Als “Engine Oil Level Low Add or
Replace” (Motoroliepeil laag. Bijvullen
of verversen) wordt weergegeven
Het motoroliepeil is mogelijk te laag.
Controleer het oliepeil en vul indien
nodig olie bij. Deze
waarschuwingsmelding verschijnt
mogelijk wanneer de auto op een helling
stilstaat. Plaats de auto op een
horizontale ondergrond en controleer of
de melding verdwijnt.
Als “Accelerator and Brake Pedals
Pressed Simultaneously” (gaspedaal
en rempedaal gelijktijdig ingetrapt) op
het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Het gaspedaal en rempedaal worden
gelijktijdig ingetrapt. (→Blz. 145)
Laat het gaspedaal los en trap het
rempedaal in.
Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de camera voor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 188, blz. 370)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(indien aanwezig)
• LTA (Lane Tracing Assist) (indien
aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam)(indien
aanwezig)
• RSA (Road Sign Assist)(indien
aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig)
Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de radarsensor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 188, blz. 370)• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(indien aanwezig)
• LTA (Lane Tracing Assist) (indien
aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig)
Als “Radar Cruise Control Unavailable
See Owner's Manual” (Dynamic Radar
Cruise Control-systeem niet
beschikbaar. Zie handleiding) wordt
weergegeven
De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik wordt tijdelijk
uitgeschakeld of tot het in de melding
aangegeven probleem is opgelost.
(Oorzaken en oplossingen:→blz. 188)
Als “Radar Cruise Control Unavailable”
(Radar Cruise Control niet
beschikbaar) wordt weergegeven
De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik kan tijdelijk niet
gebruikt worden. Gebruik het systeem
wanneer dit weer beschikbaar is.
Als de schakelstand niet kan worden
gewijzigd of als het contact in stand
ACC is gezet, ook al wordt er
geprobeerd om het contact UIT te
zetten wanneer een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven
Als de 12V-accu is ontladen of als de
schakelregeling defect is, kan het
volgende zich voordoen.
• Schakelstand P kan niet worden
geselecteerd. Parkeer de auto op een
vlakke ondergrond en activeer de
parkeerrem goed.
• Mogelijk start het hybridesysteem
niet.
• Het contact wordt mogelijk in stand
ACC gezet, ook al wordt er geprobeerd
om het contact UIT te zetten In dit
geval wordt het contact mogelijk UIT
gezet nadat de parkeerrem is
geactiveerd.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
383
7
Bij problemen
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Gebruik van het compacte
reservewiel (indien aanwezig)
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid
niet goed wordt weergegeven en dat
de volgende systemen niet goed
werken:
• ABS en Brake Assist
• VSC
•TRC
• EPS
• AHB (Automatic High Beam)
*
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*
• LTA (Lane Tracing Assist)*
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*
• Cruise control*
• BSM (Blind Spot Monitor)*
• Toyota Parking Assist-sensor*
• Parking Support Brake-functie*
• Simple Intelligent Parking
Assist-systeem*
• Toyota Parking Assist Monitor*
• Navigatiesysteem*
• Panoramic View Monitor*
Bovendien kan het onderstaande
systeem niet volledig worden gebruikt,
maar worden mogelijk ook de
onderdelen van de aandrijflijn negatief
beïnvloed:
• E-Four (elektrische
vierwielaandrijving)
*
*
: Indien aanwezig
Snelheidsbeperking bij gebruik van
het compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een
compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet
ontworpen voor gebruik bij hoge
snelheden. Het niet opvolgen van deze
WAARSCHUWING!(Vervolg)
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het
gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te
voorkomen dat een van deze
voorwerpen bij een aanrijding of bij
hard remmen letsel veroorzaakt.
OPMERKING
Rijd voorzichtig over oneffenheden in
het wegdek heen als het compacte
reservewiel onder de auto gemonteerd
is. (indien aanwezig)
De auto ligt lager op de weg als het
compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de
standaardbanden. Wees voorzichtig bij
het rijden over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het
compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Monteer geen sneeuwketting op het
compacte reservewiel. De
sneeuwketting kan de carrosserie
beschadigen en het rijgedrag in
negatieve zin beïnvloeden.
Bij het vervangen van banden (auto's
met bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
Neem voor het verwijderen en plaatsen
van wielen, banden of
bandenspanningssensoren en -zenders
contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige, omdat de
bandenspanningssensoren en -zenders
beschadigd kunnen raken als er niet
voorzichtig mee wordt omgegaan.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
406
BSM (Blind Spot Monitor)*
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
ling123
Helderheid indicator in bui-
tenspiegelHelder Gedimd – – O
*: Indien aanwezig
Toyota Parking Assist-sensor
*
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
ling123
Detectieafstand van de bin-
nenste sensoren voorVer weg Dichtbij – – O
Detectieafstand van de bin-
nenste sensoren achterVer weg Dichtbij – – O
Zoemervolume 3 1 - 5 – – O
*: Indien aanwezig
S-IPA (Simple Intelligent Parking Assist-systeem)
*
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
ling123
Detectiegebied voor obsta-
kelsStandaardDichtbij
––O Enigszins ver weg
Ver weg
Achteruit inparkeren StandaardSmal
––O Enigszins breed
Breed
Fileparkeren StandaardSmal
––O Enigszins breed
Breed
*: Indien aanwezig
Automatische airconditioning
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
ling123
Schakelen tussen buiten-
luchtmodus en de aan de be-
diening van de toets AUTO
van de airconditioning ge-
koppelde recirculatiemodusAan Uit – O O
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
431
8
SPECIFICATIES
8.3 Initialisatie
8.3.1 Te initialiseren onderdelen
Na bijvoorbeeld het loskoppelen en weer aansluiten van de 12V-accu of onderhoud
aan de auto, moeten de volgende items worden geïnitialiseerd, zodat het systeem
weer op de juiste manier werkt:
Onderwerp Wanneer initialiseren Zie
Elektrisch bedienbare ruiten Wanneer de werking abnormaal is Blz. 136
Schuifdak (indien aanwezig) Wanneer de werking abnormaal is Blz. 139
Parking Support Brake-
functie (indien aanwezig)Na het aansluiten of vervangen van de 12V-
accuBlz. 254
S-IPA (Simple Intelligent Par-
king Assist-systeem) (indien
aanwezig)Na het aansluiten of vervangen van de 12V-
accuBlz. 261
Panoramic View Monitor (in-
dien aanwezig)Na het aansluiten of vervangen van de 12V-
accuRaadpleeg de
handleiding
voor het
navigatie- en
multimedia-
systeem.
Bandenspanningswaarschu-
wingssysteem (indien aanwe-
zig)■Bij het wisselen van de banden bij auto's
waarbij de bandenspanning van de voor-
en de achterbanden anders is.
■Als de bandenspanning wordt gewijzigd
omdat de rijsnelheid of de belading
verandert.Blz. 339
8.3 Initialisatie
433
8
SPECIFICATIES
Antidiefstalsysteem
Alarm*..................60
Deactiveren of uitschakelen
van het alarm..............61
Het alarm................60
Inbraaksensor (indien aanwezig) . .62
Inschakelen van de
supervergrendeling..........60
Inschakelen van het alarmsysteem .60
Startblokkering.............59
Supervergrendeling*.........60
Uitschakelen van de
supervergrendeling..........60
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
Achterruitenwisser en -sproeier . .176
AHB (Automatic High Beam)* . . .170
Bedienen van de
ruitenwisserhendel......173 , 176
Bedieningsinstructies.....167 , 172
Extended Headlight Lighting-
systeem................168
Handmatig in- en uitschakelen
van het grootlicht..........170
Inschakelen van het Automatic
High Beam-systeem.........170
Inschakelen van het grootlicht . . .168
Lichtschakelaar............167
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .173
Schakelaar mistlampen.......172
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........364
Als de auto onder water staat of
het water op de weg stijgt......365
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .364
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Automatische airconditioning . . .296
Bedieningsinstructies........302
Bedieningspaneel airconditioning.296
Gebruik van de automatische
modus.................297
Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)..........297
Overige functies...........298
Stoelverwarming*..........302Uitstroomopeningen........299
Gebruik van de interieurverlichting
Interieurverlichting achter.....304
Interieurverlichting voor......303
Leeslampjes voor...........304
Overzicht interieurverlichting . . .303
Gebruik van de ondersteunende
systemen
Als het TRC/VSC/ABS-systeem
in werking is..............287
Annuleren of stoppen van de
ondersteuningsmodus........264
Begeleidingsscherm.........263
BSM (Blind Spot Monitor)*.....226
Cruise control*............220
De Blind Spot Monitor-functie . . .239
De detectiegebieden van de Blind
Spot Monitor-functie........239
De detectiegebieden van de Rear
Crossing Traffic Alert-functie. . . .243
De Rear Crossing Traffic
Alert-functie.............242
Detectiebereik van de sensoren . .248
Display.................246
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist (auto's met RSA
[Road Sign Assist])..........217
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*......210
Fileparkeren (modus automatisch
fileparkeren)..............265
Functies die zijn opgenomen in het
LTA-systeem..............200
GPF-systeem (benzineroetfilter)* .285
Hervatten van het rijden met de
volgregeling als de auto is stilgezet
door het systeem
(afstandsregelmodus)........215
Inschakelen/uitschakelen Dynamic
Radar Cruise Control met Road Sign
Assist (auto's met RSA
[Road Sign Assist])..........217
Inschakelen van het LTA-systeem .201
Instellen van de rijsnelheid . .221 , 224
Instellen van de rijsnelheid
(afstandsregelmodus)........214
Instellingen tussenafstand
(afstandsregelmodus)........215
LTA (Lane Tracing Assist)*.....196
Trefwoordenlijst
502
Meldingen multi-
informatiedisplay...........278
Naast andere auto's parkeren
(modus automatisch achteruit
inparkeren)..............273
Naderingswaarschuwing
(afstandsregelmodus)........216
Ondersteunde soorten
verkeersborden............207
Ondersteunende systemen.....286
Ondersteunend systeem......178
Overzicht van de Blind Spot
Monitor.................226
Overzicht van de functie......206
Overzicht van functies .196 , 210, 220
Parking Support Brake-functie* . .254
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)* .189
Rijden in de afstandsregelmodus .213
Rijmodi.................223
Rijmodusselectieschakelaar. . . .223
RSA (Road Sign Assist)*.......206
Selecteren van de constante-
snelheidsregelmodus........216
Sensoren................179
Signaleerbare objecten.......189
Simple Intelligent Parking
Assist-systeem............261
S-IPA (Simple Intelligent Parking
Assist-systeem)*...........261
Snelheidsbegrenzer*........224
Soorten sensoren.......246 , 255
Systeemfuncties...........189
Systeemonderdelen.........210
Tabel met ondersteuningsmodi en
functies van het Simple Intelligent
Parking Assist-systeem.......262
Toyota Parking Assist-sensor* . . .246
Toyota Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen...........246
Toyota Safety Sense*........178
Uitschakelen en hervatten van de
constante-snelheidsregeling. . . .221
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsbegrenzer.........225
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsregeling...........216
Uitschakelen van het TRC-
systeem................287
Voorbeelden van de werking
van het systeem...........254Voorzorgsmaatregelen tijdens het
gebruik.................282
Waarschuwingsfunctie.......209
Weergave en zoemer voor
begrenzingsregeling hybridesysteem
en remregeling............258
Weergave op het hoofdscherm of het
multi-informatiedisplay.......206
Weergave op het
instrumentenpaneel.........202
WeergaveRCTA-icoon........242
Weergave sensorsignalering,
afstand tot obstakel.........247
Wegrijden van een parkeerplaats na
het fileparkeren (modus parkeerplaats
fileparkeren verlaten)........270
Werking................256
Werkingsvoorwaarden.......257
Wijzigen van de ingestelde
snelheid..........214 , 221, 224
Wijzigen van de
ondersteuningsmodus........263
Wijzigen van de tussenafstand
(afstandsregelmodus)........215
Wijzigen van instellingen van de Blind
Spot Monitor-functie en de Rear
Crossing Traffic Alert-functie. . . .227
Wijzigen van instellingen van de
Parking Support Brake-functie. . .255
Wijzigen van instellingen van het
Pre-Crash Safety-systeem.....191
Zoemer.................248
Gebruik van de opbergmogelijkheden
Afdekplaat...............308
Bagageafdekking...........310
Bagagehaken.............308
Bekerhouders.............306
Consolevak..............306
Dashboardkastje...........306
Extra opbergvakken.........307
Fleshouders/portiervakken.....306
Opbergvak verbandtrommel
(indien aanwezig)...........309
Opbergvak voor gevarendriehoek .309
Opbergzakken rugleuning.....308
Overzicht van
opbergmogelijkheden........305
Tashaken................309
Voorzieningen in de
bagageruimte.............308
Trefwoordenlijst
503