Weergave en zoemer voor begrenzingsregeling hybridesysteem en remregeling
Wanneer de begrenzingsregeling hybridesysteem of de remregeling in werking is, klinkt
de zoemer en wordt een melding weergegeven op het multi-informatiedisplay om de
bestuurder te waarschuwen.
Afhankelijk van de situatie werkt de begrenzingsregeling om hetzij de acceleratie te
begrenzen hetzij het vermogen zo veel mogelijk te beperken.
Regeling Situatie Multi-informatiedisplayControle-
lampje
PKSB OFFZoe-
mer
De begrenzingsregeling
hybridesysteem is in
werking (regeling be-
grenzing acceleratie)Acceleratie is
vanaf een be-
paalde snelheid
niet mogelijk.
Brandt niet
Kort
piep-
signaal De begrenzingsregeling
hybridesysteem is in
werking (regeling om
het vermogen zo veel
mogelijk te beperken)Er moet harder
dan normaal
worden geremd
Brandt niet
De remregeling is in
werkingEen noodstop is
noodzakelijk
De auto is tot stilstand
gebracht door de wer-
king van het systeemDe auto is tot
stilstand ge-
bracht na wer-
king door de
remregeling
Brandt
Signaleringsgebied sensoren
Het detectiebereik van de Parking
Support Brake-functie verschilt van dat
van de Toyota Parking Assist-sensor.
(→Blz. 248)
Daardoor wordt de Parking Support
Brake-functie mogelijk niet geactiveerd,
ook al signaleert de Toyota Parking
Assist-sensor een obstakel en wordt er
een waarschuwing gegeven.
Werking systeem
Wanneer de auto tot stilstand wordt
gebracht door de werking van het
systeem, wordt de Parking Support
Brake-functie uitgeschakeld en brandt
het controlelampje PKSB OFF.
Systeemherstel
Wanneer de Parking Support Brake-functie
wordt uitgeschakeld door de werking van
het systeem en u de werking ervan wilthervatten, schakel dan de Parking Support
Brake-functie weer in (→
255) of zet het
contact UIT en weer AAN. Wanneer de
auto rijdt terwijl een obstakel zich niet
langer in de rijrichting van de auto
bevindt of wanneer de rijrichting van de
auto wijzigt (bijvoorbeeld wanneer u
eerst vooruit reedt en vervolgens
achteruit en vice versa), wordt de werking
van het systeem automatisch hervat.
Obstakels die niet door de sensoren
worden waargenomen
De volgende obstakels worden mogelijk
niet door de sensoren gesignaleerd.
• Objecten zoals mensen, doeken en
sneeuw die geluidsgolven slecht
reflecteren. (Met name mensen die
bepaalde soorten kleding dragen
worden mogelijk niet gesignaleerd.)
• Objecten die niet loodrecht op de
grond staan, objecten die niet in een
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
258
OPMERKING(Vervolg)
Onnodige werking voorkomen
Schakel in de volgende gevallen de
Parking Support Brake-functie uit. Het
systeem werkt mogelijk, zelfs als er geen
kans op een aanrijding is.
• Er wordt een rollenbank o.i.d. gebruikt
voor een controle, enz.
• De auto wordt op een schip,
vrachtwagen of ander
transportmiddel geladen
• De wielophanging is verlaagd of de
banden hebben een ander formaat
dan de oorspronkelijk gemonteerde
banden
• De hoogte van de auto is drastisch
veranderd als gevolg van belading (de
voorzijde wijst omhoog of omlaag)
• Er is een sleepoog gemonteerd
• Wassen in een autowasstraat
Opmerkingen bij het wassen van de
auto
→Blz. 253
4.5.12 S-IPA (Simple Intelligent
Parking Assist-systeem)*
*: Indien aanwezig
Simple Intelligent Parking
Assist-systeem
Overzicht van functies
Het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem bedient automatisch het
stuurwiel voor ondersteuning bij het
achteruitrijden in een gebied naast een
beoogde parkeerplaats en bij het wegrijden
van een parkeerplaats na het fileparkeren.
(Het wijzigen van de stand van de
selectiehendel en het aanpassen van de
snelheid bij het voor- of achteruitrijden
worden niet automatisch uitgevoerd.)
• Het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem parkeert de auto niet
automatisch. Het is een systeem datondersteuning biedt bij het wegrijden
uit de parkeerplaats na het haaks
inparkeren of fileparkeren.
•
Het Simple Intelligent Parking Assist-
systeem biedt ondersteuning bij de
bediening van het stuurwiel om de auto
in de richting van de gewenste parkeer-
plaats te begeleiden. De gewenste
parkeerplaats kan mogelijk niet altijd
worden bereikt, afhankelijk van de weg-
en voertuigomstandigheden op het
moment dat u wilt parkeren en de
afstand tot de gewenste parkeerplaats.
Koppelen aan de Parking Support
Brake-functie
Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is en het
systeem een obstakel signaleert dat een
aanrijding kan veroorzaken, wordt er een
noodstop uitgevoerd, ongeacht of de
Parking Support Brake-functie is in- of
uitgeschakeld. (→262)
WAARSCHUWING!
• Controleer bij het achteruit- of
vooruitrijden of het gebied achter,
voor en rondom de auto veilig is en
rijd langzaam achteruit of vooruit
terwijl u de rijsnelheid regelt met het
rempedaal.
• Als de kans bestaat dat de auto een
voetganger, een andere auto of een
ander obstakel zal raken, breng de
auto dan tot stilstand door het
rempedaal in te trappen en druk op
de S-IPA-schakelaar (→263) om het
systeem uit te schakelen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
261
4
Rijden
Tabel met ondersteuningsmodi en functies van het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem
Ondersteu-
ningsmodusWijze van
parkerenOverzicht van functiesZie blad-
zijde
Modus automa-
tisch fileparke-
renFileparkerenBegeleiding wordt geboden om de beoogde
parkeerplaats te signaleren en een positie te
bereiken van waaruit achteruit kan worden
gereden. Ondersteuning wordt geboden
vanaf het punt waar de auto achteruit begint
te rijden tot het moment dat hij de beoogde
parkeerplaats bereikt.Blz. 265
Modus parkeer-
plaats fileparke-
ren verlatenParkeerplaats
fileparkeren
verlatenDe ondersteuning begint na het fileparkeren
van de auto. Ondersteuning wordt geboden
om de auto vanuit de parkeerplaats te bege-
leiden naar een positie van waaruit hij kan
wegrijden.Blz. 270
Modus automa-
tisch achteruit
inparkeren (met
functie voor be-
geleiding bij
vooruit rijden)Achteruit in-
parkerenDe ondersteuning begint nadat de auto voor
de beoogde parkeerplaats tot stilstand is ge-
bracht en helpt bij het achteruit de parkeer-
plaats inrijden, inclusief begeleiding om een
positie te bereiken van waaruit achteruit kan
worden gereden.Blz. 273
Parking Support Brake-functie terwijl
het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is
Als het Simple Intelligent Parking Assist-
systeem in werking is en het systeem een
obstakel signaleert dat een aanrijding kan
veroorzaken, treden de begrenzing-
sregeling van het hybridesysteem en de
remregeling van de Parking Support
Brake-functie in werking, ongeacht of de
Parking Support Brake-functie is in- of
uitgeschakeld. (→
Blz. 255)
• Nadat de Parking Support
Brake-functie in werking is getreden,
wordt de werking van het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem
tijdelijk gestopt en wordt de werking
van de Parking Support Brake-functie
op het multi-informatiedisplay
weergegeven. (→Blz. 258)
• Wanneer de werking van het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem
3 keer is gestopt als gevolg van de
werking van de Simple Intelligent
Parking Assist-systeem, wordt het
Simple Intelligent Parking
Assist-systeem uitgeschakeld.• Zodra het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem beschikbaar is nadat
de Parking Support Brake-functie in
werking is getreden, wordt er een
melding op het multi-
informatiedisplay weergegeven die u
laat weten dat u moet schakelen. De
werking van het Simple Intelligent
Parking Assist-systeem kan worden
hervat door te schakelen
overeenkomstig de aanwijzing op het
multi-informatiedisplay en door de
S-IPA-schakelaar (→blz. 263)
nogmaals in te drukken.
Schakelen terwijl het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem in
werking is
Als het systeem vaststelt dat de
bestuurder van plan is om vooruit of
achteruit te rijden, blijft de
ondersteuning werken, ook al heeft de
bestuurder geschakeld voordat dit door
het systeem werd aangegeven. Doordat
de bediening door de bestuurder
verschilt van de door het systeem
geboden ondersteuning, neemt het
aantal keermanoeuvres mogelijk toe.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
262
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. het detectiebereik
voor obstakels) kunnen worden
gewijzigd. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 427)
Wijzigen van de ondersteuningsmodus
Wijzigen met de S-IPA-schakelaar
Druk op de schakelaar
Hiermee kunt u schakelen tussen de
functies en de ondersteuningsmodi uit-
of inschakelen.
Telkens wanneer de S-IPA-schakelaar
wordt ingedrukt terwijl het contact AAN
staat en de rijsnelheid ongeveer 30 km/h
of lager is, wijzigt de functie als volgt.
De geselecteerde functie wordt
weergegeven op het bedieningsdisplay
op het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 263)
Wanneer de S-IPA-schakelaar wordt
ingedrukt terwijl een andere schakelstand
dan P is geselecteerdWanneer de S-IPA-schakelaar wordt
ingedrukt terwijl schakelstand P is
geselecteerd
*: De modus automatisch achteruit
inparkeren kan worden ingeschakeld
wanneer aan de desbetreffende
werkingsvoorwaarden wordt voldaan
(→blz. 276). Wanneer er niet aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt hij uitgeschakeld.
Begeleidingsscherm
Het begeleidingsscherm wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
1Indicator mate van assistentie
Geeft een statusbalk weer waarop
wordt aangegeven hoe ver de auto is
verwijderd van zijn stoppositie/wat
de positie is waarbij de
ondersteuningsregeling eindigt.
2Stopweergave
Trap wanneer dit brandt het
rempedaal in en breng de auto direct
tot stilstand.Off
Exit parallel parking
assist mode
Off
Exit parallel parking
assist mode
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
263
4
Rijden
3Weergave bediening
Geeft de bedrijfsconditie van het
Simple Intelligent Parking
Assist-systeem weer.
4Adviesweergave
Volg de op het display getoonde
aanwijzingen op en voer de
aangegeven handelingen uit. In de
afbeelding wordt als voorbeeld een
display getoond waarop staat
aangegeven dat het rempedaal moet
worden ingetrapt om de rijsnelheid te
regelen en dat u moet controleren of
de omgeving veilig is.
5Icoon S-IPA-schakelaar
Wordt weergegeven wanneer de
ondersteuningsmodus kan worden
gewijzigd en het systeem kan worden
uit- of ingeschakeld met de
S-IPA-schakelaar.
6Weergave automatische bediening
van het stuurwiel
Geeft weer wanneer het stuurwiel
automatisch wordt bediend.
7Weergave Toyota Parking
Assist-sensor/weergave portierpositie
(open/dicht)
→Blz. 246
Controlelampje S-IPA in het
instrumentenpaneel (→blz. 76)
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het stuurwiel automatisch wordt bediend
door het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem. Nadat de regeling wordt
beëindigd, knippert het controlelampje
korte tijd en dooft het vervolgens.
Pop-updisplay Toyota Parking
Assist-sensor
Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is en de Toyota
Parking Assist-sensor een obstakel
signaleert, verschijnt automatisch een
pop-updisplay van de Toyota Parking
Assist-sensor op het begeleidingsscherm
(→blz. 246), ongeacht of de Toyota
Parking Assist-sensor is in- of
uitgeschakeld. (→Blz. 246)Annuleren of stoppen van de
ondersteuningsmodus
De ondersteuningsmodus wordt in de
volgende gevallen geannuleerd of
gestopt.
De ondersteuningsregeling wordt
geannuleerd wanneer
• De functie voor het behoud van de
temperatuur van het systeem in
werking is
• Er een systeemstoring is
• Het systeem heeft bepaald dat de
omgeving van de parkeerplaats niet
geschikt is voor verdere
ondersteuning
Pak wanneer de ondersteuningsregeling
wordt geannuleerd het stuurwiel stevig
vast, trap het rempedaal in en breng de
auto tot stilstand.
Begin nogmaals vanaf het begin,
aangezien het systeem al geannuleerd
is. Wanneer u verdergaat met handmatig
parkeren, bedien dan het stuurwiel zoals
u dat normaal ook zou doen.
De ondersteuningsregeling wordt
gestopt wanneer
• Het stuurwiel wordt bediend
• De rijsnelheid wordt tijdens de
ondersteuningsregeling hoger dan
7 km/h
• De Parking Support Brake-functie is in
werking
Wanneer de ondersteuningsregeling
wordt gestopt, kan deze weer worden
hervat door de aanwijzingen op het
scherm te volgen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
264
Als de rijsnelheid hoger dreigt te
worden dan de snelheidslimiet tijdens
de ondersteuningsregeling
Er klinkt een zoemer en er verschijnt een
melding dat de mogelijkheid bestaat dat
de rijsnelheid de snelheidslimiet zal
overschrijden.
Trap, wanneer de melding wordt
weergegeven, het rempedaal direct in
om te decelereren. Als de auto blijft
accelereren, wordt de
ondersteuningsregeling onderbroken
wanneer de rijsnelheid een bepaalde
snelheid overschrijdt. (→Blz. 281)
Fileparkeren (modus automatisch
fileparkeren)
Overzicht van functies
Wanneer er een parkeerplaats kan
worden gesignaleerd, wordt u naar voren
begeleid tot u de startpositie voor de
ondersteuningsregeling hebt bereikt.
Vervolgens kan de modus automatisch
fileparkeren worden gebruikt. Bovendien
wordt er afhankelijk van de parkeerplaats
en andere omstandigheden en indien
nodig ondersteuning verleend bij het
maken van meerdere keermanoeuvres.
1Blijf naar voren rijden en houd daarbij
de auto parallel aan de stoeprand of de
weg. Stop op het punt waarbij het midden
van de beoogde parkeerplaats vrijwel
haaks op de auto staat. Druk vervolgens
1 keer op de S-IPA-schakelaar om de
Parallel Parking Assist-modus te
selecteren.
2Rijd recht vooruit en blijf daarbij
parallel aan de weg of stoeprand, zodat de
parkeerplaats wordt gesignaleerd.
3Er is een geluid te horen en er wordt
een display weergegeven om u te laten
weten wanneer de auto een positie bereikt
vanaf waar ondersteuningsregeling kan
worden gebruikt om achteruit te rijden.
Wanneer vervolgens de schakelstand
wordt gewijzigd overeenkomstig de
aanwijzingen van het systeem, begint de
automatische bediening van het stuurwiel.
Als de gesignaleerde parkeerplaats of
de weg (afstand tot de rand van de
weg tegenover de parkeerplaats)
smal is of als er zich obstakels voor de
auto bevinden, wordt er geen
begeleiding gegeven.
4Het parkeren is voltooid
Hiermee is de ondersteuningsmodus
voltooid. Afhankelijk van de conditie
van de parkeerplaats worden de
begeleiding voor de beginpunten
voor naar voren rijden en
achteruitrijden en de automatische
bediening van het stuurwiel telkens
wanneer meerdere keermanoeuvres
nodig zijn, herhaald. Hierbij wordt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
265
4
Rijden
• Wanneer een parkeerplaats is
gesignaleerd, wijzigt het scherm.
3. Breng de auto tot stilstand wanneer
een piepsignaal te horen is en de
stopweergave (→blz. 263) op het
display wordt weergegeven.
4. Als schakelstand R wordt
geselecteerd, klinkt er een hoog
piepsignaal en start de
ondersteuningsregeling.
• Wanneer de automatische bediening
van het stuurwiel begint, worden de
weergave van de automatische
bediening van het stuurwiel
(→blz. 264) en de indicator die de
mate van assistentie aangeeft
(→blz. 263) op de displayzone
weergegeven.
• Druk op de S-IPA-schakelaar om de
ondersteuningsregeling te stoppen.
5. Neem een normale zithouding voor
achteruitrijden aan, laat uw handen
lichtjes en zonder kracht te gebruiken
op het stuurwiel rusten, controleer of
het gebied achter en rondom de auto
veilig is, controleer of er zich geen
obstakels bevinden op de
parkeerplaats en rijd langzaam
achteruit terwijl u de rijsnelheid regelt
met het rempedaal.• Wanneer u te snel achteruitrijdt,
klinkt er een schril piepsignaal en
stopt de ondersteuningsregeling.
(→Blz. 265)
• Wanneer de auto niet netjes in één
keer de beoogde parkeerplaats kan
worden ingereden en er meerdere
keermanoeuvres nodig zijn, ga dan
naar stap
6. Wanneer er niet
meerdere keermanoeuvres nodig
zijn, ga dan naar stap
12.
6. Breng de auto tot stilstand wanneer
een piepsignaal te horen is en de
stopweergave (→blz. 263) op het
display wordt weergegeven.
7. Selecteer schakelstand D.
8. Neem een normale zithouding aan,
laat uw handen lichtjes en zonder
kracht te gebruiken op het stuurwiel
rusten, controleer of het gebied voor
en rondom de auto veilig is en rijd
langzaam vooruit terwijl u de
rijsnelheid regelt met het rempedaal.
9. Breng de auto tot stilstand wanneer
een piepsignaal te horen is en de
stopweergave (→blz. 263) op het
display wordt weergegeven.
10. Selecteer schakelstand R.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
267
4
Rijden
11. Neem een normale zithouding voor
achteruitrijden aan, laat uw handen
lichtjes en zonder kracht te gebruiken
op het stuurwiel rusten, controleer of
het gebied achter en rondom de auto
veilig is en rijd langzaam achteruit
terwijl u de rijsnelheid regelt met het
rempedaal.
Afhankelijk van de situatie van de
parkeerplaats moeten er mogelijk
stappen worden herhaald.
12. Wanneer de auto zich bijna geheel
binnen de beoogde parkeerplaats
bevindt, klinkt er een hoog
piepsignaal en wordt de
stopweergave op het display
weergegeven. Breng de auto tot
stilstand. Hiermee is de modus
automatisch fileparkeren voltooid.
• Na het stoppen kunt u naar wens de
auto nog manoeuvreren om de
gewenste parkeerplaats te bereiken.
• Houd bij het achteruitrijden de
omgeving voor en achter de auto in
de gaten. Controleer de omgeving
ook via de (buiten)spiegels.
Werkingsvoorwaarden modus
automatisch fileparkeren
• Rijd langzaam (met een snelheid
waarbij de auto snel tot stilstand kan
worden gebracht) om de modus
automatisch fileparkeren goed te
laten werken. Houd de auto parallel
aan de weg (of stoeprand) terwijl u
een afstand van ongeveer 1 m tot de
geparkeerde auto's aanhoudt.
• De functie kan niet worden gebruikt
wanneer de rijsnelheid ongeveer
30 km/h of hoger is.
• De zijsensoren voor en zijsensoren
achter worden gebruikt om
geparkeerde auto's te signaleren en
de parkeerplaats te bepalen. Daarom
wordt er geen begeleiding gegeven
wanneer signalering niet mogelijk is.
• Als er geen geparkeerde auto's zijn,
kan de parkeerplaats niet wordenbepaald. Daardoor kan de Parallel
Parking Assist-modus niet worden
bediend.
• Wanneer de omgeving van de
parkeerplaats niet kan worden
gesignaleerd, werkt de Parallel
Parking Assist-modus mogelijk niet.
• De begeleiding blijft werken totdat de
rijsnelheid ongeveer 30 km/h of
hoger wordt of totdat de functie
wordt uitgeschakeld met de
S-IPA-schakelaar.
Timing voor het indrukken van de
S-IPA-schakelaar
In de volgende gevallen werkt de
ondersteuningsmodus mogelijk ook
tijdens de stappen die worden gevolgd
bij het parkeren met behulp van de
modus automatisch fileparkeren. Voer in
deze gevallen echter de
parkeerprocedures uit overeenkomstig
de informatie op het
multi-informatiedisplay.
• In stap
1wordt de S-IPA-schakelaar
ingedrukt nadat de beoogde
parkeerplaats al is gepasseerd.
Als de auto niet is gestopt in stap
1,
kunt u door de S-IPA-schakelaar
1 keer in te drukken terwijl de auto
rijdt, “Parallel Parking” (fileparkeren)
selecteren en direct verdergaan naar
stap
2.
• De auto wordt naar de positie in stap
3gereden zonder dat de
S-IPA-schakelaar wordt ingedrukt.
Vervolgens wordt na het selecteren
van schakelstand R de S-IPA-
schakelaar ingedrukt.
OPMERKING
• Als er kuilen of hellingen in de weg
zitten, kan de beoogde parkeerplaats
niet goed worden ingesteld. Daardoor
wordt de auto mogelijk schuin of
deels buiten de parkeerplaats
geparkeerd. Gebruik in deze gevallen
de Parallel Parking Assist-modus niet.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
268