Bekijken van informatie met betrekking
tot het laden
Informatie met betrekking tot het laden
kan worden weergegeven en bekeken op
het multi-informatiedisplay.
Tijdens het laden
Als er een portier geopend wordt tijdens
het laden, kunnen de huidige
ladingstoestand en de tijd tot volledige
lading worden bekeken.
Nadat het laden is voltooid
Nadat het laden is voltooid, wordt de
eerste keer dat het hybridesysteem
gestart wordt een melding weergegeven
met de resultaten van het laden. Ook
wordt er een melding weergegeven als er
een handeling wordt uitgevoerd om het
laden te stoppen of als zich een situatie
voordoet waarbij er niet kan worden
geladen.
Volg de instructies die worden
weergegeven op het display als er een
melding wordt weergegeven. (→Blz. 126)Display instrumentenpaneel tijdens
laden
Als tijdens het laden ongeveer
100 seconden verstreken zijn nadat het
contact AAN is gezet, gaat het contact
automatisch UIT en wordt het display van
het instrumentenpaneel uitgeschakeld.
2.2.7 Wat u moet weten voor het
laden
Lees de volgende
voorzorgsmaatregelen voordat u de
laadkabel aansluit op de auto en het
batterijpakket (tractiebatterij) gaat
laden.
Voorzorgsmaatregelen bij laden
Deze auto is ontworpen om geladen te
worden via een externe voedingsbron
met behulp van een laadkabel die
exclusief is bedoeld voor standaard
wandcontactdozen.
De auto verschilt echter op de volgende
manieren sterk van standaard
huishoudelijke elektrische apparaten en
onjuist gebruik kan brand of elektrische
schokken veroorzaken, met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
• Het laden moet plaatsvinden bij 10 A,
onafgebroken gedurende maximaal
3 uur en 10 minuten. (→Blz. 95)
• Het laden kan buiten plaatsvinden.
Om op de juiste manier te laden, dient u
onderstaande uitleg te lezen en de
procedure te volgen. Het laden moet
worden uitgevoerd door bestuurders die
over een geldig rijbewijs beschikken en
die de procedure van het laden
begrijpen.
• Laat geen kinderen zonder toezicht
gebruikmaken van de laadkabel. Houd
de laadkabel altijd buiten bereik van
kinderen.
• Volg als u de auto laadt met een lader
de instructies van de lader.
2.2 Laden
100
• Controleer de instelling van de
laadschemafunctie als een openbare
laadfaciliteit wordt gebruikt.
– Als er een laadschema is
opgeslagen, schakel de functie dan
tijdelijk uit of zet “Charge Now” (nu
laden) aan. (→Blz. 116, blz. 117)
– Als het laadschema ingesteld is op
ON (aan), zal het laden niet gestart
worden, zelfs niet als de laadkabel is
aangesloten. Verder kunnen er
laadkosten in rekening worden
gebracht door het aansluiten van de
laadkabel.
Controleer voorafgaand aan het laden
het volgende
Controleer voor het laden altijd het
volgende.
• De parkeerrem is geactiveerd.
(→Blz. 229)
• De koplampen zijn uitgeschakeld of
staan in de stand AUTO, en verlichting
zoals de alarmknipperlichten, de
interieurverlichting enz. is
uitgeschakeld.
Als verlichting is ingeschakeld, is
daarvoor elektriciteit nodig waardoor
de laadtijd toeneemt.
• Het contact staat UIT. (→Blz. 220)
Controleer de laadkabel
Controleer voor het laden of alle
onderdelen van de laadkabel in goede
staat verkeren. (→Blz. 84)
Veiligheidsfuncties
• Het hybridesysteem start niet als de
laadkabel is aangesloten op de auto,
zelfs niet wanneer de startknop wordt
bediend.
• Als de laadkabel wordt aangesloten
terwijl het controlelampje READY
brandt, stopt het hybridesysteem
automatisch en kan er niet worden
gereden.
• Als de laadkabel is aangesloten op de
auto kan de selectiehendel niet vanuit
P in een andere stand worden gezet.Tijdens het laden
Onderstaande kan zich voordoen, maar
duidt niet op een storing.
•
Het starttijdstip voor het laden kan afwi-
jken, afhankelijk van de status van de
auto.
• Tijdens het laden kunnen via de
ventilatieopeningen van de
ingebouwde tractiebatterijlader
geluiden hoorbaar zijn die afkomstig
zijn van de koelventilator. (→Blz. 103)
• Tijdens en na het laden kunnen de
achterstoel en de omgeving waar de
tractiebatterijlader gemonteerd is,
warm zijn.
Afname capaciteit van het
batterijpakket (tractiebatterij)
De capaciteit van het batterijpakket
(tractiebatterij) neemt tijdens het
gebruik van het batterijpakket
(tractiebatterij) geleidelijk af. De mate
waarin hij afneemt, is afhankelijk van de
omstandigheden en de manier waarop
er met de auto wordt gereden. Door de
volgende adviezen in acht te nemen, kan
de afname van de capaciteit van het
batterijpakket vertraagd worden.
• Parkeer de auto niet op een warme
plaats en in de volle zon wanneer het
batterijpakket (tractiebatterij)
volledig is geladen.
• Voorkom frequent en plotseling
accelereren en decelereren tijdens het
elektrisch rijden.
• Rijd niet regelmatig op of in de buurt
van de maximale snelheid voor
elektrisch rijden. (→Blz. 63)
•
Zorg dat er nog wat lading in het batte-
rijpakket (tractiebatterij) zit wanneer u
gedurende langere tijd niet met de auto
rijdt. Controleer of er van de EV-modus is
overgeschakeld op de HV-modus voordat
u het contact UIT zet.
2.2 Laden
101
2
Plug-in hybridesysteem
2.2.11 Wanneer de normale procedure voor laden niet kan worden
uitgevoerd
Als het laden niet start, ook al is de normale procedure gevolgd, controleer dan elk van
de onderstaande items.
Als er een waarschuwingsmelding verschijnt op het multi-informatiedisplay, raadpleeg
dan ook blz. 123.
Wanneer de normale procedure voor laden niet kan worden uitgevoerd
Raadpleeg de volgende tabel en voer de desbetreffende correctieprocedure uit.
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
Het controlelampje Power op het CCID (Charging Circuit Interrupting Device, onderbre-
kingsapparaat laadsysteem) gaat niet branden, zelfs niet als de stekker is aangesloten op
een externe voedingsbron.
De stekker is niet goed aange-
sloten op de contactdoosControleer of de stekker goed is aangesloten op de contact-
doos.
De elektriciteit is uitgevallenVoer de laadprocedure nogmaals uit als er weer elektriciteit
beschikbaar is.
De op afstand bedienbare
schakelaar is uitgeschakeldSchakel de op afstand bedienbare schakelaar, indien aanwe-
zig, in.
De zekering in het gebouw is
doorgeslagen en de elektrici-
teit is uitgevallenControleer of de zekering in orde is en, als dat het geval is, of
de auto geladen kan worden via een andere contactdoos.
Als laden mogelijk is, kan de eerste contactdoos defect zijn.
Neem contact op met de beheerder of een elektricien.
Kortsluiting tussen het CCID
(Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) en de stekkerStop onmiddellijk met laden en neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een an-
dere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Het waarschuwingslampje storing van het CCID (Charging Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem) knippert.
Lekstroomdetectiefunctie of
zelfdiagnosefunctie in werking
en voeding onderbrokenAls de spanning te laag is, kan het waarschuwingslampje
storing gaan knipperen als er interferentie is. Voer een re-
setprocedure uit en sluit aan op een geschikte voedings-
bron. (→Blz. 80)
Als het laden niet start, stop dan onmiddellijk met laden en
neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
De laadindicator gaat niet branden, ook al is de laadstekker aangesloten.
De stekker zit niet goed in de
contactdoosControleer of de stekker goed is aangesloten op de contact-
doos.
De laadstekker is niet goed
aangesloten op het laadcon-
tactControleer de aansluitstatus van de laadstekker.
■Plaats de laadstekker bij het aansluiten goed.
■Controleer na het aansluiten van de laadstekker of de
laadindicator gaat branden.
Als de laadindicator niet gaat branden, zelfs niet wanneer de
laadstekker goed is aangesloten, kan er sprake zijn van een
storing in het systeem. Stop onmiddellijk met laden en
neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
2.2 Laden
124
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
Het batterijpakket (tractiebat-
terij) is al volledig geladenAls het batterijpakket (tractiebatterij) volledig geladen is,
wordt de laadprocedure niet uitgevoerd.
De lader werkt nietNeem contact op met de beheerder als er een probleem is
met de lader.
De laadindicator knippert en de laadprocedure kan niet worden uitgevoerd.
Als de laadindicator knippert
*:
Er is een laadschema opgesla-
genWacht tot het ingestelde tijdstip als u wilt laden volgens het
laadschema.
Stel “Charge Now” (nu laden) in op “On” (aan) om te begin-
nen met laden. (→Blz. 117)
Als de laadindicator snel knip-
pert
*:
Storing in externe voedings-
bron of de autoStart het hybridesysteem en volg de instructies in de mel-
ding op het multi-informatiedisplay. (→Blz. 124)
*: Raadpleeg blz. 76 voor informatie over het branden en knipperen van de laadindicator.
Als de laadschemafunctie niet normaal werkt
Raadpleeg de volgende tabel en voer de desbetreffende correctieprocedure uit.
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
Kan niet laden op het gewenste tijdstip
De klok van de auto is niet juist
ingesteldControleer de klokinstelling en stel hem in op de juiste
tijd. (→Blz. 136)
De voertuigkalender is niet juist
ingesteld.Controleer de kalenderinstelling en stel de juiste datum
in. (→Blz. 137)
De laadkabel is niet aangesloten
op de autoSluit de laadkabel aan alvorens het laadschema te gebrui-
ken.
Onjuiste laadmodus geselecteerdControleer de instelling van de laadmodus. (→Blz. 111)
Als de laadmodus is ingesteld op “Start”, begint het laden
op het ingestelde tijdstip, maar als “Departure” (vertrek)
is ingesteld, is het laden voltooid op het ingestelde tijd-
stip. (De starttijd voor het laden wordt automatisch gere-
geld door het systeem.)
Het laden begint, ook al is er een laadschema opgeslagen
“Charge Now” (nu laden) is inge-
steld op “On” (aan)Stel “Charge Now” (nu laden) in op “Off” (uit) om te laden
overeenkomstig het laadschema. (→Blz. 117)
Laadschema is ingesteld op “Off”
(uit)Controleer of laadschema niet is ingesteld op “Off” (uit).
(→Blz. 116)
De laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek) en de ge-
plande vertrektijd ligt dicht bij
het huidige tijdstipAls het systeem vaststelt dat er geen tijd is om het laden
te voltooien op de geplande vertrektijd, begint het met
laden. Controleer de laadschema's.
De laadkabel was verwijderd en
opnieuw aangesloten terwijl de
laadindicator knipperdeAls de laadkabel was verwijderd en opnieuw aangesloten
terwijl de laadindicator knipperde, wordt het laadschema
geannuleerd (→blz. 106). Verwijder de laadkabel tijdelijk
en sluit hem weer aan.
De op afstand bedienbare aircon-
ditioning was in werkingAls de op afstand bedienbare airconditioning wordt inge-
schakeld, start het systeem met laden, ook al is er een
laadschema opgeslagen. Stop de op afstand bedienbare
airconditioning en sluit vervolgens de laadkabel opnieuw
aan om te laden met behulp van het laadschema.
2.2 Laden
125
2
Plug-in hybridesysteem
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
De “Traction Battery Heater”
(verwarming tractiebatterij)
(→blz. 96) is in werkingAls de laadmodus is ingesteld op “Departure” (vertrek),
kan de “Traction Battery Heater” (verwarming tractiebat-
terij) in werking treden voordat het laden begint. Contro-
leer de status van de laadindicator. (→Blz. 76)
Het laden stopt eerder dan het tijdstip dat is ingesteld bij “Departure” (vertrek)
Het tijdstip waarop het laden
stopt, komt niet overeen met het
geschatte eindtijdstip door de
conditie van de voedingsbron of
de buitentemperatuurAls er plotselinge veranderingen in temperatuur of veran-
deringen in de conditie van de voedingsbron optreden
tijdens het laden, kan het laden eerder beëindigd worden
dan het tijdstip dat berekend is door het systeem.
Het laden is niet voltooid, hoewel het tijdstip is ingesteld op “Departure” (vertrek)
“Climate Prep” (aircovoorberei-
ding) is ingesteld op “On” (aan)
(auto's met “Climate Prep”-
functie (aircovoorbereidings-
functie))Als “Climate Prep” (aircovoorbereiding) is ingesteld op
“On” (aan), werkt de airconditioning tot aan het vertrek-
tijdstip. Daarom kan het laden wellicht niet voltooid zijn
op het ingestelde tijdstip vanwege de laadcondities. Ga
door met laden om het batterijpakket (tractiebatterij)
volledig te laden.
Het tijdstip waarop het laden
stopt, komt niet overeen met het
geschatte eindtijdstip door de
conditie van de voedingsbron of
de buitentemperatuurAls er plotselinge veranderingen in temperatuur of veran-
deringen in de conditie van de voedingsbron optreden
tijdens het laden, kan het laden beëindigd worden op een
ander tijdstip dan het tijdstip dat berekend is door het
systeem.
Het laden start niet, hoewel het tijdstip dat is ingesteld in “Start” is bereikt
De laadkabel is aangesloten na
het instellen van het tijdstipSluit de laadkabel aan voor het instellen van het tijdstip in
“Start”.
Als er een laadgerelateerde melding wordt weergegeven
Als het hybridesysteem gestart wordt na het laden, wordt een melding weergegeven in
het multi-informatiedisplay.
Volg, als dit gebeurt, de instructies op het scherm.
2.2 Laden
126
1. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het scherm
en selecteer.
2. Druk op
om de cursor weer te
geven.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de
helderheid van de verlichting van het
instrumentenpaneel aan te passen.
1Donkerder
2Helderder
Druk als het aanpassen is voltooid opom terug te keren naar het vorige
scherm.
Informatie automatisch weergegeven
Bepaalde informatie wordt automatisch
weergegeven overeenkomstig de
bediening van de startknop, de
voertuigconditie, enz.
Starten van het hybridesysteemAls het hybridesysteem start, wordt op de
2 schermen een startanimatie
weergegeven.
Als de animatie is afgelopen, wordt
overgeschakeld naar het normale scherm.
De startanimatie wordt onder een van de
volgende omstandigheden gestopt.
• Als een andere schakelstand dan P
wordt geselecteerd
• Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem (indien aanwezig)
wordt ingeschakeld
Als de ondersteunende systemen in
werking zijn
Bij het gebruik van ondersteunende
systemen, zoals het Dynamic Radar
Cruise Control-systeem met volledig
snelheidsbereik (→blz. 271) en de LTA
(Lane Tracing Assist) (→blz. 257), wordt
informatie met betrekking tot elk
systeem, afhankelijk van de situatie,
automatisch weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Raadpleeg de bladzijde met uitleg over
alle systemen voor details over de
weergegeven informatie en de inhoud
van het display.
Als u geïnformeerd moet worden over
de auto
Als een verkeerde schakelstand wordt
geselecteerd of er een probleem
optreedt in een voertuigsysteem, wordt
een waarschuwingsmelding (of
afbeelding) weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Volg de instructies die worden
weergegeven op het display als er een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven. (→Blz. 442)
3.1 Instrumentenpaneel
134
*3: Met “regenereren” wordt in deze handleiding het omzetten van bewegingsenergie van
de auto in elektrische energie bedoeld.
In de HV-modus
1Laadgebied
Geeft aan dat er energie wordt
teruggewonnen via het regeneratieve
opladen.
2Eco-gebied
Laat zien dat er milieuvriendelijk
wordt gereden.
Wijzigt binnen het “ECO Accelerator
Guidance”-bereik (begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal).
(→Blz. 157)
*1
3PWR-gebied
Laat zien dat de grens van een bereik
voor milieuvriendelijk rijden wordt
overschreden (bij rijden op vol
vermogen en dergelijke).
4Hybride eco-gebied*2
Laat zien dat er niet vaak gebruik
wordt gemaakt van het vermogen van
de benzinemotor.
De benzinemotor wordt automatisch
gestopt en opnieuw gestart onder
verschillende omstandigheden.
5EV-controlelampje*1, 3
Het EV-controlelampje gaat branden
wanneer de auto alleen door de
elektromotor (tractiemotor) wordt
aangedreven of de benzinemotor niet
draait.
6Status batterijpakket (tractiebatterij)
→Blz. 159
7Eco Score
→Blz. 158
8Actieradius elektrisch rijden
→Blz. 174
• Door de naald tijdens het rijden in
het ECO-gebied te houden, rijdt u
milieuvriendelijker.
• In het laadgebied wordt de
regeneratiestatus
*4aangegeven. De
geregenereerde energie wordt
gebruikt om het batterijpakket
(tractiebatterij) te laden.
3.1 Instrumentenpaneel
156
Eco Score
De rijstatus voor de volgende 3 situaties
wordt geëvalueerd op 5 niveaus: soepel
accelereren bij wegrijden (Eco-Start),
rijden zonder plotseling accelereren
(Eco-Cruise) en soepel stoppen
(Eco-Stop). Elke keer dat de auto tot
stilstand wordt gebracht, wordt een score
weergegeven op basis van een perfecte
score van 100 punten.
1Score
2Status “Eco-Start”
3Status “Eco-Cruise”
4Status “Eco-Stop”
Lezen van het staafdisplay:
Score Laag*Hoog
Staafdisplay
*: Voor items die niet onlangs zijn geëvalueerd, wordt 0 weergegeven.
• Telkens als de auto wegrijdt, wordt de
Eco Score gereset en wordt een
nieuwe evaluatie gestart.
• Als de selectiehendel in stand P staat,
wordt alleen de displayzone voor de
Eco Score vergroot en weergegeven.
Wanneer de selectiehendel vanuit P in
een andere stand wordt gezet, keert
het display terug naar de normale
weergave.
• Als het hybridesysteem stopt, worden
de huidige totaalscore en een advies
voor het verhogen van de score
weergegeven. (→Blz. 135)
Informatiedisplay elektrisch rijden
Een van de 2 onderstaande
informatie-items van “HV System
Indicator” (HV-systeemindicator) in
“Meter Customize” (persoonlijke
voorkeursinstellingen
instrumentenpaneel) kan wordengeselecteerd om weergegeven te
worden in de linker bovenhoek van de
hybridesysteemindicator. (→Blz. 171)
“EV Energy” (EV-energie)
Het percentage van de resterende
energie in het batterijpakket
(tractiebatterij) dat kan worden gebruikt
voor elektrisch rijden wordt
weergegeven.
Wordt 100% als het batterijpakket
(tractiebatterij) volledig geladen is.
3.1 Instrumentenpaneel
158