motor nooit draaien
zonder dat het luchtfilterele-
ment aanwezig is, dat kan leiden
tot overmatige slijtage bij de zui-
ger(s) en/of de cilinder(s).
6. Monteer het luchtfilterdeksel door
de schroeven aan te brengen.
7. Breng de kuipruit en het stroomlijn-paneel aan.
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
1. Luchtfilterelement
1
2
2
1
Page 63 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
2
3
4
5
67
8
9
DAU33481
Afstellen van het stationair
toerental
Het stationair toerental moet als volgt
worden gecontroleerd en eventueel af-
gesteld volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze af-
stelling te verrichten.
OPMERKING:
De motor is voldoende warm als deze
snel reageert op de gasbediening.
1. Verwijder het paneel B. (Zie
pagina 6-6.)
2. Controleer het stationair toerental
en stel dit indien nodig volgens de
specificatie af door de stationair
stelschroef te verdraaien. Draai de
schroef in de richting (a) om het
stationair toerental te verhogen.
Draai de schroef in de richting (b)
om het stationair toerental te verla-
gen.
OPMERKING:
Als het voorgeschreven stationair toe-
rental niet haalbaar is volgens de hier-
boven beschreven werkwijze, vraag
dan een Yamaha dealer de afstelling
uit te voeren.
3. Monteer het paneel.
DAU21380
Speling van de gaskabel
afstellen
De vrije slag van de gaskabel dient
3.0–5.0 mm (0.12–0.20 in) te bedragen
bij de gasgreep. Controleer de vrije
slag van de gaskabel regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen
door een Yamaha dealer.
1. Stationair stelschroef
Stationair toerental:
1150–1250 omw/min
1(a)
(b)
1. Vrije slag gaskabel
1
Page 64 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU21400
Afstellen van de klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik
gaan afwijken, waardoor de lucht/
brandstof-verhouding kan veranderen
en/of het motorgeluid toeneemt. Om dit
te voorkomen moet de klepspeling door
een Yamaha dealer worden afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU33600
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een opti-
male prestatie, levensduur en veilige
werking van uw machine.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit
worden gecontroleerd en indien nodig
worden bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10500
De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld ter-
wijl de banden koud zijn (wan-
neer de temperatuur van de
banden gelijk is aan de omge-
vingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en
het totale gewicht van rijder,
passagier, bagage en accessoi-
res dat voor dit model is vastge-
steld.
WAARSCHUWING
DWA11200
De aanwezigheid van bagage heeft
grote invloed op het weggedrag, de
rem- en rij-eigenschappen en de vei-
ligheid van uw machine. Neem daar-
om de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
DE MACHINE NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbe- Bandspanning (gemeten op
koude banden):
0–90 kg (0–198 lb) :
Voor:
225 kPa (33 psi) (2.25 kgf/cm
2
)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm
2
)
90–190 kg (198–419 lb) :
Voor:
225 kPa (33 psi) (2.25 kgf/cm
2
)
Achter:
280 kPa (41 psi) (2.80 kgf/cm
2
)
Maximale belasting*:
190 kg (419 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder,
passagier, bagage en accessoi-
res