Page 57 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
DAU00637
Afstellen van de klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU00658
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en eventueel worden bijge-
steld.
DW000082
WAARSCHUWING
_ l
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
l
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
_
CE-01D
CE-07D
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
Belasting* Voor Achter
Tot 90 kg250 kPa
(2,50 kg/cm
2,
2,50 bar)250 kPa
(2,50 kg/cm
2,
2,50 bar)
90 kg–maximale250 kPa
(2,50 kg/cm
2,
2,50 bar)290 kPa
(2,90 kg/cm
2,
2,90 bar)
Rijden met hoge
snelheid250 kPa
(2,50 kg/cm
2,
2,50 bar)290 kPa
(2,90 kg/cm
2,
2,90 bar)
Maximale belasting* 207 kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage
en accessoires
D_5ea.book Page 14 Tuesday, September 12, 2000 10:19 AM
Page 58 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
DWA00012
WAARSCHUWING
_ De aanwezigheid van bagage is van gro-
te invloed op het weggedrag, de rem- en
rij-eigenschappen en de veiligheid van
uw motor, neem dus de volgende voor-
zorgen in acht. l
DE MOTORFIETS NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbela-
den motorfiets kan leiden tot
beschadiging van de banden, con-
troleverlies of ernstig letsel. Zorg
dat het totale gewicht van de motor-
rijder, de passagier, de bagage en
de gemonteerde accessoires nooit
het voorgeschreven maximumlaad-
gewicht voor de machine over-
schrijdt.
l
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
l
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
l
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
l
Controleer vóór iedere rit de condi-
tie en spanning van de banden.
_
Inspectie van banden
Voor elk rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band on-
middellijk door een Yamaha dealer worden
vervangen.CE-08DOPMERKING:_ De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht. _1. Bandwang
a. BandprofieldiepteMinimale bandprofiel-
diepte (voor en achter)1,6 mm
D_5ea.book Page 15 Tuesday, September 12, 2000 10:19 AM
Page 59 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
DW000079
WAARSCHUWING
_ l
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een motor met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
l
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
_
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
DW000080
WAARSCHUWING
_ l
De banden op de voor- en achter-
wielen horen van hetzelfde merk en
dezelfde constructie te zijn, anders
is het weggedrag van de motor mo-
gelijk niet normaal.
l
Na uitgebreide testen zijn alleen de
hieronder vermelde banden voor
dit model goedgekeurd door
Yamaha Motor Co., Ltd.
l
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo het
weglekken van luchtdruk te voorko-
men.
l
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelheden
een te lage bandspanning te voor-
komen.
_CE-10D
CE-14D
1. Bandventiel
2. Luchtventielbuis
3. Luchtventieldop met afdichting
VOOR
Merk Maat Model
Dunlop 120/70ZR17 (58W) D207F
Bridgestone 120/70ZR17 (58W) BT57F
Michelin 120/70ZR17 (58W) MACADAM90X
ACHTER
Merk Maat Model
Dunlop 180/55ZR17 (73W) D207
Bridgestone 180/55ZR17 (73W) BT57R
Michelin 180/55ZR17 (73W) MACADAM90X
VOOR EN ACHTER
Bandventiel TR412
Luchtventielbuis #9000A (origineel)
D_5ea.book Page 16 Tuesday, September 12, 2000 10:19 AM
Page 60 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
6
DAU00684
WAARSCHUWING
_ Deze motorfiets is uitgerust met specia-
le banden die geschikt voor zeer hoge
rijsnelheden. Let op het volgende om
deze banden zo effectief mogelijk te
kunnen gebruiken.l
Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
l
Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief
weinig grip totdat ze zijn “ingere-
den”. Het is dan ook verstandig de
eerste 100 km nadat een nieuwe
band is aangebracht rustig te blij-
ven rijden en pas daarna de rijsnel-
heid te verhogen.
l
Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.
l
Pas de bandspanning steeds aan
volgens de rijomstandigheden.
_
DAU00687
Wielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.l
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.
l
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren,
of kan een slechte wegligging en een
verkorte levensduur van de banden tot
gevolg hebben.
l
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
DAU00712
De stand van het rempedaal
afstellen De bovenzijde van het rempedaal moet op
een afstand van ca. 40 mm onder de voet-
steun staan, zoals te zien in de afbeelding.
Controleer de stand van het rempedaal re-
gelmatig en laat zo nodig afstellen door een
Yamaha dealer.a. Afstand tussen rempedaal en voetsteun
D_5ea.book Page 17 Tuesday, September 12, 2000 10:19 AM
Page 61 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
6
DW000109
WAARSCHUWING
_ Als het rempedaal zacht of sponzig aan-
voelt, wijst dat erop dat er lucht in het
hydraulisch systeem zit. Als er lucht in
het hydraulisch systeem zit, moet het
systeem door een Yamaha dealer wor-
den ontlucht voordat de motorfiets
wordt gebruikt. Lucht in het hydraulisch
systeem heeft een negatief effect op de
remwerking, waardoor u de macht over
het stuur zou kunnen verliezen met een
ongeluk als gevolg. _
DAU01756
Afstellen van remlichtschakelaar
achterrem De remlichtschakelaar voor de achterrem,
die wordt geactiveerd door het rempedaal,
is correct afgesteld wanneer het remlicht
gaat branden vlak voordat de remwerking
intreedt. Stel zo nodig de remlichtschake-
laar als volgt af.
1. Verwijder het paneel A. (Zie pagina
6-5 voor het verwijderen en aanbren-
gen van het paneel.)
2. Draai de stelmoer terwijl de remlicht-
schakelaar op zijn plaats wordt gehou-
den. Draai om het remlicht eerder te
laten branden de stelmoer richting
a.
Draai om het remlicht later te laten
branden de stelmoer richting
b.
3. Monteer het paneel.
1. Remlichtschakelaar achterrem
2. Stelmoer remlichtschakelaar achterrem
D_5ea.book Page 18 Tuesday, September 12, 2000 10:19 AM
Page 62 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
6
DAU00715
Controleren van de remblokken
voor- en achter De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. Elk remblok heeft een eigen
slijtage-indicator zodat het remblok kan
worden gecontroleerd zonder de rem te de-
monteren. Bekrachtig de rem en let op de
stand van de slijtage-indicator om de rem-
blokslijtage te controleren. Wanneer een
remblok zover is afgesleten dat de slijtage-
indicator de remschijf bijna raakt, vraag dan
een Yamaha dealer de remblokken als set
te vervangen.
DAU03742
Controleren van
remvloeistofniveau Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht de
rem- of koppelingsystemen binnendringen,
waarna deze mogelijk minder effectief zul-
len werken.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat en vul zo nodig bij. Een
laag remvloeistofniveau wijst mogelijk op
verregaande remblokslijtage en/of lekkage
in het remsysteem. Als het remvloeistofni-
veau laag is, controleer dan de remblokken
op slijtage en het remsysteem op lekkage.
OPMERKING:_ Het remvloeistofreservoir voor de achter-
rem bevindt zich achter paneel A. (Zie pagi-
na 6-5 voor het verwijderen en aanbrengen
van het paneel). _Neem de volgende voorzorgsmaatregelen:l
Zorg bij controle van het remvloeistof-
niveau dat het bovenvlak van het rem-
vloeistofreservoir horizontaal is door
het stuur te draaien.
l
Gebruik uitsluitend de voorgeschre-
ven kwaliteit remvloeistof, anders kun-
nen de rubber afdichtingen verslech-
teren en zo lekkage en slechte
werking van rem of koppeling teweeg-
brengen.
1. Slijtage-indicatorgroef remblokVoor
Achter
1. Merkstreep minimumniveauVoorrem
1. Merkstreep minimumniveau
Aanbevolen remvloeistof: DOT 4Achterrem
D_5ea.book Page 19 Tuesday, September 12, 2000 10:19 AM
Page 63 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
6
l
Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende ty-
pen remvloeistof kunnen schadelijke
chemische reacties optreden en kan
de werking van rem of koppeling ver-
slechteren.
l
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreservoir
kan binnendringen. Water zal het
kookpunt van de remvloeistof aan-
zienlijk verlagen zodat dampbelvor-
ming kan optreden.
l
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen aantasten. Veeg gemor-
ste remvloeistof steeds direct af.
l
Naarmate de remblokken afslijten, zal
het remvloeistofniveau geleidelijk ver-
der dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling sterk
is gedaald.
DAU03792
Verversen van remvloeistof Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof
te verversen volgens de intervalperioden
voorgeschreven in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema. Laat bovendien de
olie-afdichtingen van de hoofdremcilinder
en de koppelingshoofdcilinder, de rem-
klauw en de remslangen vervangen vol-
gens de hierna vermelde intervalperioden
of wanneer ze lekken of zijn beschadigd.l
Olie-afdichtingen: Vervang elke twee
jaar.
l
Remslang: Vervang elke vier jaar.
1. Merkstreep minimumniveauKoppeling
D_5ea.book Page 20 Tuesday, September 12, 2000 10:19 AM
Page 64 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
6
DAU00745
Doorbuiging aandrijfketting De doorbuiging van de aandrijfketting moet
voorafgaand aan elke rit worden gecontro-
leerd en eventueel worden bijgesteld.
Aandrijfketting controleren op doorbui-
ging
1. Zet de motorfiets op de middenbok.
2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand.
3. Draai het wiel enkele malen rond en
zoek de stand waarin de ketting het
meest strak staat.
4. Meet de doorbuiging van de aandrijf-
ketting zoals getoond.
5. Stel de doorbuiging van de ketting als
volgt bij als deze niet correct is.
DAU03608
Doorbuiging aandrijfketting bijstellen
1. Draai de wielasmoer los en draai dan
de borgmoeren los aan beide zijden
van de swingarm.
2. Draai om de aandrijfketting strakker te
stellen de stelbout aan beide uiteinden
van de swingarm richting
a. Draai om
de aandrijfketting losser te stellen de
stelbout aan beide uiteinden van de
swingarm richting
b en druk vervol-
gens het achterwiel naar voren.
a. Doorbuiging aandrijfketting
Doorbuiging aandrijfketting:
20–30 mm
1. Stelbout van de doorbuiging aandrijfketting
2. Borgmoer
3. Wielasmoer
4. Uitlijnmerktekens
D_5ea.book Page 21 Tuesday, September 12, 2000 10:19 AM