Page 17 of 92

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-1
2
34
5
6
7
8
9
DAU10972
Startblokkeersysteem
Dit voertuig is voorzien van een start-
blokkeersysteem waarmee diefstal kan
worden bemoeilijkt door de codering
van de standaardsleutels te wijzigen.
Het systeem bestaat uit de volgende
onderdelen:
een codeersleutel (met een rood
bovendeel)
twee standaardsleutels (met een
zwart bovendeel) die opnieuw
kunnen worden gecodeerd
een transponder (die is geïnte-
greerd in de codeersleutel)
een startblokkeereenheid
een ECU
een controlelampje van het start-
blokkeersysteem (Zie pagina 3-3.)
De sleutel met het rode bovendeel
wordt gebruikt om de twee standaards-
leutels te coderen. Het wijzigen van de
codes is een ingewikkelde procedure.
Breng het voertuig daarom met alle drie
sleutels naar een Yamaha dealer om
deze opnieuw te laten coderen. Ge-
bruik de sleutel met het rode bovendeel
niet om met het voertuig te rijden. Deze
sleutel dient uitsluitend te worden ge-
bruikt voor het opnieuw coderen van de
standaardsleutels. Gebruik altijd een
standaardsleutel om met het voertuig
te rijden.
LET OP:
DCA11820
BEWAAR DE CODEERSLEU-
TEL ZORGVULDIG! NEEM ON-
MIDDELLIJK CONTACT OP MET
UW DEALER ALS DE SLEUTEL
VERLOREN RAAKT! Als de co-
deersleutel verloren raakt, is het
niet meer mogelijk om de stan-
daardsleutels opnieuw te code-ren. De standaardsleutels
kunnen nog steeds worden ge-
bruikt om het voertuig te star-
ten, maar wanneer de
codeersleutel vereist is (bijvoor-
beeld als er een nieuwe stan-
daardsleutel wordt gemaakt of
alle sleutels verloren zijn ge-
raakt) moet het volledige start-
blokkeersysteem worden
vervangen. Het is daarom aan te
bevelen een van de twee stan-
daardsleutels te gebruiken en
de codeersleutel te bewaren op
een veilige plaats.
Dompel de sleutels niet onder in
water.
Stel de sleutels niet bloot aan
extreem hoge temperaturen.
Houd de sleutels uit de buurt
van magneten (inclusief, maar
niet uitsluitend, producten zoals
luidsprekers etc.).
Plaats geen zware voorwerpen
op de sleutels.
Probeer niet de sleutels te slij-
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)
Page 18 of 92

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9pen of de vorm ervan te veran-
deren.
Probeer niet het kunststof bo-
vendeel van de sleutels open te
maken.
Bevestig niet meer dan één
sleutel van hetzelfde startblok-
kersysteem aan een sleutelring.
Houd de standaardsleutels en
sleutels van andere startblok-
keersystemen uit de buurt van
de codeersleutel van dit voer-
tuig.
Houd sleutels van andere start-
blokkeersystemen uit de buurt
van het contactslot, deze kun-
nen signaalstoring veroorza-
ken.
DAU10471
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtings-
systemen bediend en wordt het stuur
vergrendeld.
OPMERKING:
Gebruik de standaardsleutel (zwart bo-
vendeel) voor het normale gebruik van
het voertuig. Bewaar de codeersleutel
(rood bovendeel) op een veilige plaats
om verlies te voorkomen en gebruik de
sleutel uitsluitend voor het opnieuw co-
deren van de standaardsleutels.
DAU10560
ON
Alle elektrische circuits worden voor-
zien van stroom; de instrumentenver-lichting, het achterlicht, de
kentekenverlichting en het parkeerlicht
gaan branden en de motor kan worden
gestart. De sleutel kan niet worden uit-
genomen.
OPMERKING:
De koplamp gaat automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart en blijft
aan totdat de sleutel naar “OFF” wordt
gedraaid of de zijstandaard omlaag
wordt bewogen.
DAU10660
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitge-
schakeld. De sleutel kan worden uitge-
nomen.
DAU10680
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektri-
sche systemen zijn uitgeschakeld. De
sleutel kan worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar
links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand
in en draai hem dan naar de
“LOCK”-stand. Houd de sleutel
Page 19 of 92

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
2
34
5
6
7
8
9
hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai hem dan
naar “OFF” terwijl de sleutel ingedrukt
wordt gehouden.
WAARSCHUWING
DWA10060
Draai de contactsleutel nooit naar
“OFF” of naar “LOCK” terwijl de ma-
chine rijdt; elektrische systemen
worden dan afgeschakeld en moge-
lijk zult u zo de macht over het stuur
verliezen of een ongeval veroorza-
ken. Zorg altijd dat de machine stil-
staat voordat u de sleutel naar
“OFF” of naar “LOCK” draait.
DAU33490
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en de achter-
lichten en parkeerlichten branden. De
alarmverlichting en richtingaanwijzers
kunnen worden ingeschakeld, maar
alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de
sleutel naar “ ” te kunnen draaien.
LET OP:
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de
accu ontladen raken.
DAU11001
Controle- en
waarschuwingslampjes
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“ ” en “ ”
Het bijbehorende controlelampje knip-
pert terwijl de schakelaar voor richtin-
gaanwijzers naar de linker- of
rechterstand is gedrukt.
1. Controlelampjes richtingaanwijzers “ ”
en “ ”
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. Controlelampje startblokkering “ ”
4. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
12
34
Page 20 of 92

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11480
Waarschuwingslampje motorsto-
ring “”
Dit waarschuwingslampje gaat bran-
den wanneer een elektrisch circuit dat
de motorwerking controleert defect is.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer
het zelfdiagnosesysteem te controle-
ren.
Het elektrisch circuit voor het waar-
schuwingslampje controleert u door de
sleutel naar “ON” te draaien. Als het
waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft,
vraag dan een Yamaha dealer om het
elektrisch circuit te testen.
DAU26871
Controlelampje startblokkering “”
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje controleert u door de contact-
sleutel naar “ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar se-
conden lang oplicht en dan dooft, vraagdan een Yamaha dealer om het elek-
trisch circuit te testen.
Als de contactsleutel naar “OFF” wordt
gedraaid, begint het controlelampje na
30 seconden te knipperen om aan te
geven dat het startblokkeersysteem is
ingeschakeld. Het controlelampje stopt
na 24 uur met knipperen, maar het
startblokkeersysteem blijft ingescha-
keld.
OPMERKING:
Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het startblok-
keersysteem. Als het
startblokkeersysteem defect is, gaat
het controlelampje knipperen en toont
de multifunctionele meter een foutcode
wanneer de contactsleutel naar “ON”
wordt gedraaid. (Zie “Zelfdiagnosesys-
teem” op pagina 3-5 voor meer infor-
matie.)
DAU11601
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rij-
snelheid.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt
gedraaid, slaat de naald van de snel-
heidsmeter eenmaal helemaal uit tot
aan de hoogste snelheid en keert daar-
na weer terug naar nul om het elektri-
sche circuit te testen.
1. Snelheidsmeter
1
Page 21 of 92
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
2
34
5
6
7
8
9
DAU11872
Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de
motorrijder het motortoerental controle-
ren en dit binnen het ideale bereik hou-
den.
Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, slaat de naald van de toerentel-
ler eenmaal helemaal uit tot aan het
hoogste aantal toeren per minuut en
keert daarna weer terug naar nul tpm
om het elektrische circuit te testen.
LET OP:
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl detoerenteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 8250 omw/min en hoger
DAU33512
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12311
Zorg dat de machine stilstaat, voor-
dat u wijzigingen in de instellingen
van het multifunctionele display
gaat aanbrengen.
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
12
1. Klok
2. Temperatuurmeter koelvloeistof
3. Brandstofniveaumeter
4. Kilometerteller/rittellers
5. “SELECT”-toets
6. “RESET”-toets
1
2
3
4
5
6
Page 22 of 92

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Het multifunctionele display toont de
volgende voorzieningen:
een brandstofniveaumeter
een temperatuurmeter koelvloei-
stof
een kilometerteller (die de totale
afgelegde afstand toont)
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers
het laatst werden teruggesteld op
nul)
een ritteller voor brandstofreserve(die de afgelegde afstand weer-
geeft vanaf het moment dat het on-
derste segment van de
brandstofniveaumeter en het
waarschuwingssymbool voor
brandstofniveau gaan knipperen)
een voorziening voor zelfdiagnose
een klok
een indicator olieverversing
een indicator V-snaarvervanging
OPMERKING:
Vergeet niet de sleutel naar “ON”
te draaien voordat u de toetsen
“SELECT” en “RESET” gebruikt.
Als de contactsleutel naar “ON”
wordt gedraaid, verschijnen alle
segmenten een voor een op het
multifunctionele display en ver-
dwijnen daarna weer, om het elek-
trisch circuit te testen.
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de “SELECT”-toets
wisselt de weergave tussen de kilome-
tertellermodus “ODO” en de rittellermo-
di “TRIP”, volgens onderstaande
volgorde:ODO
→
TRIP (boven)
→
TRIP (onder)
→
ODO
Als er ongeveer 2.8 L (0.74 US gal)
(0.62 Imp.gal) brandstof in de tank over
is, beginnen het onderste segment van
de brandstofniveaumeter en het waar-
schuwingssymbool voor brandstofni-
veau te knipperen en wijzigt de
weergave in het display automatisch in
rittellermodus voor brandstofreserve
“TRIP F” en begint de telling van de af-
stand die vanaf dat punt wordt afge-
legd. In dat geval wordt door het
indrukken van de toets “SELECT” in
onderstaande volgorde gewisseld tus-
sen de diverse weergaven van rittellers
en kilometerteller:
TRIP F
→
TRIP (boven)
→
TRIP (on-
der)
→
ODO
→
TRIP F
1. Indicator V-snaarvervanging “V-BELT”
2. Waarschuwingssymbool voor
brandstofniveau “ ”
3. Symbool koelvloeistoftemperatuur “ ”
4. Indicator olieverversing “OIL”
12
4
3
Page 23 of 92

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
2
34
5
6
7
8
9
Om de ritteller op nul terug te stellen,
selecteert u deze door op de toets “SE-
LECT” te drukken en daarna de toets
“RESET” minstens 1 seconde lang in-
gedrukt te houden. Wanneer u de
brandstofreserve-ritteller niet zelf met
de hand op nul terugstelt, wordt deze
automatisch teruggesteld zodra na het
tanken 5 km (3 mi) is gereden en ver-
schijnt de vorige weergavemode weer.
Brandstofniveaumeter
Als de contactsleutel op “ON” staat,
geeft de brandstofniveaumeter de hoe-
veelheid brandstof in de brandstoftank
aan. De displaysegmenten van de
brandstofniveaumeter verdwijnen rich-ting “E” (Empty) naarmate het brand-
stofniveau verder daalt. Wanneer het
brandstofniveau het onderste segment
vlakbij “E” bereikt, gaan het waarschu-
wingssymbool voor brandstofniveau en
het onderste segment knipperen. Vul
zo snel mogelijk brandstof bij.
Temperatuurmeter koelvloeistof
Met de contactsleutel in de stand “ON”
geeft de temperatuurmeter koelvloei-
stof de temperatuur van de koelvloei-
stof aan. De koelvloeistoftemperatuur
is afhankelijk van de weersomstandig-
heden en de motorbelasting. Als het
bovenste segment en het symbool voor
koelvloeistoftemperatuur knipperen,
stop de machine dan en laat de motor
afkoelen. (Zie pagina 6-35.)
LET OP:
DCA10020
Laat de motor niet draaien terwijl
deze oververhit is.
Indicator olieverversing “OIL”
Deze indicator knippert zodra de eerste
1000 km (600 mi) zijn afgelegd en na
5000 km (3000 mi). Vervolgens gaat de
indicator om de 5000 km (3000 mi)
knipperen, om zo aan te geven dat het
tijd is om de motorolie te verversen.
Nadat de motorolie is ververst moet de
indicator olieverversing worden terug-
gesteld. (Zie pagina 6-11.)
Als de motorolie werd ververst voordat
de indicator olieverversing brandde
(dus voordat de intervalperiode voor
1. Ritteller brandstofreserve
1
Page 24 of 92

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
olieverversing was verstreken), moet
de indicator na de olieverversing wor-
den teruggesteld zodat het eerstvol-
gende tijdstip voor olieverversing weer
correct wordt aangegeven. (Zie
pagina 6-11.)
Het elektrisch circuit van de indicator
kan via de volgende procedure worden
getest.
1. Zet de noodstopschakelaar in “ ”
en draai de sleutel naar “ON”.
2. Kijk of de indicator een paar se-
conden oplicht en dan dooft.
3. Als de indicator niet gaat branden,
vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
OPMERKING:
De indicator olieverversing kan gaan
knipperen als er gas wordt gegeven
terwijl de scooter op de middenbok
staat; dit wijst dan echter niet op een
storing.
Indicator V-snaarvervanging
“V-BELT”
Deze indicator knippert om de 20000 km
(12000 mi), wanneer de V-snaar moetworden vervangen.
Het elektrisch circuit van de indicator
kan via de volgende procedure worden
getest.
1. Draai de contactsleutel naar “ON”
en controleer of de noodstopscha-
kelaar op “ ” is gezet.
2. Als de indicator niet gaat branden,
vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor diverse elektrische
circuits.
Als een van deze circuits uitvalt, toont
het multifunctionele display een foutco-
de van 2 cijfers (bijv. 12, 13, 14).
Noteer zo’n foutcode als die op het mul-
tifunctionele display staat aangegeven
en vraag een Yamaha dealer het voer-
tuig na te zien.
LET OP:
DCA11790
Wanneer het multifunctionele dis-
play een foutcode aangeeft, moet
het voertuig zo spoedig mogelijk
worden gecontroleerd om motor-
schade te voorkomen.
Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het startblok-
keersysteem.
Als een van de circuits van het start-
blokkeersysteem uitvalt, gaat het con-
trolelampje startblokkering knipperen
en toont het multifunctionele display
een foutcode van twee cijfers (bijv. 51,
52, 53) wanneer de sleutel naar “ON” is
gedraaid.
OPMERKING:
Als het multifunctionele display foutco-
de 52 weergeeft, betreft dit mogelijk
een storing in het transpondersignaal.
Als deze fout zich voordoet, probeer
dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de
codeersleutel.
OPMERKING:
Houd andere startblokkeersleutels uit
de buurt van het contactslot en bewaar
niet meer dan één startblokkeersleutel
aan dezelfde sleutelring! Startblokkeer-
sleutels kunnen signaalstoring veroor-