Page 17 of 88

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3-3
DAU00127Richtingaanwijzer-schakelaar
Om de rechter-richtingaanwijzer in te
schakelen, duwt u de schakelaar naar
“6”. Om de linker-richtingaanwijzer
in te schakelen, duwt u de schakelaar
naar “4”. Als u de schakelaar loslaat,
keert deze terug naar de middenposi-
tie. Om de richtingaanwijzer weer uit te
zetten, drukt u de schakelaar in, terwijl
deze in de middenpositie staat.
DAU00129Klaxon-schakelaar “*”
Druk de schakelaar in om te klaxone-
ren.
1
2
3
DAU00134Lichtschakelaar
Door de lichtschakelaar naar “
'” te
draaien zal het dimlicht, de meterver-
lichting en de achterverlichting inge-
schakeld worden. Door de lichtschake-
laar naar “:” te draaien zal de
koplamp ook ingeschakeld worden.
1. Motorstop-schakelaar
2. Lichtschakelaar
3. Startschakelaar “,”
DAU00138Motorstop-schakelaar
De motorstop-schakelaar is een veilig-
heids-schakelaar voor gebruik onder
noodomstandigheden, zoals wanneer
de motorfiets is omgevallen of bij pro-
blemen met de gasklep. Draai de scha-
kelaar naar “#” als u de motor wilt
starten. In noodgevallen draait u de
schakelaar naar “$”.
DAU00143Startschakelaar “,”
Als u de startschakelaar indrukt zal de
startmotor de motor doen ronddraai-
en.
DC000005
<>
Zie, alvorens de motor te starten, de
paragraaf met aanwijzingen over het
starten.
5AJ-9-D3 1~5 (XV125S) 4/7/0 10:06 AM Page 15
Page 18 of 88

3-4
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU00152Koppelingshendel
De koppelingshendel is bevestigd aan
het linkerhandvat van het stuur, en het
ontstekingsblokkeersysteem is inge-
bouwd in het koppelingshendel-hand-
vat. Om te ontkoppelen, trekt u de kop-
pelingshendel in. Om de koppeling
weer te laten opkomen laat u de kop-
pelingshendel weer langzaam van het
stuur weg gaan. Voor een soepele
bediening is het het beste om de kop-
pelingshendel snel in te trekken en
langzaam te laten opkomen. (Zie de
paragraaf met de aanwijzingen over
het starten, voor een beschrijving van
het circuit van het ontstekingsblokkeer-
systeem).
DAU00157Versnellingspedaal
Deze motorfiets is uitgerust met een
5-versnellingsbak met konstante aan-
grijping.
Het versnellingspedaal bevindt zich
links van het motorblok. Schakel nooit
op of terug, zonder de koppeling te
gebruiken.
1. Versnellingspedaal
N. Vrijstand
DAU00158Voorremhendel
De voorremhendel is bevestigd aan het
rechterhandvat van het stuur. Trek de
hendel in om te remmen.
5
4
3
2
1 N
1
5AJ-9-D3 1~5 (XV125S) 4/7/0 10:06 AM Page 16
Page 19 of 88
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3-5
DAU00162Achterrempedaal
Het achterrempedaal bevindt zich
rechts van het motorblok. Trap het
pedaal in om te remmen.
DAU00167Benzinetankdop
Openen
Steek de sleutel in het sleutelgat en
draai deze 1/4 slag rechtsom. De dop is
nu van het slot gehaald en kan verwij-
derd worden.
Sluiten
Plaats de benzinetankdop weer op de
juiste plaats, met de sleutel er nog
steeds ingestoken. Draai de sleutel
linksom en verwijder deze.
1. Openen
OPMERKING:
De benzinetankdop kan niet op de tank
gedraaid worden als de sleutel niet in
het sleutelgat steekt. Als de benzine-
tankdop niet goed is gesloten, kan de
sleutel er niet uit verwijderd worden.
DW000023
X@
Kontroleer altijd of de benzinetankdop
goed op de bezinetank zit, alvorens
weg te rijden.
1
5AJ-9-D3 1~5 (XV125S) 4/7/0 10:06 AM Page 17
Page 20 of 88

3-6
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU01183Benzine
Kontroleer of er zich voldoende benzi-
ne in de benzinetank bevindt. Vul de
brandstoftank tot onderaan de vulhals,
zoals in de afbeelding aangegeven.
DW000130
X@
Zorg dat de benzinetank niet al te vol
is. Let tevens op dat er geen benzine
op een heet motorblok wordt
gemorst. Vul de tank nooit verder dan
tot onderaan de vulhals, anders
bestaat de kans dat de benzinetank
overloopt, als de benzine door verwar-
ming uitzet.
1. Vulslang
2. Brandstofnivo
DAU00185
<>
Als er benzine wordt gemorst, veeg
deze dan onmiddellijk weg met een
droge, zachte doek. Benzine kan
geverfde oppervlakken en plastic
afwerking aantasten.
DAU00191
OPMERKING:
Als de motor klopt of pingelt, probeer
dan een verschillend merk benzine of
benzine met een hoger oktaangehalte.
1
2
Aanbevolen brandstof:
Normale, loodvrije benzine met
een oktaangehalte van 91 ron of
hoger (oktaangehalte zoals door
onderzoek bepaald).
Inhoud benzinetank:
Totaal:
9,5 L
Reserve:
2,6 L
5AJ-9-D3 1~5 (XV125S) 4/7/0 10:06 AM Page 18
Page 21 of 88

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3-7
OPMERKING:
De benzinekraan voert benzine naar de
carburateur(s) door middel van een
onderdruk die wordt gekreërd door de
motor, mits de hendel op “ON” of op
“RES” staat. Als de benzineleiding lek
is of als het benzine-inlaatspruitstuk
beschadigd is, zal de benzinetoevoer
niet juist meer verlopen.
DAU00208Benzinekraan
De benzinekraan met een onderdruk-
benzinetoevoermechanisme
voert benzine toe aan de carburateur
en tegelijkertijd wordt de benzine gefil-
terd.
De benzinekraan heeft drie verschillen-
de standen.
ON
Als de hendel in deze stand staat en de
motor draait, stroomt er benzine naar
de motor, maar de benzinetoevoer
wordt stopgezet als u de motor uitzet.
1. Pijlteken voor “ON”
RES
Dit is de stand voor de reserve. Als u
tijdens het rijden zonder benzine komt
te staan, verdraai de hendel dan naar
“PRI”, start de motor en draai de hen-
del naar “RES”. ZORG DAT U BIJ DE
EERSTE GELEGENHEID BIJTANKT.
ZET, NADAT U HEEFT BIJGETANKT,
DE HENDEL WEER OP “ON”.
1. Pijlteken voor “RES”
11
ONRES
5AJ-9-D3 1~5 (XV125S) 4/7/0 10:06 AM Page 19
Page 22 of 88

3-8
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
PRI
“PRI” is de afkorting voor het engels
“prime” (voeden of inspuiten). Met de
hendel in deze stand zal er benzine
naar de carburateur stromen, ook als
de motor niet draait. Als de benzine-
tank helemaal leeg is, vul de tank dan
en zet de hendel op “PRI” zodat de car-
burateur volloopt. alvorens de motor
te starten. Nadat u de motor heeft
gestart, kunt u de hendel naar “ON”
draaien.
1. Pijlteken voor “PRI”
DAU02976Chokeknop (choke) “1”
Het starten van een koude motor ver-
eist een rijker mengsel (meer benzi-
ne/minder lucht). Een gescheiden
choke-startcircuit zorgt voor de toevoer
van dit verrijkte mengsel.
Draai in de arichting om de choke in
te schakelen (choke).
Draai in de brichting om de choke uit
te schakelen (choke).
1. Chokeknop (choke) “1”
DAU02934Stuurslot
Het stuur op slot zetten
Draai het stuur helemaal naar rechts
en open het dekseltje van het stuurslot.
Steek de sleutel in het slot en draai
deze een 1/8 slag naar links. Druk ver-
volgens de sleutel in terwijl u het stuur
iets terug naar links draait en draai de
sleutel nu 1/8 slag rechtsom.
Controleer of het stuur vergrendeld is,
trek de sleutel uit het slot en plaats het
dekseltje terug over het slot.
Het stuur van het slot halen
Steek de sleutel in het slot, druk hem
in en draai hem een 1/8 slag naar links
zodat hij omhoogkomt. Dan is het
stuur ontgrendeld en kunt u de sleutel
verwijderen.
1. Stuurslot
1
1a
b1
PRI
5AJ-9-D3 1~5 (XV125S) 4/7/0 10:06 AM Page 20
Page 23 of 88

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3-9
DAU03020Zadel
Verwijderen
1. Verwijder de panelen A en B. (Zie
blz. 6-6 voor het verwijderen en
installeren van de panelen.)
2. Verwijder de bouten van het
bestuurderszadel en licht het zadel
omhoog.
1. Bout (´2)
Installeren
1. Steek de uitstekende nok vooraan
het bestuurderszadel in de zadel-
houder en draai de zadelbouten
aan.
2. Installeer de zijpanelen.
OPMERKING:
Kontroleer, alvorens te gaan rijden, of
het zadel goed vast zit.
1. Uitstekende
2. Zadelhouder
DAU00260Helmhouder
Om de helmhouder te openen, steekt u
de sleutel in het slot en draait u deze in
de aangegeven richting. Om de helm-
houder te sluiten, drukt u deze weer
terug naar de normale stand.
DW000030
X@
Ga nooit rijden terwijl er zich een helm
in de helmhouder bevindt. De helm
zou ergens tegenaan kunnen stoten,
waardoor u uw evenwicht zou kunnen
verliezen met als gevolg een ongeluk.
1. Helmhouder
2. Openen
1
1
22 1
5AJ-9-D3 1~5 (XV125S) 4/7/0 10:06 AM Page 21
Page 24 of 88

3-10
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1
2
3
4
5
b
a
1
DAU00300Afstelling van de
achterschokbreker
Elke schokbreker is uitgerust met een
afstelring voor de voorbelasting.
Stel de voorbelasting als volgt in.
Draai de afstelring in de arichting om
de voorbelasting te verhogen en draai
de afstelring in de brichting om de
voorbelasting te verlagen. Zorg dat de
juiste inkeping in de instelring recht
tegenover de positiemarkering op de
achterschokbreker staat.
1. Positiemarkering
DW000040
X@
Stel de twee schokbrekers altijd het-
zelfde af. Als de schokbrekers verschil-
lend zijn afgesteld, zal dit leiden tot
moeilijker bediening van de motorfiets
en verlies aan wegligging.
DAU00330Zijstandaard
Dit model is uitgerust met een onder-
brekingscircuit voor de onsteking. Rijd
nooit met de motorfiets terwijl de
zijstandaard is uitgeklapt. De zijstan-
daard bevindt zich aan de linkerkant.
(Zie blz. 5-1 voor een uitleg van dit
onderbrekingscircuit).
SoepelStan-
Harddaard
Stand
12345
afsteller
5AJ-9-D3 1~5 (XV125S) 4/7/0 10:06 AM Page 22