• Als de achterzijde van de auto ver
ingezakt is (omdat er zware lading in
de bagageruimte vervoerd wordt,
enz.)
• De voorligger heeft een extreem grote
bodemvrijheid
Omstandigheden waaronder de
afstandsregelmodus mogelijk niet
goed werkt
Bedien indien nodig in onderstaande
gevallen het rempedaal (of, afhankelijk
van de situatie, het gaspedaal). Doordat
de sensor voorliggers mogelijk niet op
de juiste manier signaleert, werkt het
systeem mogelijk niet goed.
• Als de weg erg bochtig is of de
rijstroken erg smal zijn•
Als u veelvuldig stuurcorrecties moet uit-
voeren of frequent van rijstrook wisselt
• Als uw voorligger plotseling
decelereert
• Als u op een weg rijdt die wordt
omgeven door een constructie, zoals
in een tunnel of op een ijzeren brug
•
Als de rijsnelheid afneemt tot de inge-
stelde snelheid na acceleratie van de
auto door intrappen van het gaspedaal.
4.5.6 Cruise control*
*: Indien aanwezig
Overzicht van functies
Met de cruise control kan een ingestelde
snelheid worden vastgehouden zonder
dat hiervoor het gaspedaal hoeft te
worden ingetrapt.
Gebruik de cruise control op autowegen
en snelwegen.
1Controlelampjes
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
220
4.5.9 BSM (Blind Spot Monitor)*
*: Indien aanwezig
Overzicht van de Blind Spot Monitor
De Blind Spot Monitor is een systeem met 2 functies;
• De Blind Spot Monitor-functie Helpt de bestuurder bij het maken van de beslissing wanneer van rijstrook te wisselen
• De Rear Crossing Traffic Alert-functie Helpt de bestuurder bij het achteruitrijden
Deze functies maken gebruik van dezelfde sensoren.
1Indicatoren in buitenspiegel
Blind Spot Monitor-functie: Als een
auto in de dode hoek wordt gesigna-
leerd, gaat de indicator in de buiten-
spiegel branden als de richtingaanwij-
zerschakelaar niet wordt bediend. Als
de richtingaanwijzerschakelaar wordt
bediend in de richting van de zijde waar
een auto wordt gesignaleerd, gaat de
indicator in de buitenspiegel knipperen.
Rear Crossing Traffic Alert-functie:
Wanneer een auto wordt
gesignaleerd die van rechts of links
achter nadert, gaan de indicatoren in
de buitenspiegels knipperen.
2Het scherm en de indicator Blind Spot
Monitor aan/uit
De Blind Spot Monitor-functie en de
Rear Crossing Traffic Alert-functie
kunnen in en uit worden geschakeld
via het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 100) Wanneer de functie is ingeschakeld,
gaat het controlelampje BSM in het
instrumentenpaneel branden en
klinkt de zoemer.
3Rear Crossing Traffic Alert-zoemer
(alleen Rear Crossing Traffic Alert-functie)
Wanneer een auto wordt
gesignaleerd die van rechts of links
achter nadert, klinkt een zoemer
vanuit het dashboard aan
bestuurderszijde.
4RCTA-signaleringsscherm (alleen
RCTA)
Wanneer een auto wordt
gesignaleerd die van rechts of links
achter nadert, wordt het
RCTA-signaleringsscherm
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
226
Wijzigen van instellingen van de Blind
Spot Monitor-functie en de Rear
Crossing Traffic Alert-functie
De Blind Spot Monitor-functie en Rear
Crossing Traffic Alert-functie kunnen
worden ingeschakeld/uitgeschakeld via
het scherm
(→blz. 100) op het
multi-informatiedisplay.
Wanneer de systemen zijn uitgeschakeld,
kunnen ze alleen via het scherm
op
het multi-informatiedisplay weer worden
ingeschakeld. (De systemen worden niet
automatisch ingeschakeld, zelfs niet
wanneer het hybridesysteem opnieuw
wordt gestart.)
De zichtbaarheid van de BSM-
indicatoren in de buitenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de
buitenspiegels bij fel zonlicht niet goed te
zien.
Hoorbaarheid van de Rear Crossing
Traffic Alert-zoemer
De Rear Crossing Traffic Alert-zoemer
komt mogelijk moeilijk boven harde
geluiden uit, zoals wanneer het volume
van het audiosysteem hoog staat.
Wanneer “Blind Spot Monitor
Unavailable” (Blind Spot Monitor niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
De sensorspanning is niet in orde of
water, sneeuw, modder, enz. hopen zich
mogelijk op in de buurt rondom de sensor
in de bumper (→blz. 239). Wanneer het
water, de sneeuw, de modder, enz.
rondom de sensor in de bumper wordt
verwijderd, moet het systeem weer
normaal gaan werken. Ook werkt
mogelijk de sensor niet normaal bij
extreem warm of koud weer.Wanneer “Blind Spot Monitor System
Malfunction Visit Your Dealer” (Storing
in Blind Spot Monitor-systeem. Ga naar
uw dealer) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Er zit mogelijk een storing in de sensor of
de sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Hiermee kunt u de helderheid van de
indicatoren in de buitenspiegels wijzigen.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 427)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
227
4
Rijden
Voor auto's die in Servië zijn verkocht
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
In de linker- en rechterzijde van de
achterbumper van de auto wordt
respectievelijk één Blind Spot
Monitor-sensor geplaatst. Houd u aan
het volgende om ervoor te zorgen dat
de Blind Spot Monitor goed werkt.
• Houd de sensor en het omliggende
gebied op de bumper te allen tijde
schoon.
• Stel de sensor en de omgeving ervan
op de achterbumper niet bloot aan
krachtige schokken. Als een sensor
ook maar iets wordt verplaatst,
werkt het systeem mogelijk niet
goed meer en worden auto's
mogelijk niet meer correct
gesignaleerd. Laat in de volgende
gevallen uw auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Een sensor of de omgeving ervan is
blootgesteld aan krachtige
schokken.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als er krassen op of deuken in de
omgeving van de sensor aanwezig
zijn of als een deel van de sensoren
is losgekomen.
• Neem de sensor niet uit elkaar.
• Monteer geen accessoires op de
sensor of het omliggende gebied op
de bumper en plak er geen stickers
op.
• Breng geen wijzigingen aan de
sensor of het omliggende gebied op
de bumper aan.
• Breng geen andere kleur lak dan een
officiële Toyota-kleur aan op de
achterbumper.
De Blind Spot Monitor-functie
De Blind Spot Monitor-functie maakt
gebruik van radarsensoren om auto's te
signaleren die in een aangrenzende
rijstrook rijden in het gebied dat niet in
de buitenspiegel is te zien (de dode hoek)
en brengt de bestuurder hiervan op de
hoogte via de indicator in de
buitenspiegel.
De detectiegebieden van de Blind Spot
Monitor-functie
Hieronder staan de gebieden aangegeven
waarin voertuigen kunnen worden
gesignaleerd.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
239
4
Rijden
Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk niet goed werkt
• In de volgende gevallen signaleert de
Blind Spot Monitor-functie auto's
mogelijk niet correct:
– Als de sensor niet goed is uitgelijnd
doordat de sensor of de omgeving
ervan is blootgesteld aan hevige
schokken
– Wanneer de sensor of de omgeving
ervan op de achterbumper is bedekt
door modder, sneeuw of ijs of
wanneer er een sticker op is geplakt
– Bij het rijden op een nat wegdek als
gevolg van slecht weer, zoals zware
regenval, sneeuw, of mist
– Wanneer meerdere auto's naderen
met slechts weinig ruimte tussen
elke auto
– Wanneer er slechts weinig ruimte zit
tussen uw auto en een auto achter u
– Bij een duidelijk verschil in snelheid
tussen uw auto en de auto die
binnen het detectiegebied komt
– Wanneer het snelheidsverschil
tussen uw auto en een andere auto
verandert
– Wanneer een auto het
detectiegebied binnenkomt met
ongeveer dezelfde snelheid als uw
auto
– Wanneer uw auto vanuit stilstand
wegrijdt, blijft een auto in het
detectiegebied
– Bij het op- en afrijden van
opeenvolgende steile hellingen,
zoals heuvels, dalingen in de weg,
enz.
– Bij het rijden op wegen met scherpe
bochten, opeenvolgende bochten of
oneffenheden
– Wanneer de rijstroken breed zijn of
wanneer op de rand van een
rijstrook wordt gereden en de auto
op een aangrenzende rijstrook ver
van uw auto vandaan is
– Wanneer een fietsendrager of een
ander accessoire op de achterzijde
van de auto is gemonteerd– Bij een duidelijk verschil in hoogte
tussen uw auto en de auto die
binnen het detectiegebied komt
– Direct nadat de Blind Spot
Monitor-functie is ingeschakeld
• In de volgende gevallen is de kans dat
de Blind Spot Monitor-functie
onnodig een auto en/of object
signaleert groter:
– Als de sensor niet goed is uitgelijnd
doordat de sensor of de omgeving
ervan is blootgesteld aan hevige
schokken
– Wanneer de afstand tussen uw auto
en een vangrail, muur, enz. die het
detectiegebied binnenkomt kort is
– Bij het op- en afrijden van
opeenvolgende steile hellingen,
zoals heuvels, dalingen in de weg,
enz.
– Wanneer de rijstroken smal zijn of
wanneer op de rand van een
rijstrook wordt gereden en een auto
die op een andere dan de
aangrenzende rijstroken rijdt het
detectiegebied binnenkomt
– Bij het rijden op wegen met scherpe
bochten, opeenvolgende bochten of
oneffenheden
– Als de banden slippen of spinnen
– Wanneer er slechts weinig ruimte zit
tussen uw auto en een auto achter u
– Wanneer een fietsendrager of een
ander accessoire op de achterzijde
van de auto is gemonteerd
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
241
4
Rijden
De Rear Crossing Traffic Alert-functie
De Rear Crossing Traffic Alert werkt wanneer de achteruitversnelling is ingeschakeld. Hij
kan andere auto's signaleren die van rechts of links achter naderen. Hij maakt gebruik van
radarsensoren om de bestuurder te waarschuwen voor de aanwezigheid van andere
auto's: de indicatoren in de buitenspiegels gaan knipperen en er klinkt een zoemer.
1Naderende auto's
2Detectiegebieden
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, aangezien er een grens is aan
de mate van nauwkeurigheid bij de
herkenning en de ondersteunende
mogelijkheden die dit systeem kan
bieden. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de omgeving van de
auto in de gaten te houden en veilig te
rijden. (→Blz. 240)
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 239
Weergave RCTA-icoon
Wanneer een auto wordt gesignaleerd die
van rechts of links achter nadert, wordt
het volgende weergegeven op het
scherm van het navigatiesysteem.Wanneer de Toyota Parking Assist Monitor
wordt weergegeven
Wanneer de Panoramic View
Monitor-monitor (indien aanwezig) wordt
weergegeven
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
242
De detectiegebieden van de Rear Crossing Traffic Alert-functie
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin voertuigen kunnen worden gesignaleerd.
Om ervoor te zorgen dat de bestuurder een consistente reactietijd heeft, kan de zoemer
een waarschuwing geven voor snellere auto's die verder weg zijn.
Bijvoorbeeld:
Naderende auto Snelheid1
Afstand waarschuwing (bij benadering)
Snel 28 km/h 20 m
Langzaam 8 km/h 5,5 m
De Rear Crossing Traffic Alert-functie
werkt wanneer
• Het BSM-systeem is ingeschakeld.
(→Blz. 100)
• De selectiehendel in stand R staat.
• De rijsnelheid lager is dan ongeveer
8 km/h.
• De rijsnelheid van de naderende auto
tussen ongeveer 8 km/h en 28 km/h
ligt.
Situaties waarin het systeem geen
auto signaleert
De Rear Crossing Traffic Alert-functie is
niet ontworpen om de volgende typen
voertuigen en/of objecten te signaleren:
• Voertuigen die van direct achter de
auto naderen
• Voertuigen die achteruit inparkeren in
een parkeerruimte naast uw auto• Voertuigen die niet kunnen worden
gesignaleerd door de sensoren als
gevolg van obstakels
• Vangrails, muren, bebording,
geparkeerde auto's en vergelijkbare
stilstaande objecten
*
• Kleine motorfietsen, fietsen,
voetgangers, enz.*
• Voertuigen die van de auto af
bewegen
• Voertuigen die naderen vanuit
parkeerruimtes naast uw auto
*
• De afstand tussen de sensor en de
naderende auto wordt te klein
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
243
4
Rijden
*: Afhankelijk van de omstandigheden
wordt er mogelijk een auto en/of object
gesignaleerd.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
In de volgende gevallen signaleert de
Rear Crossing Traffic Alert-functie auto's
mogelijk niet correct:
•
Als de sensor niet goed is uitgelijnd
doordat de sensor of de omgeving er-
van is blootgesteld aan hevige schokken
• Wanneer de sensor of de omgeving
ervan op bovenstaande positie op de
achterbumper is bedekt door modder,
sneeuw of ijs of wanneer er een
sticker op is geplakt
• Bij het rijden op een nat wegdek als
gevolg van slecht weer, zoals zware
regenval, sneeuw, of mist
•
Wanneer meerdere auto's naderen met
slechts weinig ruimte tussen elke auto
• Wanneer een auto met hoge snelheid
nadert
•
Als er uitrusting die een sensor kan hin-
deren, zoals een sleepoog, bumperbe-
schermer (een extra beschermstrip,
enz.), fietsendrager of sneeuwploeg, is
geplaatst
• Bij het achteruitrijden op een helling
met een grote verandering in het
hellingspercentage
• Bij het onder een scherpe hoek
achteruit uitrijden van een
parkeerplaats
• Bij het rijden met een aanhangwagen
• Bij een duidelijk verschil in hoogte
tussen uw auto en de auto die binnen
het detectiegebied komt
• Wanneer een sensor of de omgeving
van een sensor zeer heet of koud is
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
• Wanneer u achteruitrijdend een bocht
maakt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
244