Page 17 of 130

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Startblokkeersysteem .......................................... 3-1
Contactslot/stuurslot ............................................ 3-2
Controlelampjes en waarschuwingslampjes ....... 3-4
Multifunctioneel display ........................................ 3-8
Toerenteller ........................................................ 3-13
Antidiefstal-alarm (optie) .................................... 3-13
Stuurschakelaars .............................................. 3-13
Koppelingshendel .............................................. 3-15
Schakelpedaal ................................................... 3-15
Remhendel ........................................................ 3-16
Rempedaal ........................................................ 3-16
Vuldop brandstoftank ......................................... 3-17Brandstof ........................................................... 3-17
Tankbeluchtingsslang ........................................ 3-18
Uitlaatkatalysator .............................................. 3-19
Zadels ............................................................... 3-19
Helmbevestiging ................................................ 3-21
Opbergcompar timent ........................................ 3-21
Afstellen van de voorvork .................................. 3-23
Afstellen van de schookdemperunit .................. 3-25
Bagageriembevestiging ..................................... 3-27
Zijstandaard ...................................................... 3-27
Startspersysteem .............................................. 3-28
U5SLD0.book Page 1 Wednesday, September 18, 2002 11:03 AM
Page 18 of 130

3-1
3
DAU00027
3-FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU04983
Startblokkeersysteem Dit voertuig is voorzien van een startblok-
keersysteem waarmee diefstal kan worden
bemoeilijkt door de codering van de stan-
daardsleutels te wijzigen. Het systeem be-
staat uit de volgende onderdelen:
een codeersleutel (met een rood bo-
vendeel)
twee standaardsleutels (met een
zwart bovendeel) die opnieuw kunnen
worden gecodeerd
een transponder (die is geïntegreerd
in de codeersleutel)
een startblokkeereenheid
de ECU
een controlelampje startblokkering
(Zie pagina 3-6 voor meer informatie.)
De sleutel met het rode bovendeel wordt
gebruikt om de twee standaardsleutels te
coderen. Het wijzigen van de codes is een
ingewikkelde procedure. Breng het voertuig
daarom met alle drie sleutels naar een
Yamaha dealer om deze opnieuw te laten
coderen. Gebruik de sleutel met het rode
bovendeel niet om met het voertuig te rij-
den. Deze sleutel dient uitsluitend te wor-
den gebruikt voor het opnieuw coderen van
de standaardsleutels. Gebruik altijd een
standaardsleutel om met het voertuig te rij-
den.
DCA00151
LET OP:_
BEWAAR DE CODEERSLEUTEL
ZORGVULDIG! NEEM ONMIDDEL-
LIJK CONTACT OP MET UW
DEALER ALS DE SLEUTEL VERLO-
REN RAAKT! Als de codeersleutel
verloren raakt, is het niet meer mo-
gelijk om de standaardsleutels op-
nieuw te coderen. De
standaardsleutels kunnen nog
steeds worden gebruikt om het
voertuig te starten, maar wanneer
de codeersleutel vereist is (bijvoor-
beeld als er een nieuwe standaard-
sleutel wordt gemaakt of alle
sleutels verloren zijn geraakt) moet
het volledige startblokkeersysteem
worden vervangen. Het is daarom
aan te bevelen een van de twee
standaardsleutels te gebruiken en
de codeersleutel te bewaren op een
veilige plaats.
Dompel de sleutels niet onder in
water.
Stel de sleutels niet bloot aan ex-
treem hoge temperaturen.
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutel (× 2, zwart bovendeel)U5SLD0.book Page 1 Wednesday, September 18, 2002 11:03 AM
Page 19 of 130

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
Houd de sleutels uit de buurt van
magneten (inclusief, maar niet be-
perkt tot, producten zoals luidspre-
kers, etc.).
Plaats geen zware voorwerpen op
de sleutels.
Probeer niet de sleutels te slijpen of
de vorm ervan te veranderen.
Probeer niet het kunststof boven-
deel van de sleutels open te maken.
Bevestig niet meer dan één sleutel
van hetzelfde startblokkersysteem
aan een sleutelring.
Houd de standaardsleutels en sleu-
tels van andere startblokkeersyste-
men uit de buurt van de
codeersleutel van dit voertuig.
Houd sleutels van andere startblok-
keersystemen uit de buurt van het
contactslot, deze kunnen signaal-
storing veroorzaken.
_
DAU04984
Contactslot/stuurslot Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssys-
temen bediend en wordt het stuur vergren-
deld.OPMERKING:_ Gebruik de standaardsleutel (zwart boven-
deel) voor het normale gebruik van het
voertuig. Bewaar de codeersleutel (rood
bovendeel) op een veilige plaats om verlies
te voorkomen en gebruik de sleutel uitslui-
tend voor het opnieuw coderen van de
standaardsleutels. _
DAU04562
AAN
Alle elektrische circuits worden gevoed, de
instrumentenverlichting, het achterlicht, de
kentekenverlichting en de parkeerlichten
gaan branden en de motor kan worden ge-
start. De sleutel kan niet worden uitgeno-
men.OPMERKING:_ De koplampen gaan automatisch aan als u
de motor start en blijven aan totdat u de
sleutel naar “OFF” draait, ook als de motor
afslaat. _
DAU00038
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
U5SLD0.book Page 2 Wednesday, September 18, 2002 11:03 AM
Page 20 of 130

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
DAU00040
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in
en draai hem dan naar de
“LOCK”-stand. Houd de sleutel hierbij
ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai hem dan naar
“OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt ge-
houden.
DW000016
WAARSCHUWING
_ Draai de contactsleutel nooit naar “OFF”
of naar “LOCK” terwijl de motorfiets
rijdt; elektrische systemen worden dan
afgeschakeld en mogelijk zult u zo de
macht over het stuur verliezen of een
ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de
motorfiets stilstaat voordat u de sleutel
naar “OFF” of naar “LOCK” draait. _
DAU04920
(Parkeren)
Het stuurslot is vergrendeld en het achter-
licht, de kentekenverlichting en de parkeer-
lichten branden. De alarmknipperlichten en
de richtingsaanwijzers kunnen worden aan-
gezet, maar alle overige elektrische syste-
men zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “” te kunnen draaien.
DCA00043
LET OP:_ Gebruik de parkeerverlichting niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de accu
ontladen raken. _
1. Drukken.
2. Draaien.
U5SLD0.book Page 3 Wednesday, September 18, 2002 11:03 AM
Page 21 of 130

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAU03034
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes
DAU04121
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU04894
Controlelampje “” voor brandstofni-
veau
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het brandstofniveau daalt tot beneden ca.
3,5 L. Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha-dealer om het elektrisch
circuit te testen.OPMERKING:_ Dit model is bovendien uitgerust met een
zelfdiagnosesysteem voor het circuit voor
brandstofniveaumeting. Als het circuit voor
brandstofniveaumeting defect is, wordt de
volgende cyclus herhaald totdat de storing
is opgeheven: Het waarschuwingslampje
knippert acht keer en dooft dan gedurende
2,5 seconde. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer de motorfiets te controle-
ren. _
1. Controlelampje rechter richtingaanwijzer “”
2. Controlelampje “” voor brandstofniveau
3. Waarschuwingslampje “” voor olieniveau
4. Controlelampje “” voor vrijstand
5. Waarschuwingslampje motorstoring “”
6. Controlelampje grootlicht “”
7. Controlelampje startblokkering “”
8. Controlelampje linker richtingaanwijzer “”
U5SLD0.book Page 4 Wednesday, September 18, 2002 11:03 AM
Page 22 of 130

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
DAU04895
Waarschuwingslampje “ ” voor olie-
niveau
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha-dealer om het elektrisch
circuit te testen.
OPMERKING:_
Bij een voldoende hoog olieniveau
kan het waarschuwingslampje soms
toch knipperen bij rijden op een helling
of bij plotseling afremmen of optrek-
ken, er is dan echter geen sprake van
een storing.
Dit model is ook uitgerust met een
zelfdiagnosesysteem voor het circuit
voor olieniveaumeting. Als het circuit
voor olieniveaumeting defect is, wordt
de volgende cyclus herhaald totdat de
storing is opgeheven: Het waarschu-
wingslampje voor olieniveau knippert
acht keer en dooft dan gedurende
2,5 seconde. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer de motorfiets te con-
troleren.
_
DAU00061
Controlelampje “N” voor vrijstand
Dit controlelampje brandt wanneer de ver-
snellingsbak in de vrijstand staat.
DAU04896
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knippert wanneer een elektrisch circuit dat
de motorwerking controleert defect is.
Vraag in dat geval een Yamaha-dealer het
zelfdiagnosesysteem te controleren. (Zie
pagina 3-9 voor uitleg over de werking van
het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha-dealer om het elektrisch circuit te
testen.
DAU00063
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het grootlicht van de koplamp is ingescha-
keld.
1. Controlelampje rechter richtingaanwijzer “ ”
2. Controlelampje “ ” voor brandstofniveau
3. Waarschuwingslampje “ ” voor olieniveau
4. Controlelampje “ ” voor vrijstand
5. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
6. Controlelampje grootlicht “ ”
7. Controlelampje startblokkering “ ”
8. Controlelampje linker richtingaanwijzer “ ”D_5sl_Functions.fm Page 5 Friday, September 20, 2002 10:51 AM
Page 23 of 130

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
DAU04972*
Controlelampje startblokkering “”
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.OPMERKING:_ Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. Als het startblokkeersysteem defect
is, gaat het controlelampje knipperen en
toont het multifuncionele display een fout-
code. (Zie “Zelfdiagnosesysteem” op pagi-
na 3-9 voor meer informatie.) _
DAU04975
Controlelampje schakelmoment
Dit controlelampje kan zodanig worden in-
gesteld dat het oplicht of dooft bij bepaalde
motortoerentallen en geeft aan wanneer
het tijd is om naar de volgende versnelling
te schakelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen. (Zie pagina’s 3-10–3-12
voor een uitgebreide toelichting over de
werking van dit waarschuwingslampje en
de afstelling ervan.)
DAU04923
Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd
om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha-dealer om het elektrisch
circuit te testen.
DC000002
LET OP:_ Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is. _
1. Controlelampje schakelmoment
2. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “”
3. Weergave koelvloeistoftemperatuur
U5SLD0.book Page 6 Wednesday, September 18, 2002 11:03 AM
Page 24 of 130
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
CB-25D
Koelvloeistof-
temperatuurAanduidingen Waarschuwingstekens Toestand/wat te doen
0–39 °C De aanduiding “LO” licht op. In orde. U kunt gaan rijden.
40–116 °CDe temperatuur wordt
aangegeven.In orde. U kunt gaan rijden.
117–139 °CDe temperatuursaanduiding
knippert.
Het waarschuwingslampje licht
op.Stop de motorfiets en laat de motor
stationair draaien tot de koelvloei-
stoftemperatuur daalt.
Als de temperatuur niet daalt, zet u
de motor af. Volg verder de aanwij-
zingen onder “Oververhitte motor” in
het storingsoverzicht op
pagina 6-53.
Boven 140 °CDe aanduiding “HI” knippert.
Het waarschuwingslampje licht
op.Stop de motor en laat hem afkoelen.
Volg verder de aanwijzingen onder
“Oververhitte motor” in het storings-
overzicht op pagina 6-53.
U5SLD0.book Page 7 Wednesday, September 18, 2002 11:03 AM