Bij het losnemen en aansluiten van de
accukabels
De instellingen van de klok worden
gereset.
Kalenderinstellingen
Als kalenderinformatie wordt gewist door
het vervangen van de 12V-accu, het
ontladen van de accu, enz. wanneer het
contact na onderhoud AAN wordt gezet,
wordt het controlescherm voor de
kalenderinstellingen automatisch
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
•Als er geen informatie met betrekking
tot de datum is ingesteld, kan het
overzicht van het brandstofverbruik
niet juist worden opgeslagen. Stel de
kalender altijd in als het controlescherm
voor de kalenderinstellingen wordt
weergegeven. (→
Blz. 100)
•
Zolang de kalender niet is ingesteld,
wordt het controlescherm voor de
kalenderinstellingen telkens als het
contact AAN wordt gezet, weergegeven.
• Nadat de kalenderinformatie is
ingesteld, kan deze worden gewijzigd
in de “Meter Customize”-instellingen
(persoonlijke voorkeursinstellingen
instrumentenpaneel). (→Blz. 102)
LCD-scherm
Op het scherm kunnen kleine vlekjes of
lichte puntjes verschijnen. Dit
verschijnsel is kenmerkend voor
LCD-schermen en u kunt het scherm
zonder problemen blijven gebruiken.Pop-up display (pop-updisplay)
Bij sommige functies, zoals de
rijmodusselectieschakelaar of de
airconditioning, is de weergave van
pop-updisplays op het multi-
informatiedisplay gekoppeld aan de
bediening. Als de pop-updisplays van
deze functies niet gewenst zijn, kunnen
ze worden uitgeschakeld in de “Meter
Customize”-instellingen (persoonlijke
voorkeursinstellingen
instrumentenpaneel). (→Blz. 102)
WAARSCHUWING!
Voorkomen van ongevallen
Plaats niets vóór en bevestig geen
stickers op het instrumentenpaneel.
Hierdoor kan het zicht worden
belemmerd of iets in het display
reflecteren, waardoor een ongeval zou
kunnen ontstaan.
Waarschuwingen voor het gebruik
tijdens het rijden
Probeer uit veiligheidsoverwegingen
tijdens het rijden de bedieningstoets
van het instrumentenpaneel zo min
mogelijk te bedienen en blijf tijdens het
rijden niet continu naar het
multi-informatiedisplay kijken. Breng
de auto tot stilstand en bedien de
bedieningstoets van het
instrumentenpaneel. Als u dat niet
doet, kunt u een stuurfout maken,
waardoor een ongeval kan ontstaan.
2.1 Instrumentenpaneel
71
2
Instrumentenpaneel
OPMERKING
Informatiedisplay bij lage
temperaturen
Laat het interieur van de auto op
temperatuur komen alvorens het
informatiedisplay te gebruiken.
OPMERKING(Vervolg)
Bij extreem lage temperaturen kan het
informatiedisplay trager reageren en
worden wijzigingen mogelijk met enige
vertraging weergegeven.
2.1.2 Waarschuwingslampjes en controlelampjes
De waarschuwingslampjes en controlelampjes informeren de bestuurder over de
status van de diverse systemen in de auto. Om de functie van alle lampjes uit te
leggen, zijn in de volgende afbeelding alle controle- en waarschuwingslampjes
brandend afgebeeld.
W
aarschuwingslampjes
Waarschuwingslampjes informeren de bestuurder over storingen in de systemen van de
auto.
Waarschuwingslampjes Bladzijde
*1Waarschuwingslampje remsysteem (rood)Blz. 370
*1Waarschuwingslampje remsysteem (geel)Blz. 370
2.1 Instrumentenpaneel
72
Controlelampjes Bladzijde
Controlelampje Automatic High Beam-systeem
(indien aanwezig)Blz. 170
Controlelampje BSM (indien aanwezig) Blz. 226
Controlelampje Toyota Parking Assist-sensor
(indien aanwezig)Blz. 246
*1, 3Controlelampje PKSB OFF (indien aanwezig) Blz. 255
*1Controlelampje S-IPA (indien aanwezig) Blz. 264
*1Controlelampje PASSENGER AIR BAG Blz. 35
*1: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te geven dat er
een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het hybridesysteem is
ingeschakeld of na enkele seconden. Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of uitgaat. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*2: Het lampje knippert om aan te geven dat het systeem in werking is.
*3: Het lampje gaat branden wanneer het systeem wordt uitgeschakeld.
*4: Afhankelijk van de bedrijfsconditie wijzigen de kleur en de manier waarop het
controlelampje brandt/knippert.
Op het scherm weergegeven controlelampjes en symbolen
Hoofddisplay en multi-informatiedisplay
Controlelampjes Bladzijde
Controlelampje EV MODEBlz. 161
*Controlelampje ECO MODEBlz. 223
2.1 Instrumentenpaneel
76
ControlelampjesBladzijde
*Controlelampje PWR MODEBlz. 223
EV-controlelampjeBlz. 88
Controlelampje snelheidsbegrenzer (indien
aanwezig) Blz. 224
*: Het weergegeven controlelampje verandert overeenkomstig de huidige rijmodus.
Multi-informatiedisplay (weergave symbool
*)
Weergave symbool Bladzijde
Smart entry-systeem met startknopBlz. 157
Onjuiste bediening pedaalBlz. 374
LTA (Lane Tracing Assist) (indien aanwezig)
Blz. 205
*: Deze symbolen worden weergegeven in combinatie met een melding. De hier
weergegeven symbolen zijn slechts voorbeelden, en er kunnen andere symbolen worden
weergegeven overeenkomstig de inhoud van het multi-informatiedisplay.
BSM-indicatoren (Blind Spot Monitor) in
de buitenspiegels (indien aanwezig)
(→blz. 226)
• Er worden ook indicatoren weergegeven in de buitenspiegels. • Om aan te geven dat het systeem
werkt, gaan de BSM-indicatoren in de
buitenspiegels in de volgende
situaties branden:– Wanneer het contact AAN staat, wordt de BSM-functie geactiveerd
via het scherm
van het
multi-informatiedisplay.
– Wanneer de BSM-functie is geactiveerd via het scherm
van
het multi-informatiedisplay, wordt
het contact AAN gezet.
Wanneer het systeem correct werkt,
gaan de BSM-indicatoren in de
buitenspiegels na enkele seconden uit.
2.1 Instrumentenpaneel
77
2
Instrumentenpaneel
2.1.3 Hoofdscherm
Op het hoofdscherm wordt basisinformatie weergegeven, zoals de rijsnelheid en de
resterende hoeveelheid brandstof. U kunt de weergegeven informatie aan de
persoonlijke voorkeur aanpassen.
Informatie op display (auto's zonder RSA [Road Sign Assist] en snelheidsbegrenzer)
1Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid weer
2Brandstofmeter
Geeft aan hoeveel brandstof er nog in
de tank aanwezig is
3Buitentemperatuur
Geeft de buitentemperatuur aan
binnen het bereik -40°C tot 50°C.
De temperatuurweergave knippert
gedurende ongeveer 10 seconden
wanneer de buitentemperatuur tot
ongeveer 3°C of lager daalt, en stopt
vervolgens met knipperen.
4Weergave kilometerstand
(kilometerteller/dagtellers/actieradius)
De geschatte actieradius op basis van
de kilometerstand en de resterende
hoeveelheid brandstof kunnen
worden weergegeven. (→Blz. 81)
5Weergave gemiddeld
brandstofverbruik
Het gemiddelde brandstofverbruik
dat is gekoppeld aan de weergave van
de kilometerstand kan worden
weergegeven. (→Blz. 81)
6Subscherm
Als voor het hoofdscherm het split
screen is geselecteerd, kan
informatie, zoals de
hybridesysteemindicator en het
actuele brandstofverbruik, worden
weergegeven. (→Blz. 82)
De eenheden die op het display worden aangegeven, kunnen per model/type verschillend
zijn.
2.1 Instrumentenpaneel
79
2
Instrumentenpaneel
Informatie op display (auto's met RSA [Road Sign Assist] en/of snelheidsbegrenzer)
1Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid weer
2Brandstofmeter
Geeft aan hoeveel brandstof er nog in
de tank aanwezig is
3Buitentemperatuur
Geeft de buitentemperatuur aan
binnen het bereik -40°C tot 50°C.
De temperatuurweergave knippert
gedurende ongeveer 10 seconden
wanneer de buitentemperatuur tot
ongeveer 3°C of lager daalt, en stopt
vervolgens met knipperen.
4Weergave kilometerstand
(kilometerteller/dagtellers/actieradius)
De geschatte actieradius op basis van
de kilometerstand en de resterende
hoeveelheid brandstof kunnen
worden weergegeven. (→Blz. 81)
5Weergave gemiddeld
brandstofverbruik
Het gemiddelde brandstofverbruik
dat is gekoppeld aan de weergave van
de kilometerstand kan worden
weergegeven. (→Blz. 81)
6Subscherm (als RSA [Road Sign Assist]
en snelheidsbegrenzer uit zijn)
Informatie, zoals de
hybridesysteemindicator en het
actuele brandstofverbruik, kan
worden weergegeven. (→Blz. 82)
7Subscherm (als RSA [Road Sign Assist]
en/of snelheidsbegrenzer aan zijn)
Geeft informatie met betrekking tot
de RSA (Road Sign Assist)*of de
snelheidsbegrenzer weer. (→Blz. 206,
blz. 224)
*: Wanneer RSA-informatie (Road Sign Assist) wordt weergegeven op het schermvan
het multi-informatiedisplay (→blz. 99), wordt geen RSA-informatie (Road Sign Assist)
weergegeven op het subscherm.
De eenheden die op het display worden aangegeven, kunnen per model/type verschillend
zijn.
2.1 Instrumentenpaneel
80
*1: Alsingedrukt wordt gehouden terwijl dit item wordt weergegeven, wordt de
informatie gereset.
*2: Telkens als het hybridesysteem wordt gestart, wordt dit item gereset.
Wijzigen van de weergavemodus
(auto's zonder RSA [Road Sign Assist]
en snelheidsbegrenzer)
Voor het hoofdscherm kan gekozen
worden tussen het enkelvoudige scherm
en het split screen.
Als het split screen wordt geselecteerd,
kunnen naast de inhoud van het
enkelvoudige scherm verschillende
soorten informatie op een subscherm
worden weergegeven.
1. Selecteer het scherm “Meter
Customize”-instellingen (persoonlijke
voorkeursinstellingen
instrumentenpaneel) (
)op
het schermvan het multi-
informatiedisplay en druk vervolgens
op
.(→Blz. 100)
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Simple/Split
Screen” (enkelvoudig scherm/split
screen) te selecteren.
3. Druk op
om het instelscherm weer
te geven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om een
weergavemodus te selecteren.
5. Druk op
.
De inhoud van het hoofdscherm
verandert in de geselecteerde
weergavemodus.Druk op
om terug te keren naar het
vorige scherm.
Wijzigen van de inhoud die wordt
weergegeven op het subscherm
Auto's zonder RSA (Road Sign Assist) en
snelheidsbegrenzer
Als split screen is geselecteerd voor het
hoofdscherm, kan de op het subscherm
weer te geven informatie worden
geselecteerd.
Auto's met RSA (Road Sign Assist) en/of
snelheidsbegrenzer
Als de RSA en de snelheidsbegrenzer zijn
uitgeschakeld, kan de op het subscherm
weer te geven informatie worden
geselecteerd.
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer het
subscherm.
Als het subscherm is geselecteerd,
wordt
weergegeven op het
subscherm.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het weer te
geven item te selecteren.
Een van de volgende 3 items kan
worden weergegeven.
2.1 Instrumentenpaneel
82
Informatie op display Detail
Hybridesysteemindicator
Er wordt een handige hybridesysteemindicator weergegeven.
Raadpleeg blz. 87 voor informatie over het lezen van de hybri-
desysteemindicator.
Actueel brandstofverbruik
Het actuele brandstofverbruik tijdens het rijden wordt weerge-
geven.
■Het merkteken
geeft de waarde aan die wordt
weergegeven op het scherm voor het gemiddelde
brandstofverbruik (→blz. 81). Door de weergave van het
gemiddelde brandstofverbruik te wijzigen, verandert ook de
positie van het merkteken
.
■Als het gemiddelde brandstofverbruik wordt gereset, wordt
het merkteken
gereset naar 0.
Status batterijpakket (tractiebatterij)
Dezelfde inhoud als de status van het batterijpakket (tractie-
batterij) op de energiemonitor wordt weergegeven. (→Blz. 86)
Weergave buitentemperatuur
• Onder de volgende omstandigheden
wordt mogelijk niet de juiste
buitentemperatuur weergegeven of
duurt het langer voordat de weergave
wordt gewijzigd.
– Wanneer de auto stilstaat of met
lage snelheid rijdt (lager dan
20 km/h)
– Wanneer de buitentemperatuur
plotseling verandert (bijvoorbeeld
bij het in- of uitrijden van een
garage of tunnel)
• Wanneer - of E wordt weergegeven,
zit er mogelijk een storing in het
systeem.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.Actieradius
• Deze afstand wordt berekend op basis
van het gemiddelde
brandstofverbruik. Hierdoor kan de
werkelijke afstand die nog kan worden
gereden, afwijken van de
weergegeven afstand.
• Als er een kleine hoeveelheid
brandstof wordt getankt, wordt de
weergave mogelijk niet bijgewerkt.
Zet bij het tanken het contact UIT. Als
brandstof wordt getankt terwijl het
contact niet UIT staat, wordt de
weergave mogelijk niet bijgewerkt.
2.1 Instrumentenpaneel
83
2
Instrumentenpaneel